Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Feuilleton.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Feuilleton.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van 's levenspad

door COR.

Twee dooden.

Langzaam trok een rouwstoet door de straten van het groote R., gevolgd door een talrijke schare, welke meeging om da't lichaam aan den schoot der aarde toe te vertrouwen. Geen overdadige pracht en praal werd gezien, geen kransen of bloemen sierden den lijkwagen, in allen eenvoud werd de doode grafwaarts gebracht, want het was slechts een bedelaar.

, Een bedelaar, waarom dan zoovelen den lijkstoet volgden, waarom dan zoovelen me degingen naar-den doodenakker ? Omdat daar een kind Gods werd begraven, een van de door den Heere uitverkorenen, welke was vrijgekocht door 't bloed van Christus Jezus, daarin gewasschen en gereinigd van zonden en schuld.

Een kind des Heeren, en dat een bedelaar, is dat mogelijk ? Daar de Heere toch den Zijnen belooft, dat hun brood zeker, hun water gewis zal zijn ? Ja, een bedelaar was het, doch niet in letterlijken, maar in figuurlijken zin. Want de laatste jaren zijns levens moest hij leven van wat anderen hem gaven, daar hij zelf niet in staat was in het onderhoud voor zich en zijn gezin te voorzien. Menig jaar had hij dit kunnen doen, menig jaar had hij gearbeid voor zijne vrouw en de twee kinderen hem door den Heere geschonken, tot dat hij opeens op een ziekbed werd neer' geworpen. Zijn patroon, wien hij jarenlang trouw en eerlijk diende, zag> niet meer naar hem om, zoodat hij was als een bedelaar, die moest leven van het gegevene. Wonder­ lijk zorgde de Heere echter voor hem en voor zijn gezin, verscheidene jaren was hij aan het'ziekbed gekluisterd, doch al dien tijd ontbrak hem niets ; alles wat hij behoefde ontving hij, zóó zelfs dat hij menigmaal moest erkennen nog overvloed te hebben. Een bedelaar, die van het gegevene moest leven, maar nog in anderen zin was hij een bedelaar, namelijk een bedelaar aan den troon der genade, waarheen hij gedurig vluchtte, biddende en smeekende te mogen ontvangen het goed dat in eeuwigheid niet vergaat. Reeds vroeg had de Heere hem aan zichzelf ontdekt, hem doen zien dat hij niet kon sterven zooals hij geboren was. En toen hij op het ziekbed neerlag, meer en meer zijn einde voelde naderen, klom dag aan dag zijn bede omhoog te worden gewasschen en gereinigd in het bloed van Christus Jezus, Menigmaal lag hij neder in de lange nachten, als de slaap verre was geweken, vreezende straks te sterven en dan voor eeuwig den Heere te moeten missen.

Enkele weken voor zijn dood echter kwam de Heere tot hem, sprekende van Zijn eeuwige liefde voor een zondig schepsel, dat Hij in Christus Jezus wilde vergunnen weer bij Hem te verkeeren. Daaraan mocht hij zich vastklemmen, daarop vertrouwen, dat gelooven en in de blijde wetenschap niet te sterven, maar eeuwig te leven, mocht hij, zijn einde verwachtend, nederliggen, niet meer bevreesd den dood te ontmoeten.

„De Heer' zal in dit moeilijk leven.

Zijn gunst en erfvolk nooit begeven", zoo riep hij zijne vrouw toe, haar aan zijn bed ziende zitten, als wilde hij haar bemoedigen, opdat zij, na zijn heengaan, ook op zijn Heere en Koning zou blijven vertrouwen. Welke haar niet zou begeven of verlaten.

Met een blijden glimlach op het gelaat vond de dood hem wachtende, als die zijn lev€nsdraad kwam afsnijden. En daarom ook volgde zulk een talrijke schare den rouwstoet, want velen van Gods volk waren gekomen om mede te gaan als hjj aan den scbpot der aarde werd toevej^trouwd.

„En Lazarus werd van de Engelen gedragen in Abrahams schoot". Over deze woorden sprak de, de begrafenis leidende predikant aan de groeve der vertering, er op wijzende dat hij, die slechts een bedelaar was, nu reeds bij aanvang den Heere mocht groot maken, om straks, als het nu aan de aarde toevertrouwde lichaam weer met de ziel was vereenigd, dit in volmaaktheid tot in eeuwigheid te doen

Enkele dagen later trok weer een rouwstoet door de straten der zelfde stad. Maar nu was het vol pracht en praal, 'nu werd de lijkkoets bedekt met een schat van bloemen en kransen, als wilde men het sombere van den dood wegnemen, verbergen dat een van de ziel ontroofd lichaam werd weggevoerd, om weldra tot stof te vergaan.

Wie was het, die daar met zulk een pracht en praal werd begraven ? De voormalige patroon van den bedelaar, welke niet meer naar zijn knecht had omgezien, ofschoon de ze hem jarenlang trouw en eerlijk diende. Hij had genoeg verdiend om stil te gaan leven en daarom had hij in een boschrijke streek een villa laten bouwen, waar hij zijn verderen levenstijd wilde doorbrengen, tot zichzelven zeggende : Gij hebt goederen opgelegd voor vele jaren, neem rust, eet, drink en wees vroolijk.

Alles was gereed, .de villa geheel ingericht om hem te ontvangen, en voor het laatst was hij er heengegaan om te zien of alles was zooals hij het wenschte. Op de terugreis echter kwam de Heere hefii toeroepen : „Gij dwaas, Ik zal uwe ziel van u eischen en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn ? " En nog voor hij zijn woonplaats bereikte, nam de dood hem uit het leven.

Met alle mogelijke pracht en praal werd hij grafwaarts gebracht, lange redevoeringen werden aan den graükuil gehouden, doch niets dan ijdele, doode klanken werden gehoord, want niemand kon getuigen dat hij was ingegaan in de rust, welke over blijft voor het volk des Heeren ?

En hij ? Zou hij niet ervaren hebben wat gezegd werd van den rijken man : „En hij zijne oogen opslaande, zijnde in de hel, - begeerde zijne tong te verkoelen met een droppel koud water ?

Welke van deze twee beelden zal straks uw deel wezen ? Weet gij het niet ? En bekommert gij u daar dan niet over ? Kunt gij voortgaan over 's levenspad zonder te bedenken dat eenmaal het einde is bereikt en dat gij dan den Rechter van hsmel en aarde zult ontmoeten, voor Wien gij nimmer kunt bestaan zonder Christus Jezus te kennen als uw Borg en Middelaar, uw Heiland en Zaligmaker ? O, laat uw leven toch niet zijn alleen vragende en zoekende naar aardsche lusten en genietingen, laat het niet wezen een jagen naar wat de wereld biedt, want als gij dan straks sterft, zult gij met den rijken man ervaren wat het is uvv^e oogen op te slaan in de hel, in de eeuwige pijn, waar dat nimmer gebluscht wordende vuur brandt, die nimmer stervende worm knaagt. Thans is het voor u ook nog het heden der genade, morgen kan het te laat zijn, morgen kan de eeuwigheid reeds zijn aangebroken. O, sta daarbij toch even stil, laat dat tot uwe gedachten doordringen, opdat geboren mocht worden een roepen om genade voor recht, om vergeving inplaats van vergelding. Steeds zult gij moeten erkennen dat het naar recht is als de Heere u niet hoort, gedurig zult gij moeten belijden dat bij u niets meer te vinden is waarom de Heere u genade zou schenken, maar gij moogt tot Hem gaan, wijl gij zulk een vasten, onwankelbaren pleltgrond hebt. Welke die pleitgrond is ? Wat zou dat anders kunnen zijn dan Christus Jezus, Hij, Die Zijn eigen bloed en leven voor een zondig volk gaf ? Bij u zal het onmogelijk worden, gij zult denken voor eeuwig te moeten omkomen, maar als alles u ontvalt, als gij denkt, dat de eeuwige nacht zich voor u zal ontsluiten, dan juist zal die dierbare Koning Jezus komen, om u te doen ervaren dat Hij ook uw Heiland en Zaligmaker wil zijn. Christus Jezus, uw Heiland en Zaligmaker, uw Borg en Middelaar, welk een vreugde die wetenschap u verschaft, o, dat is niet te vertellen, dat is niet te beschrijven, want zelfs de eeuwigheid zal te kort zijn om dat te doen. Zoudt gij dan ook niet willen dat die onbegrijpelijke vreugde uw deel wordt ? Wacht dan niet tot morgen, want dan is Het wellicht reeds voor eeuwig te laat, maar vlucht heden nog tot Koning Jezus. Ga zooals gij zijt en dan ook zult gij hier bij aanvang en straks in eindelooze volmaaktheid mogen genieten, u verheugende, en verblijdende in datgene, wat geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en wat in geen menschenhart is opgekomen, wat de Heere uit loutere genade, uit eeuwige liefde, om Christus Jezus wil bereid heeft dien, die Hem vreezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Feuilleton.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's