Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het geschiedde nu als hij geëindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David, en Jonathan beminde hem als zijn ziel. 1 Samuel 18 vers 1.

David en Jonathan.

Ja, toen was het aangekomen. De vonk was overgesprongen. Het contact gelegd.

Toen David na de overwinning op Goliath door Abners hand tot den koning geleid was, en hem alles verteld had van zijn eigen leven en van zijns vaders huis.

Wat had Jonathan toen geluisterd, en wat was-zijn ziel opgevlamd in liefde voor dien jongen, krachtigen held. In dat leven lag verborgen godsvruoht, lin dat hart gebed tot den Allerhoogste, in zijn gangen vastheid des geloofs en zekerheid van Gods trouw.

Die moest zijn vriend worden. En Jonathan beminde hem als zijn ziel. De eerste handslag was geslagen, oorzaak van veel lief en leed, saam te deelen, jaren lang.

Als het goed aankomt, gaat het nooit af. Als God de derde in het verbond is, dan valt er een drievoudig snoer, dat niet verbroken wordt.

Als de Heere zielen verbindt, wie zal dan vermogen ze te scheiden ?

Met God is het verbond gemaakt, en goddelijke liefde verbindt de zielen, zoodat ze één lot en één leven kiezen.

Wonderlijk toch ! Een koningszoon en 'een herdersknaap, kunnen die wel vrienden zijn ?

Bij zooveel verschil in stand en rang, opvoeding en ontwikkeling ?

Het deert Jonathan niet. Hij voelt voor zijn nieuwen vriend alles. Hij heeft ook alles voor hem over.

Zijn mantel, dien hij aanhad, zijn kleederen, ja, tot zijn zwaard en tot zijn boog toe en tot zijn gordel toe, alles geeft hij aan David.

Bij innerlijke sympathie behoort uiterlijke gelijkheid in kleeding. Twee jonkers gaan samen het leven door, twee wapenbroeders strijden gelijken strijd, ook in geestelijken kamp tegen zonde en list, aanslag en geweld blijken zij solidair te zijn, één van lot en weg, één in ideaal em streven, één bovenal in het dienen van God, Israels God, der legerscharen God. 

Wonderlijk wel !

Maar toch te verstaan, want er is meer overeenstemming dan ge denkt. Karakterovereenkomst bindt hen tezamen ; teerhartig en fijnvoelend, en diep ziende in de vraagstukken van het leven ; en dan, bovenal, vreezende God samen en afzonderlijk, en overleggend de wegen Gods en de wille Gods, om zóó, naar Zijn Woord, het leven door te gaan.

Godvreezende jongelingen scheiden ziich af van de wereld. Zij hebben God gevonden en elkander. En Hij, die Zich liet vinden en ze heeft gezocht, baant den weg voor den voet en zal voor struikelen behoeden.

Zoo kon Davids daad Jonathan grijpen. zoo-werd Jonathan gegrepen door Davids woord in de paleiszaal zijns vaders ; zoo zouden woorden en daden van beiden elkaar sterken het leven door.

Na de overwinnimg behaald op Goliath en de Filistijnen, ging het eerst wel goed, David werd geduld bij Saul, was geëerd bij Sauls knechten en geliefd bij het volk. Maar lang duurde het niet. Dat hij zijn tienduizenden had verslagen, stak den hoogmoedigen vorst en Saul openbaart aan Jonathan en zijn knechten zijn voornemen om David te dooden.

Dat smart Jonathan aan zijn ziel ! Zijn vriend en zijns vaders weldoener, en de overwinnaar Israels, de grootste onder al de helden ! Hij spreekt goed van David, en Saul zweert : "Zoo waarachtig als de Heere leeft, hij zal niet gedood worden."'

Maar weer wisselt de stemming in het licht bewogen hart van den ontrusten vorst ; opnieuw ontsteekt de toorn. Saul vreest hem en haat hem, hij legt het toe op zijn leven, op alle manieren ; en David moet vluchten, ver van des konlngs huis.

Daar zitten ze weer saam, de vrienden, de trouwe wapenbroeders, en "David schreit zijn ziel uit tegenover Jonathan : „Wat is mijn misidaad en mijn zonde ? Wat heb ik gedaan ? "

Bitter zijn de tranen der smart en moedeloos is het hart van den geweldigen krijger uit het Eikendal ; hij heeft geen doorzicht meer en geen hoop : één schrede is er slechts tusschen hem en den dood !

En dan moet Jonathan hem troosten, als een moeder haar kind, als een vriend zijn vriend. En zij leggen de handen in elkander, en de harten klopgen warm, zooals vriendenharten in nood en smart saamvoelen, saam hopen, saam gelooven — David hoopt weer, en Jonathan zal zijn pleiten zijn ; zoo verlaten zij elkaar, afwachtend wat er gebeuren zal, hopend op den Heere, die hun Sterkte is ten dage der benauwdheid.

Liefde is vindingrijk. Jonathan heeft het wel goed bedacht, en 'goed overlegd, maar ach, hoe bitter was de teleurstelling toen het bleek op het feest van de nieuwe maan, dat het kwaad over zijn strijdmakker ten volle besloten was en de 'hittigheid des toorns ontbrand was.

Weer zitten ze samen bij den steen Haëzel.

De jongen met de pijlen is weggegaan. Alleen zijn ze, vér van des konings hof, ver van den toorn des vaders ; dicht bij hun God, zalig vereend in den Heere.

„En zij kusten elkaar en zij weenden met elkaar, totdat David het gansch veel maakte".

Roerend tooneel! "Vrienden in den nood, door liefde en leed verbonden !

Liefde lijdt. Beider smart, diepe smart is eenzelfde smart, nochtans gedeelde smart, en in God geheiligde smart.

Hij was in 't midden van die twee ! De Derde van het verbond tusschen die beiden.

En zij zwoeren samen den eed der trouwe in den naam des Heeren : „de Heere zij tusschen u en tusschen mij."

Daarna stond David op en ging heen, en Jonathan kwam in de stad.

Nog één moment in 't liefdeleven, samen doorleefd, met hun God, in stille eenzaamheid.

Vóór Jonathans dood de laatste maal.

Want nog is de toom des Konings niet gestild, integendeel als een waanzinnige liet hij niet af om David te vervolgen ten doode toe.

't Kwaad was ten volle besloten. En de vervolgingswoede, eenmaal losgebroken, zet door, want 't gaat om. het leven van den gezalfden koning, dien Saul haat met een doodelijken haat.

Als een veldhoen op de bergen zet de vervolgde zijn tocht voort. Met vierhonderd man reist hij van plaats tot plaats ; broeders, en het gansche huis zijns vaders, en alle man die benauwd was voor het woeden van den vijand, en die een schuldeischer had en wiens ziel bitterlijk bedroefd was ; zelfs had zich een priester daarbij gevoegd, en zoo gaat het voort van oord tot oord, van woestijn tot woestijn.

David is al te Nób geweest en bij Achis, en te Kehila, en waar al niet?

Eindelijk ligt hij met de zijnen in de woestijn Zif, in een woud !

Diep doorgedrongen door struiken en bosschen heeft hij een veilige plek gevonden midden in het woud, onder het wakend oog van zijn God.

En wie komt daar ? De liefde is vindingrijk.'' Onverwachts staat Jonathan voor David.

De vriend had zijn vriend weer gevonden. „En hij versterkte zijn hand in God."

O, dat spreekt boekdeelen. "Vriendenhanden ineen geslagen, en vriendenoogen op elkaar gericht, en vriendenharten tot God opgeheven !

Wat hebben zij daar in de eenzaamheid wel hartelijk gesproken ! Alle geheimen geopenbaard ! En niets bleef voor den ander verborgen.

Jonathan, de pleiter, is thans de trooster. Hij versterkte Davids hand in God.

En wijst op dien Getrouwen Ontfermer daarboven, die het ook voor David zal maken. Ja, Jonathan weet het, David heeft niet te vreezen, de hand Sauls zijns vaders zal hem niet vinden, straks zal hij koning zijn en (zou 't waar zijn ? ) „ik (Jonathan) zal de tweede bij u zijn."

Ach, David, mijn vriend ! mijn vader weet zulks, weet dat alles, ook wel !"

Een kort oogenblikje maar ! Een handdruk in 't voorbijgaan ! Een woord of wat in 't verborgene van 't woud.

En een kus der liefde tot afscheid. Zegt dat niet veel, na al wat er gebeurd was ? Is het niet teekenend bij al wat er zou geschieden ?

Korte ure van ontmoeting in de liefdeleiding Gods en van Zijn volk !

Zalige ontmoeting, waarin zielen op hel heerlijkst vereend zijn.

Zóó bidden vrienden in den nood, zóó strijden zij saam één strijd, tot zegen van het leven.

Temeer treffend, omdat het de laatste ure was.

En dat hebben ze zelf niet vermoed. Jonathan's ideaal, de tweede bij David te worden, is gebleken ijdele illusie te zijn geweest.

Giilboa's slagveld had andere beslissing. Geen eerste minister bij David, maar verhoogd tot hooger eere, is dit jonge leven, van het kind des Heeren opgenomen in het hemelhof. Daarboven heeft deze wapenbroeder ontvangen de kroon na den strijd.

Maar daarom voor ons zoo sprekend, omdat Gods trouw over Zijn kinderen hierin te duidelijker spreekt.

Laatste ontmoeting in het leven, voor den dood !

Zou David deze stonde ooit hebben vergeten?

Toen was de Heere in het midden, daar in het woud.

Zij vernieuwden het verbond voor het aangezicht des Heeren, het verbond voor de eeuwigheid.

Ook toen, ter laatster ure, in den Heere vereend, en in God gescheiden.

Zalig zijn ze, die er van weten : „Zoete banden die» mij binden " Zij reizen één weg, beoogen één doel en beërven één Koninkrijk !

Jonge menschen, als David én Jonathan, vlecht banden in 't leven, banden met God !

En de Heere zij in uw midden 1 Hij zal Zelf uw Leidsman zijn, leeren hoe gij wandelen moet.

Banden in God gelegd worden nooit verbroken.

't Zijn banden tot den dood. Zelfs banden in den dood.

Ja, zelfs banden na den dood. (Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's