Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het bekende artikel XXXVI van de Belijdenis schrijft het Zondagsblad van „De Nederlander" van, 19 Januari het navolgende :
Het hoofdblad van „De Nederlander" heeft dezer dagen uit de pen van dr. Wumkes allerlei belangwekkends medegedeeld over de ontwikkeling van het christelijk-openbare, leven in Friesland. Daarin kwam natuurlijk ook dr. Hoedemaker aan de beurt. Zijn bedoelen werd aldus omschreven :
Zijn staatkundige principes werden gedragen door zijn sterk nationaliteitsbesef met de leuze : heel de kerk — heel het volk. Hij voor zich wenschte herstel van den Christehjken staat. Hij wilde niet weten van een bepaald christelijk volksdeel, dat poseerde als partij van den levenden God, maar hem wenkte het ideaal : redding van de natie in Christus door terugkeer van overheid en onderdanen naar het Goddelijk Woord.
Vandaar uit — zoo wordt ons dan verhaald — ontwierp dr. Hoedemaker in 1893 't program voor een nieuwe staatkundige partij, wier principes o.a. zouden luiden :
1. God is de eenige Souverein wien volk en overheid hebben te eeren.
2. De wetgevende en uitvoerende macht is gebonden aan Zijn Woord.
3. Onze natie is een Christelijk Protestantsche natie, zoodat alle principiëele gelijkstelling tusschen geloof en ongeloof is uitgesloten.
4. Het karakter van de natie hangt samen met en vindt haar uitdrukking in de landskerk, zooals deze van dwalingen is gezuiverd.
5. Alle nationale instellingen vertoonen een Christelijk Protestantsch Gereformeerd karakter en staan lijnrecht tegenover de neutraliteit, die een verloochening is van den allereersten grcmdslag van ons Staatsieven.
Wij drukken dit een en ander hier nogmaals af, omdat wij in verband met ons hoofdartikel een opmerking op het hart hebben.
Dr. Wamkes schrijft dat dit program ontworpen werd „met artikel 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis tot uitgangspunt. Zoo voor als na hebben wij gehoord van speciaal „Friesch-christelijk-historische gedachten" en van de „mannen van artikel 36."
Ons is dit alles volkomen onklaar. Wij zullen zeggen waarom.
Artikel 36 zegt iets anders. Daar staat, dat de Overheid verplicht is de ware kerk en den waren godsdienst te steunen, den valschen godsdienst uit te roeien.
Dit is iets anders.
Ten eerste mogen dan alleen leden der ware kerk politieke rechten uitoefenen. Ten tweede moet de overheid den uitbouw van andere kerken verstoren.
Dit — om dit alleen te noemen — dit staat in artikel 36. De „mannen van artikel 36" moeten dit bedoelen. Bedoelen zij — gelijk ze ongetwijfeld doen — iets anders, dan kweekt het groote verwarring, indien zij niettemin zich stempelen met dat artikel.
In onze Grondwet b.v. staat het omgekeerde. De artt. 168—170 zeggen, dat ieder zijn godsdienstige meeningen vrij belijden mag, dat alle kerken in den staat dezelfde positie hebben en dat de uitoefening van politieke rechten niet afhankelijk is van het lidmaatschap, eener kerk.
Dit alles is het omgekeerde van art. 36. Als iemand „man van artikel 36" is, . dan moet hij nastreven, dat deze grondwetsartikelen vervallen en dat bijvoorbeeld iemand, die niet tot de Hervormde Kerk behoort, niet alle burgerschapsrechten zal genieten.
Het is ons niet bekend, dat iemand dat wil. Het is echter ontwijfelbaar, dat artikel 36 dit wil. Dus bestaan er geen mannen van artikel 36.
Laat men daarover dan ook niet spreken.
Nu is het duidelijk, wat men zal tegenwerpen. Dit: dat wij artikel 36 te strak, te dor, te letterlijk lezen. En dat men moet doordringen tot den diepsten grond.
Wij antwoorden : dit ware dan niet artikel 36 doch „geest en hoofdzaak van artikel 36." Op zichzelf reeds merkwaardig. Maar bovendien : de geest en de hoofdzaak van artikel 36 is iets gansch anders dan wat men beoogt; namelijk : dat zooveel doenlijk onze openbare instellingen gekerstend zullen zijn en dat er voor Christus plaats moet wezen in onze openbare inrichtingen en dat er dus niet eeuwig moet worden gesplitst en gespleten.
Met dit een en ander zijn wij het van ganscher harte eens. Het is trouwens zuiver christelijk-historisch.
Maar met de stellingen van dr. Hoedemaker heeft het slechts ten deele en met artikel 36 heeft 't niets uit te staan.
Zou er niet veel verheldering komen, als wij voortaan art. 36 lieten rusten ?
Wie dat artikel noemt, noemt de onmiddellijke staatkundige consequenties inzake bepaalde kerken en bepaalde politieke rechten; welke consequenties niemand bedoelt. Laat ons dan ook geen verwarring stichten door er naar te wijizen.
Het gaat om de kerstening van onze openbare instellingen, welke kerstening mogelijk is op de basis van onze grondwet.
Is dat niet genoeg ? En helder?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's