Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De oplossing.
Nog betrekkelijk vrij onverwacht is de oplossing van de Kabinetscrisis gekomen, en wel in een zin zooals deze bij het ontstaan der moeilijkheden op 26 October, wel door niemand zal zijn verwacht geworden.
De ontslagaanvrage van het Kabinet is niet ingewilligd geworden.
De officiëele tekst van het communiqué, dat in de bladen verscheen, luidde : „De Koningin heeft op het op 27 October j.l. gedaan verzoek van de Ministers om ontheffing uit hun ambt, geantwoord dat zij genoodzaakt is dit verzoek niet in te willigen."
Dit besluit bleef de eenige uitweg na al de vergeefsche pogingen, welke werden gedaan om een nieuw Kabinet samen te stellen.
Reeds in een der vorige nummers van ons blad wezen we op deze oplossing, die wel constitutioneel, maar toch niet onbedenkelijk schijnt.
Zooals te begrijpen is, heeft de pers aan de oplossing heel wat commentaar gewijd, die ons meer geschikt toelijken voor een academisch debat of voor een proefschrift van den een of anderen a.s. jurist, dan wel om daarmede in de gegeven moeilijke tijdsomstandigheden het landsbelang te dienen.
Het bedenkelijke in de oplossing komt ons voor te liggen in het feit dat het Kabinet den steun werd onthouden dien het voor zijne verantwoordelijkheid behoeft en toch desondanks zitten blijft Echter staat het vast, dat het Ministerie ook van deze daad bereid zal zijn rekenschap aan de Staten-Generaal af te leggen, want ook 't derde Kabinet-Ruys, gelijk 't thans genoemd wordt, zal er ten volle van zijn overtuigd geworden, dat aan de Koningin geen ander middel ter beschikking stond om uit de crisis te geraken.
Natuurlijk zal aan het Kabinet van dezen toestand geen grief kunnen worden gemaakt. Het staat geheel vrij van het gebeurde na het votum, dat op 26 October werd uitgebracht.
Daarom is 't niet 't Kabinet, maar de Kamer, die door het verwerpen van de Vlootwet, zonder dat de mannen. die 't aan de Regeerinig; onmogelijk maakten de verantwoordelijkheid te blijven dragen, zelf de hand uitsloegen om uit de impasse te geraken, die den constitutioneel bedenkelijken toestand heeft geschapen.
Het moge uit dien hoofde juist zijn, dat wat nu geschied is, een teeken is van ernstige verzwakkinig van ons con stitutioneel stelsel, tóch gelooven wij, dat practisch de moeilijikheden wel zullen worden overkomen.
De linkerzijde zal bij het politieke debat in de Tweede Kamer ongetwijfeld hoog van den toren blazen, 't manifest van de Sociaal Democraten leverde reeds een staaltje van de wijze waarop zij hun aanval op het Kabinet zullen richten, maar wij vertrouwen dat thans de geheele rechterzijde zich als één man om het Kabinet zal scharen, ten einde de twee brandende vraagstukken, de defensie van Indië en het in evenwicht brengen der landsfinanciën, tot oplossing te brengen.
Voorwaar, met deze twee vraagstukken zijn levensbelangen voor heel het volk gemoeid.
Voorbereid houden.
Nauw heeft de crisis hare oplossing verkregen, waarvan de Sociaal Democraten wel begrijpen dat het een streep is door hunne rekening, of van dien kant worden, nieuwe stappen beraamd om het volk in agitatie te brengen.
Eerst kwam een nieuw manifest, waar uit wij hieronder enkele zinnen laten afdrukken.
Thans rust op de arbeiders en democraten van ons land de heilige plicht tot protest en verweer. Tot protest, tegen den kaakslag, hun toegediend.
Tot verweer tegen dezen koers naar staatsrechtelijke verhoudingen, die sinds 1848 voor de erkenning van het volk, als bron van gezag in den staat, hebben plaats gemaakt.
Tot verdediging der democratie, na langen strijd in onze Grondwet vastgelegd.
Tot bescherming onzer bedreigde sociale wetgeving, van het volksonderwijs, van de arbeidersklasse.
Tot voortzetting van den strijd tegen militairisme en reactie. Tot handhaving onzer grondwettelijke rechten en vrijheden.
Daarbij werd een voorstelling van zaken gegeven, alsof de Koningin bij de oplossing ongrondwettelijk zou hebben gehandeld.
Daarna volgde de protestvergadering van Zaterdagmiddag in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen te 's Oravenhage, waar de heeren Troelstra, Wibaut en Stenhuis het woord voerden en bij welke gelegenheid gesproken werd over „mishandeling van het volk" en de noodzakelijkheid bepleit werd, van den boel op stelten te zetten en van „het scheppen in fabriek en werkplaats van onrust."
En eindelijk moet in het Parlement de nieuwe situatie, die de oplossing van de crisis voor de Sociaal Democraten brengt, nader worden vastgesteld.
Ons volk houde zich in deze dagen op alles voorbereid.
Regeeringsverklaring.
De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, voorzitter van den Ministerraad, legde in de Dinsdagmiddag gehouden vergadering van de Tweede Kamer de volgende verklaring af:
„De Kabinetscrisis, welke intrad na de beslissing van deze Kamer op 26 Oct. j.l., krachtens welke de ontwerp-Vlootwet werd verworpen, heeft op 7 Jan, j.l. geleid tot niet-inwilliging van het verzoek om ontslag van het zittend Kabinet.
Nu de vorming van een nieuw ministerie, ondanks dit tijdsverloop, onmogelijk bleek en daarbij een langer slepend blijven van de crisis niet in 's lands belang kon worden, geacht, meenden wij ons niet te kunnen onttrekken aan den plicht de verantwoordelijkheid voor het bewind te blijven dragen.
Onder deze omstandiighaden stel ik er prijs op, met het oog op de verdere samenwerking met de Staten-Generaal en de klaarheid in de verhouding tot deze vergadering, het volgende te verklaren: De beslissing dier Kamer van 26 Oct. wordt door het Kabinet in de gegeven omstandigheden als feit aanvaard.
Het treffen van een voorziening inzake de maritieme verdediging zal daar door eerst kunnen volgen op maatregelen tot herstel van het financieel evenwicht.
Deze, bereids beraamde, maatregelen ter genezing van het ziekteproces, dat 's Lands financiën doormaken, staan thans op den voorgrond. Middelerwijl zal de Regeering de verzorging van de maritieme verdediging opnieuw ter hand nemen. Zij behoudt zich voor dienaangaande spoedig nadere voorstellen in te dienen. Bij de beantwoording van het Voorloopig Verslag dezer Kamer betreffende Hoofdstuk 1 der Staatsbegrooting voor 1924 zal de Regeering de meest geschikte gelegenheid vinden omtrent verschillende daarin ter sprake gebrachte punten van Regeeringsbeleid nader haar meeninig uiteen te zetten.
De Regeering nu doet een beroep op de medewerking van de Staten-Generaal in de overtuiging, dat zij handelt in den geest van Uwe Vergadering, wanneer zij haar thans uitnoodigt tot gemeenschappelijken arbeid ten einde aan de hangende vraagstukken de oplossing te geven, die het land zoo dringend behoeft."
Naar het ons voorkomt levert deze verklaring weinig stof tot gedachtenwisseling van de Kamer met de Regeering. Daarvoor zal, zooals de Regeering terecht opmerkt, het antwoord op het genoemde Voorloopig Verslag moeten worden afgewacht.
Wat intusschen hoopvol stemt, èn waarin wordt gevolg gegeven aan het beroep, dat de Regeering op de medewerking van de Staten-Generaal doet, is het bericht, dat aan „De Maasbode" meldt, „dat de eenheid in de Katholieke fractie betreffende de kwesties van practische politiek thans geheel is hersteld."
Wij hopen van harte dat de Kamer de groote beteekenis zal gevoelen van eendrachtige samenwerking, opdat de hangende vraagstukken de oplossing krijgen, welke het land zoo dringend behoeft.

Een wonderlijke rol.
Hoewel de stukken betreffende de Kabinetscrisis nog niet ter tafel liggen, zoo is uit de gegevens, welke ter beschikking zijn, nu toch wel reeds vast te stellen, dat bijzonder de Christelijk Historischen tijdens het verloop van de crisis een wonderlijke rol hebben gespeeld.
De houding van de Christelijk Historische Kamerfractie trok blijkens de gevoerde gedachtenwisseling, waaraan openbaarheid werd gegeven, niet alleen de aandacht der beide andere groepen der rechterzijde, maar heeft ook in de geheele pers bij meer dan eene gelegenheid een punt van bespreking uitgemaakt.
Het eerste, wat in de manier van handelen van de Christelijk Historischen een ieder die niet in de geheimen is ingewijd, raadselachtig moet voorkomen, is de warme sympathie, waarmede van die zijde de opdracht tot het vormen van een nieuw Ministerie door een Roomsch Katholiek formateur werd begroet.
Een Kabinet-Koolen heette in „De Nederlander : „de eenige mooie rechtsche oplossing."
En toen in de A.R. „Nieuwe Haagsche Courant" de vraag werd gesteld : „met welk recht de R.K. Kamerfractie een harer leden zou kunnen voorop schuiven als Kabinetsformateur ? " kreeg dit blad van „De Nederlander" een niet malsche terechtwijizing, want uit deze vraag — zoo zei het blad — sprak een politiek of persoonlijk nevenbedoelen. Niet anders wedervoer het ingezonden stuk („De Nederlander" van 16 Nov. '23) van eenige Amsterdansche Hervormde predikanten, w.o. dr. Kromsigt en ds. Bakker, dat als ernstige wensch ter kennis van de Chr. Historische Unie wilde brengen om tot de vroegere steeds gevolgde gewoonte terug te keeren, waarbij de vorming van een rechtsch Kabinet aan een Protestantschen premier was opgedragen.
In een onderschrift van de redactie van „De Nederlander" op dit ingezonden stuk werd deze wensch genoemd „een kreet uit het hart" van „predikanten van naam en vertrouwen in de Ned. Hervormde Kerk", die hun stuk „met grooten ernst en in volmaakt rustig betoog" hadden opgesteld.
Echter deze predikanten „van naam en vertrouwen" werden op welwillende wijze met een kluitje in het riet gestuurd. Want zij, moesten toch weten, dat het ditmaal niet om de vraag ging of de Kabinetsformatie al dan niet aan een Roomsch Katholiek werd opgedragen, maar over den eisch, die diende gesteld te worden, dat uit de Christelijk Historischen, mannen in het Kabinet zouden zitting nemen, die tot haren kring gerekend worden, ook haar beginsel ten volle kennen en dragen.
Nu had men intusschen van de Chr. Historische Kamerfractie een andere houding mogen verwachten.
Ook wij hebben geen bezwaar tegen een R.K. minister-president. Zelfs is de persoon van den heer Ruys de Beerenbrouck ons sympathiek. Maar waartegen dient te worden gewaakt is, dat de Roomsch Katholieken het niet als een vanzelfsheid gaan beschouwen, dat bij een rechtsch Kabinet de formateur steeds een der hunnen moet zijn.
Dit zou tot een ernstig gevaar leiden en het karakter van ons volksleven te na komen.
Eerst een Kabinet met als formateur den R.K. heer Ruys, daarna een Ministerie met aan het hoofd den R.K. mr. Koolen, zou aan de Roomsch Katholie­ken langzamerhand op 't premierschap een recht van erfopvolginig geven.
Daarom onderschrijven wij van zoo heeler harte — en dit in tegenstelling met de afkeuring, welke „De Nederlander" deed hooren— de vraag van „De Nieuwe Haagsche Courant": „Met welk recht de Roomsch Katholieke Kamerfractie een harer leden zou kunnen voorop schuiven als Kabinetsformateur ? "
De Christelijk Historische Kamerfractie had hier met de A.R. Kamergroep één lijn behooren te trekken
Wie weet ware dan niet zoo de Chr. Historischen niet halsstarrig aan eene nieuwe R.K. Kabinetsformateur hadden, vastgehouden, bij samenwerking met de Antirevolutionairen, het verloop van de crisis een geheel andere geweest.
Het blijft dan ook een raadsel, uit welk motief de Christelijk Historischen, die anders zoo prat gaan op hun opkomen voor en hun handhaven van het Protestantsch karakter onzer natie en de Antirevolutionairen zoo gaarne, beschoolmeesteren over hun gebrek in de Staatkunde aan Protestantschen zin, gedurende den loop van de crisis zich zoo met pak en zak aan Rome hebben overgegeven en in een Kabinet Koolen de eenige mooie oplossing van de crisis zagen.
Het wil ons voorkomen dat de Chr. Historischen daarmede aan het landsbelang geen goed hebben gedaan en wij vreezen, dat ook dit optreden voor de toekomst ernstige gevolgen hebben zal.
Doch er is nog meer dat voor ons de houding van de Chr. Historischen tijdens de crisis wonderlijk maakt.
Het was toen de crisis in de derde phase verkeerde en de Koningin aan de voorzitters der drie rechtsche Kamergroepen door hunne bemiddeling aan de rechterzijde van de Tweede Kamer de opdracht gaf tot vorming van een Kabinet, dat "De Nederlander 20 December schreef:
Medewerking van de drie groepen der rechterzijde lijkt ons mogelijk, mits drie voorwaarden vervuld zijn : de Kabinetsformateurs zijn nieuwe mannen, die opkomen voor de defensie van Indië en die krachtig aansturen op herstel van het financiëele evenwicht.
In het voorbijgaan mogen wij even wijzen op het stellen door „De Nederlander" van drie voorwaarden.
Toen de A.R. Kamerfractie hare medewerking in de tweede Phase van de crisis, de opdracht aan mr. Koolen van bepaalde omstandigheden van zakelijke aard moest afhankelijk stellen, kon dit geen goed woord bij het blad vinden. Thans mag „De Nederlander wel voorwaarden maken.
Maar, zooals wij zeiden, dit tusschen twee haakjes.
Van de drie voorwaarden van „De Nederlander" houdt de eerste voorwaarde verband met de opmerking, welke wij hier maken willen, de voorwaarde : dat de Kabinetsformateurs nieuwe mannen zijn.
Deze voorwaarde is niet zoo onschuldig, als zij er op het eerste gezicht wel uitziet.
Wat er achter zit, kunnen wij uit de bladen vernemen.
Naar bericht wordt - zóó lezen wij — hebben dé Christelijk Historischen verschillende malen (aan den heer Ruys èn aan den heer Colijn), doen weten dat zij om uiteenloopende redenen, maar vooral na de verijdeling van een Kabinet-Koolen door de Antirevolutionairen, een weder optreden van den heer Colijn als minister op het oogenblik niet mogelijk achten.
Het is begrijpelijk, dat dit optreden van de Chriistelijk Historischen op den partijdag van de A.R. Kiesvereenigingen 'in Zeeland te Middelburg den voorzitter der vergadering de woorden in den mond gaf : „Indien het waar is, dat de Christelijk Historischen een Kabinet onder Roomsch-Katholieke signatuur verkiezen boven een Kabinet waarin de Antirevolutionairen, de leiding hebben, dan moet dit maar eens duidelijk worden gezegd.
Zoo is het aan géén twijfel meer onderhevig of de houding der Christelijk Historischen was van meet af gekant tegen een opnieuw optreden van den heer Colijn.
Bovendien is het een feit, dat de Chr. Historische Kamerfractie de derde poging om de crisis , tot een goed einde te brengen, heeft doen mislukken.
Waarin dit alles , nu zijn oorzaak vindt, is ons een raadsel.
Wij hopen niet dat er' klein politiek gedoe achter zit.
Daarvoor zijn de tijden toch te ernstig.
„Het Handelsblad" ziet de zaak zoó in, dat de Christelijk Historische Kamerfractie zich tamelijk in de klem heeft gewerkt.
Ongetwijfeld — zoo zegt het blad — met de zuiverste bedoelingen. Laten ook wij dit aannemen.
Maar dan is het dubbel noodig, dat ook ten opzichte van de rol, welke de Christelijk Historischen gedurende den loop van de crisis hebben gespeeld, het volle licht opga.

Huiscatechisatie.
Inleiding.
1 Vraag. Wat is geloofsleer? Antwoord : Het systeem of de ordelijke uiteenzetting van de waarheden Gods in Zijn Woord geopenbaard om te gelooven met het hart en te belijden met den mond.
2. Vraag : Wat is gerefo'meerde geloofsleer ? Antwoord : Het systeem van geloofswaarheden naar de opvatting van de Drie Formulieren van Eenigheid.
3. Vraag : Waarin hebben wij, bij de behandeling der geloofsleer, onze bron te zoeken ? Antwoord : In Gods Woord of de Heilige-Schrift. Ps. 119 vers 105 : „Uw Woord is een lamp voor mijnen voet en een licht voor mijn pad".
2 Tim. 3 vers 15: „En dat gij van kinds af de Heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is."
4. Vraag : Wie moet ons bij het onderzoeken der Schriften tot Gids dienen ? Antwoord: De Heilige Geest. Joh. 16 vers 13 : „Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid. Hij zal u in alle waarheid leiden." (Joh. 14 vers 26 ; Psalm 25 vers. 2, berijmd).
5. Vraag : Wat moet ons naast de Heilige Schrift, bij de behandeling der gereformeerde geloofsleer, verder tot leiddraad dienen ? Antwoord : De Drie Formulieren van Eenigheid, de belijdenisschriften van de Gereformeerde Kerken, waarin de grondwaarheden van 't Gereformeerd Protestantisme systematisch zijn verwerkt en waarin de officiëele sprake der Kerk tot ons komt, om ons te zeggen wat zij gelooft en belijdt waarheid te wezen.
6. Vraag : Hebben de belijdenisschriften autoriteit of gezag in zichzelf ? Antwoord: De belijdenisschriften der Kerk willen noch boven Gods Woord gesteld worden noch gezag in zichzelf hebben. Art. 7 Ned. Gel. bel. zegt o.m. : „Men mag ook niet de schriften van menschen, hoe heilig zij geweest zijn, vergelijken bij de Goddelijke Schriften, enz.
7. Vraag : Welke zijn de Drie Formulieren van Eenigheid? Antwoord: 1. De Nederlandsche Geloofsbelijdenis in 37 artikelen (Confessio Belgica); 2. De Heidelbergsche Catechismus in 52 Zondagsafdeelingen ; 3. De Vijf Leerregels van Dordt tegen de Remonstranten.
8. Vraag : Wie is de opsteller van de Ned. Gel. Belijdenis? Antwoord: Guido de Brés, toen Waalsch predikant te Gent.(1559) Eerst in de Fransche taal opgesteld is zij in 1561 in het Nederlandsch overgezet en met een begeleidenden brief aan Koning Filips II ter hand gesteld. Evenzoo werd zij toegezonden aan de Staten van Holland, opdat de Gereformeerden niet verward zouden worden met de muitende en oproerige Wederdoopers.
9. Vraag : Wanneer is Guido de Brés gestorven ? Antwoord : Guido de Brés heeft in 1567 zijn leven gelaten voor de zaak des Heeren ; hij is in Valenciennes in Vlaanderen ter galg verwezen. In zijn laatsten brief aan zijn moeder, 19 Mei 1567, noemt hij zichzelf „gevangen om Jezus Christus, den Zone Go'ds."
lO. Vraag: 'Welke gereformeerde Confessies uit andere landen zijn er naast de Nederlandsche te noemen? Antwoord : De Ned. Geloofsbelijdenis van Guido de Brés was opgesteld in navolging van de Fransche Geloofsbelijdenis in 40 artt. en aan deze Fransche Geloofsbelijdenis lag weer ten grondslag de Zwitsersche Geloofsbelijdenis in 35 artikelen opgesteld door Calvijn te Geneve in het jaar 1557.
11. Vraag : Hoe is de indeeling van de Ned. Gel. belijdenis? Antwoord: De Ned. Gel. belijdenis in 37 artikelen behandelt: in art. 1—13 de leer van God en Zijne werken ; in art. 14—17 de leer van den mensch, waaronder zij ook de verkiezing bespreekt; in art. 18—21 de leer van den Christus ; in art. 22—26 de leer van de weldaden des heils ; in art. 27—35 de leer van de Kerk en de Sacramenten ; in art. 36 de leer aangaande het ambt van de Overheid ; in art. 37 de leer van de laatste dingen. Al deze artikelen belijdt en gelooft de Gereformeerde Kerk, overeenkomstig Gods Woord en het getuigenis des H. Geestes in de harten, zoolang 't tegendeel niet voldoende overeenkomstig de Heilige Schrift bewezen is.
12. Vraag : Hoe zijn wij aan den Heidelb. Catechismus gekomen ? Antwoord : Op verzoek van Frederik lV, keurvorst van den Paltz, hebben Zacharias Ursinus en Caspar Olivianus dit geschrift in 1563 opgesteld. In onze taal werd hij nog in datzelflde jaar overgezet door Petrus Datheen ; met zijn Psalmboek werd het onder het volk verspreid en gretig aangenomen.
13. Vraag : Waartoe diende de Heidelb. Catechismus ? Antwoord: De Heidelbergsche Catechismus had oorspronkelijk tot opschrift: „Catechismus of de Christelijke Onderwijzing, gelijk die in de Kerken en scholen van het Keurvorstendom den Paltz geleerd wordt." Voor datzelfde doel werd zij door de Gereformeerde  Kerken in Nederland aangenomen.
14. Vraag : Hoe is de indeeling van den Catechismus ? Antwoord : In drie stukken ; het stuk der ellende in 3 Zondagsafdeelingen ; het stuk der verlossing in 27 en het stuk der dankbaarbeid in 21 Zondagsafdeelingen. Zondag I is een inleiding voor het geheel.
15. Vraag : Tegen welke afwijkende leerstukken der Remonstranten gaan de Vijf Leerregels van Dordt ? Antwoord: De Remonstranten of Arminianen verklaarden zelf in hunne remonstrantie, aan de Staten van Holland in 1610 overhandigd, dat het tusschen de Gereformeerden en hen ging over vijf geschilpunten en wel : 1. verkiezing uit een vóórgezien geloof; 2. algemeenheid van de voldoening van Christus; 3. een vrije wil of de kracht van den verdorven wil ten goede ; 4. de ongenoegzaamheid der Goddelijke genade ter bekeering van den zondaar (wederstandelijke genade); 5. de mogelijkheid van den afval der heiligen (verkiesbare genade).
16. Vraag : Hoe is de indeeling van de Vijf Leerregels door de Dordtsche Synode in 1619 opgesteld geworden ? Antwoord : De Dordtsche Synode heeft de Gereformeerde leer tegen de Remonstranten verdedigd en in het verdedigingsgeschrift hebben we als titels der 4 hoofdstukken : 1. Van de Goddelijke verkiezing en verwerping ; 2. Van den dood van Christus en de verlossing des menschen door Denzelven ; 3 en 4 (in één hoofddeel saamgevat) van des menschen verdorvenheid en bekeering tot God en de manier derzelve ; 5. Van de volharding der heiligen.
17. Vraag : Hoe is de wijze van behandeling in de Leerregels of Canones van Dordt ? Antwoord : Eerst wordt het Gereformeerd gevoelen verklaard en met getuigenissen der Heilige Schrift bevestigd, daarna worden de dwalingen der Remonstranten of Arminianen aangewezen en verworpen, met aanwijzing van den grond, waarop deze verwerping plaats vond.

(Vervolg komt).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's