Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tegen het misbruik maken van Gods Naam.

Gelijk men weet, zal door het Centraal Comité van Antirevolutionaire Kiesvereenigingen een commissie worden benoemd inzake het opnemen van een vloekverbod in het wetboek van strafrecht.

Namens de Anti Revolutionaire kiesvereeniging te Rilland-Bath, van wie het initiatief hiiertoe uitging, sprak de heer P. A. Schwartz, burgemeester van Rilland-Bath, de volgende rede ter Deputaten-vergadering uit, gelijk we die vonden in „De Rotterdammer" en die we hier gaarne overnemen :

De Anti Revolutionaire kiesvereeniging te Rilland-Bath heeft .met ingenomenheid .beluisterd de klare klanken, de heldere tonen, die uit den aanhef van het Program van Actie .opklonken. En niet alleen dit, — ze heeft ook met genoegen geconstateerd, dat de neerslag van dezen aanhef terug te vinden is in den inhoud van het Program van Actie zelf. Weldadig doet aan de principieele taal, die hier te beluisteren valt : handhaving van de souvereiniteit Gods, het vragen naar waarborgen ter bescherming van het Christelijk huisgezin, vasthouden aan den 'Calvinistischen grondtrek in ons volkskarakter. En dit alles vinden we terug in ons Program van Actie, jammer is het daarom, dat dit Program geen positie kiest tegen datgene, wat de Majesteit Gods, toch zoo nauw verwant aan de souvereiniteit Gods, aantasten kan en niet tracht te weren, wat Gods eere kan aanranden. De grondgedachte toch, het einddoel van het Calvinisme is, dat alle dingen moeten strekken ter eere Gods, uit Wien en door Wien, ja, maar ook tot Wien alle dingen zijn. Immers, hetzij dat ge eet, hetzij dat ge drinkt, hetzij dat ge iets anders doet, doet het al ter eere Gods. Wat dus Gods Majesteit kan schenden, Gods eer kan aanranden, dient krachtig geweerd. Vandaar dat de Anti Revolutionaire kiesvereeniging te Rilland-Bath voorstelt, aan het Hoofdstuk Justitie toe te voegen eene öepaling, houdende beteugeling van het misbruik maken van Gods Naam.

Dit ijveren voor de eere Gods leeft in ons Anti Revolutionaire volk. Trouwens, dit kan dit mag ook niet anders. Waar het einddoel van het Calvinisme is, dat alle dingen moeten 'bedoelen de eere van God Almachtig, dienen zij, die voor dit beginsel ijveren, ook in de practijk daarvan getuijgenis af te leggen. Beginsel en practijk dienen ook hier nauw samen te gaan. Én dit geschiedt dan ook. Met groote voldoening mag melding gemaakt van hetgeen in dezen verricht is en wordt door den bekenden Bond tegen het vloeken, 'die door pers en propaganda tracht te weren, wat Gods Majesteit kan schenden. Daarnaast hebben tal van 'gemeentebesturen van hun legislatieve bevoeigdheid gebruik gemaakt en verordeningen vastgesteld ter beteugeling van het misbruik maken van Gods Naam. Zoo werd repressief, maar even eens preventief gearbeid. En 'dat de zaak der beteugeling van het misbruik maken van Gods Naam ons Calvinistisch volksdeel na aan het hart ligt, moge o.m. blijken uit de ontsteltenis, die onlangs door den lande voer, toen Vianens verbijsterend vonnis ruchtbaar werd.

Dit ijveren voor de eere Gods is nog gebrekkig. Ik mag dat zeggen en daarbij tevens toch volle recht laten wedervaren aan en hulde brengen voor hetgeen door den Bond tegen het vloeken en verschillende gemeentebesturen is tot stand gebracht. Gebrekkig is de gevoerde actie door den heimelijken tegenstand dien men ontmoet. Liberalistische schijnvrijheid saboteert het gemeentelijk vloekverbod. Van die zijde heeft men uitgevonden, dat dit gemeentelijk vloekverbod in conflict zou komen met bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht. Hieraan moet een einde komen door opnemiing eener strafbepaling in het wetboek van strafrecht zelf. Het mag niet langer voorkomen, dat men zich in de eene gemeente moet in acht nemen en zoodra men de grens over is, ongestraft vloekende Gods Naam misbruikt. Deze caricatuurtoestand moet beëindigd. Waar de aardsche Majesteit onzer Koningin niet straffeloos mag worden geschonden, mag aanranding der Hemelsche Majesteit van God Almachtig niet ongestraft blijven.

Dit ijveren voor de eere Gods is noodzakelijk. In tweeërlei opzicht : door de omstandigheden en vanwege onze roeping. Wie den blik om zich laat gaan moet wel waarnemen, dat de zedelijke verwildering steeds verder .rond zich grijpt en hand over hand toeneemt. Op den openbaren weg slaan U zelfs uit den kindermond de grootste Godslasteringen tegen, terwijl de Heere juist zeide, dat uit den mond der kinderen Hem lof is toebereid. Hieraan moet paal en perk worden gesteld, hier noopt ons onze roeping. Deze roeping hebben we persoonlijk en als Overheid en als Anti Revolutionaire partij. De Overheid dient van haar terrein, dat is van het terrein des publieken levens, datgene te weren, wat de Majesteit onzes Gods schenden kan. Deze roeping is drin­gend, omdat God zelf geen grooter zonde — kent dan de lastering Zijns Naams, waarom Hij die 'met den dood te straffen bevolen heeft. Daarom ruimte voor het vloekverbod ! De eisch tot beteugeling van het misbruik maken van Gods Naam past volkomen in 'het kader van dit, juist dit Program van Actie, de eisch tot beteugeling van het misibruik maken van Gods Naam past geheel en al, mijnheer de Voorzitter, in het kader van Uw rede van hedenmorgen, die beide, zoowel rede als Program, ons .Anti Revolutionaire volk hebben verheugd.

Herinnering aan Dr. Kuyper.

Mej. H. S. S. Kuyper geeft een aardig moment uit haar jeugdjaren als herinnering aan haar vader. Zij doet dat in het „Geref. Meisjesblad" op deze wijize :

Ik ben eens een meisje geweest, precies zoo oud als gij, die dit nu leest.

Net als gij het nu hebt, had ik toen het groote voorrecht een Gereformeerde opvoeding te krijgen.

En altijd zal ik God danken, dat mijn vader bij zijn ontzaglijk drukken arbeid, nog tijd heeft weten te vinden ook mij als meisje zelf Zondagsmiddags les te geven in de Bijbelsche geschiedenis en in de Geloofsbelijidenis en in den Catechismus.

Zondags aten we altijd vroeg. En dan na het eten gingen we met Vader mee naar de studeerkamer.

Ik zeg : „we." Wamt mijn mede-leerlingen" waren mijn broeder, dr. A. Kuyper te Rotterdam, en mijn zuster mej. J. H. Kuyper.

Met ons drietjes gingen we met vader mee. En dan zaten we, op de studeerkamer van Prins Hendrikkade 173, om de tafel. En vader vertelde en legde uit.

O, wat was dat mooi en prettig I Wat hebben we daar van genoten en van geleerd !

Vader kon zoo kinderlijk met ons praten over de heerlijke, diepe dingen van onze Gereformeerde Belijdenis.

We begrepen daar toen natuurlijk nog niet alles van. Want we waren maar kinderen. Maar de liefde, die vader in die onvergetelijke Zondagmiddaguren in onze kinderharten gewekt heeft voor onze Gereformeerde Belijdenis, is door Gods genade in onze harten bewaard, en door diezelfde genade verdiept en versterkt.

Nu wil ik daar één voorbeeld van geven. We zouden den Catechismus gaan behandelen, en begonnen natuurlijk met die diep-ernstige eerste vraag : „Wat is uw eenige troost beide in leven en sterven ? "

En dan dat heerlijke antwoord, waaruit ik nu alleen maar in mijn eigen woorden wil aanhalen : „Dat ik in leven en sterven het eigendom ben van mijn getnouwen Zalig maker, Jezus Christus."

„Zie je, kinderen", zei vader, „dat is het nu. Dat we het e i g e n d o m zijn van onzen Heiland. En nu moet jullie eens goed begrijpen, wat dat beteekent, als je het eigendom bent van Jezus.

Kijk eens. Jullie hebben wel eens op straat in den modder een ouwe pet zien liggen. Die pet hoorde van niemand. De een sohopt er tegen, de ander schopt er tegen, een derde gooit die pet in een .plas, er rijdt een kar over heen, die pet wordt al ouwer en viezer, niemand bekommert zich er om. Die pet is niemands eigendom.

Maar laat die pet nu eens aan een jongen hooren ! Al is die pet nog zoo oud en kapot, die pet hóórt aan iemand. Die jongen, aan wien die pet hoort, houdt 't oog op die pet. En als er nu iemand een schop tegen die pet geeft, dan springt die jongen op en zegt (vader deed het precies na, en we zagen en hoorden het) : „W-w-wil je wel, eens van die pet afblijven !"

„Zie je, kinderen", zei vader, „zoo gaat het nu ook met ons. Als we niemands eigendom zijn, dan dwarrelen we maar rond door het leven, en iedereen kan ons kwaad doen, en niemand neemt het voor ons op.

Maar als we het eigendom van Jezus zijn, hoe armoedig en ellendig we dan ook zijn, dan neemt Hij 't altijd voor ons op. En als er booze machten zijn, die ons willen schaden, en ons nóg ellendiger willen maken, dan ziet Hij 'dat uit den hemel, en strekt Zijn beschermende hand over ons uit en zegt : „Wil je wel eens van mijn kind afblijven !"

En meisjes, als ik ooit in den strijd des levens — want die komt onafwendbaar als je ouder wordt — die booze machten op mij af heb voelen komen, dan heb ik o zoo dikwijls aan die kinderlijke uitlegging van mijn lieven vader gedacht, en God gedankt uit het diepst van mijn ziel, dat ook ik het eigendom mocht zijn van een zoo teederen Heiland en machtigen Koning als Jezus Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's