Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Feuilleton

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Feuilleton

7 minuten leestijd

3)

JOHANNES FONTANUS

Eerste predikant van Arnhem. Hervormer van Gelderland. Stichter van Kerk aan Maas en Waal.

3)

Wij zullen zeggen wat dit is.

Zooals bekend is, heef, t aldaar ieder dorp zijn „Heer."

In het algemeen zijn deze heeren op de hand van Spanje,

Spaansch gezind te zijn, staat gelijk met tegenstander van de Hervorming. Wij zullen zoo straks hooren, dat 4e Heer Van Haaften er anders over denkt. Hij is een voorstander van het werk van Fontanus.

In het jaar 1604 wordt er geklaagd over den toestand aan Maas en Waalkant. Deze klachten blijven aanhouden.

Twee jaren later wordt te Nijmegen eene Synode gehouden. Fontanus is voorzitter.

Ook aldaar komen de Tieler en Bommelerwaard ter sprake. Algemeen wordt erkend : de toestand mag niet blijven, zooals hij is. Er is genoeg gesproken, de tijd om tot daden over te gaan is aangebroken.

Op raad van de Nijmeegsche Synode draagt het hof van Gelderland aan Fontanus op in eigen persoon naar Maas en Waal te reizen om aldaar orde op zaken te stellen. Fontanus moet derwaarts gaan in gezelschap van zijne collega's

Livius en Boudentius. De kar wordt aangespannen, de verre reis begint. Fontanus is de man, die ook thans op den voor grond treedt. Hij houdt besprekingen met de voornaamste ingezetenen van de dorpen die bezocht worden. Hij preekt overal, waar de gelegenheid zich voordoet. Zijn woorden worden gaarne aangehoord en in toepassing gebracht.

Thans wordt er orde op zaken gesteld en binnenkort ontvangen bijna alle dorpen eigen predikanten. Als eene bijzonderheid mag worden vermeld, dat de heer Van Haaften Fontanus en zijne vrienden op voortreffelijke wijze heeft ontvangen. Deze ontvangst geschiedde ongetwijfeld op het oude slot, dat in 1672 door de Franschen is verwoest.

In de maand October is de reis afgeloopen. Met voldoening mag Fontanus terugzien op wat hij gedaan heeft. Den 17den van deze maand verschijnt hij in de vergadering van het Hof van Gelderland, om aangaande zijn ervaringen verslag uit te brengen.

In de officiëele stukken van het Hof wordt ons dienaangaande het volgende vermeld :

„Dominus Fontanus met den Deputeerden (afgevaardigden) Synodi verschijnende heeft rapport gedaan over zijn wedervaren in Maes en Wael, Tielre en Boemelrewaerden, overleggende seeckere memorie van den Tielschen ende Boemelsche Classe versoeckende daerop resolutie (besluit) 'verhalende d' opboering (opbeuring, goede ontvangst) bij den Heer Van Haeften gedaen ende ge­vende te kennen, dat hij op reschrievunge (aanschrijving) van Gelanchio tegens den 6den dezer van Nijmegen was na Amsterdam, om mitten anderen te beraemen die redenen van haer gegeven advijse aen de Heeren Staten Generael rakende 't houden van de Nationale Synode."

Uit 't laatste deel van dit stuk wordt het ons duidelijk, dat Fontanus thans er toe overgaat te werken ten bate van het geheele land.

Eerst bepaalde hij zijn werkzaamheid tot Arnhem, daarna breidde hij deze uit tot de provincie Gelderland. Nu zal hij arbeiden aan eene Synode, die nationaal, d.w.z. voor het geheele land zal gelden. 7 Oct. 1606 is hij daarvoor gereisd van Nijmegen naar Amsterdam.

In de Meimaand van 1607 vinden wij hem te 's Gravenhage. Daar zijn bijeen professoren en predikanten, door de verschillende Provinciale Staten uitgenoodigd. Het doel van het samenzijn is, te beproeven het eens te worden inzake de voorbereiding van eene Nationale Synode.

Gelderland heeft ds. Fontanus gezonden. De vergadering wordt genoemd een Conventus praeparatorius (voorbereidende samenkomst). Fontanus is voorzitter. Hij vindt hier mannen, die het in alles met hem eens zijn, zooals professor Gomarus uit Leiden, Bogerman uit Leeuwarden, Jan van Akkrum uit Groningen en anderen. In eensgezindheid kon hij met dezen vergaderen. Er waren echter ook anderen. Vrienden waren gekomen, vijanden ontbraken evenmin. Zoo was daar Arminius, die hem haatte, Uitenbogaert, die hem tegenstond.

De tegenstand van de laatsten is zoo hevig, dat men niet tot overeenstemming kan komen. De vergadering geeft niet, wat Fontanus zich er van heeft voorgesteld. Het is voor hem eene teleurstelling.

Het blijft niet bij eene. Vele volgen. Het zou ons te lang ophouden als wij bij elk in 't bijzonder zouden stilstaan. Het zij genoeg, te vermelden, dat later met medewerking van Fontanus vele vergaderingen gehouden zijn, die dezen meer droefheid dan blijdschap brengen. Hij lijdt onder dit alles.

Tijdgenooten melden, dat hij af en töe weent als een kind. Dikwijls gevoelt hij zich eenzaam en verlaten en alleen zijn lijfspreuk : „Jehova regnat" „God regeert" kan hem troost en opbeuring schenken.

De laatste vergadering die 'hij bijwoont wordt nog vermeld. In September 1615 roept Amsterdam nog eenmaal de afgevaardigden van de Provinciën ter vergadering bijeen.

Fontanus gaat ook nog op reis. Het zal zijn laatste reis worden. Hoewel zeer zwak zijnde naar het lichaam, heeft hij toch zooveel wilskracht, dat hij Amsterdam bereikt. 17 September wordt de vergadering geopend.

Op algemeen verlangen is ds. Fontanus nog eens weer voorzitter. Voor de laatste maal zal hij dit wezen.

Ook dit samenzijn beantwoordt niet aan de verwachting van den grijzen leider. Moe en ontmoedigd keert hij uit Amsterdam naar Arnhem terug. Hij komt thuis om te sterven. Zijn woning staat nu bij den Velperweg, in de tegenwoordige Tivoli-laan.

Zij heet Fontanus-Spijker. Buiten het drukke stadsleven brengt hij alhier het laatste deel van zijn leven door.

Baudartius zegt daarvan 't volgende : „Als de swackheyt des lichaems hem binnen 's huijs, jae oock dagelics meer in het bedde hielt, soo en heeft hij niet naeghelaten 't predicen ende veele menschen te onderwijsen tot de' laetste uijre, jae schier tot den laetsten minuut zijns levens.

Want cranck liggende heeft hij dagelicx voor yeder een opentlick belijdenisse sijnes geloofs ghedaen, ende betuijcht voor God ende alle man, dat hij woude leven ende sterven in de Religye, die hij nu 47 jaeren lanc gepredickt hadde, soo in de Phals als binnen Aernhem.

Dit heeft dien zaelighen man ghedaen, somtijds meer dan een uyre lanck continuelick (aan een stuk door), dan in het Latijn dan in het Duyts, na gelegentheyt der persoonen die bij hem waren."

Aan zijn ziekbed, dat weldra zijn sterfbed zal worden, zitten personen van hoogen en lagen stand. Tot de eersten behoort Graaf Ernst Casimir van Nassau.

De 22ste November 1615 komt. De avond van dezen dag zal hij niet meer beleven.

Toch lijdt hij naar het lichaam geen pijn. Wij lezen : „geen lid aan zijn gansche lichaam dede wee."

Fontanus zit op zijn bed. Hij houdt zijn laatste toespraak. In het bijzonder vermaant hij den jongen Nassau om te volharden bij de ware Christelijke religie (Godsdienst) en altoos te blijven een trouw voorvechter des lands.

Dan komt het oogenblik van den dood. Hij heeft, „als door ene inwendige beweghynghe des Gheestes Godes verstaen, dat de afleggynghe sijner aertschen tabernacel voorhanden was."

Hij vraagt nog aan zijn schoonzoon, ds. Eilardus van Mehen, predikant van Harderwijk, een gebed te doen. Woordelijk zegt hij : „Fili, concipe preces, jam mea morte glorificabo Deum meum." „Mijn zoon, doe een gebed, want ik zal door mijnen dood mijnen God verheerlijken." Vóór het einde van het gebed, geeft Fontanus den geest, zonder een lid te verroeren, zonder zelfs een zucht te slaken.

Ik eindig met nog eens — en nu voor het laatst — aan te halen een woord van Baudartius, den geschiedschrijver :

„Fontanus was een man, die Godes Kercke soo in het gemeyn als bij naemen de Kercken in Gelderland, soo groote diensten ende Stichtynghe gedaen heeft, als een van alle de Kerckenleeraars, die te sijne tijde hier te lande God in Sijn Kercke ghedient hebben."

Ds. DE MOL MONCOURT.

Hellouw a.d. Waal.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Feuilleton

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's