Eenvoudige Bijbellezing

Eén God en één Middelaar voor alle menschen. Ook de hierboven geplaatste woorden lezen wij in nauw verband met wat vooraf gaat en volgt. In ieder geval moeten wij hier de kwestie niet zien liggen van de leer der algemeene of bijzondere verzoening. Daarover gaat het hier eenvoudig niet. Wij moeten de Heilige Schrift laten wat zij is en er niet bijvoegen of aflaten. De apostel dringt er bij Timotheus op aan dat de Gemeente in haar samenkomst voor alle menschen bidt. Ook zelfs voor Koningen, d.w.z. voor zulke menschen die haar vervolgen. Zulk een gebed is Gode aangenaam. Ook zij moeten zalig worden. God is een Zaligmaker. Deze naam, die ook in dit verband aan God Zelf gegeven wordt, is zoo veelzeggend. Hij wil Zaligmaker van alle menschen zijn, heeft niemands verderf, maar aller menschen behoud op het oog. En daarom mag de Gemeente in haar voorbede niemand uitsluiten. Het gaat dus in deze plaats niet over de algemeene verzoening, maar over de algemeenheid der voorbede.
Dat God aller menschen behoud wil, wordt nu door twee dingen door den apostel bevestigd. In de eerste plaats door de éénheid Gods en van den Middelaar ; in de tweede plaats door des apostels eigen roeping als leeraar der heidenen.
Wat het eerste betreft, er is één God, Die Zijn macht en liefde niet beperkt tot een gedeelte der menschheid, alsof er over het overige gedeelte een andere God zou zijn. Neen daar is één God voor allen, en met die éénheid Gods gaat ook de éénheid in Zijn heilswil gepaard In deze zelfde lijn ligt ook de gedachte van één Middelaar voor allen. Die universeele, algemeene heilswil van God spreekt zich natuurlijk ook uit in den Middelaar van het Heil. Er is geen aparte Middelaar voor de Joden, en een andere voor de Heidenen, niet een Middelaar voor de eenvoudige menschen en een andere voor de koningen. Neen, zegt de apostel, gij moet voor alle menschen bidden, want er is slechts één Middelaar voor alle menschen. Dit versterkt de apostel nog door van den „mensch" Christus Jezus te spreken. Immers is die Christus als mensch aan allen gelijk, uitgenomen de zonde. Als mensch staat Hij ieder even na. En zoo is het ook met den losprijs (het rantsoen) dat Christus gegeven heeft. Wij leggen hiernaast het woord van Johannes den Dooper: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Nu moeten wij niet, zooals sommigen zoo heel handig doen, daar de wereld der uitverkorenen lezen. Dit is in ieder geval een zeer onschriftuuriijke uitdrukking, terwijl niemand gelooft dat Johannes die Dooper dat waarlijk bedoeld heeft, die prediker, met zijn ruime noodiging en den algemeenen oproep tot bekeering. Johannes heeft heel de wereld bedoeld in tegenstelling met het afzonderlijke Joodsche volk. Ook hier gaat het over den algemeenen heilswil van God, die ook in het Middelaarschap van Christus openbaar is. God wil die zaligheid van alle menschen van de groote moeilijkheid die hier voor ons begrip ligt, schreef ik in het vorige stukje. Het zal wel niemand gelukken deze moeilijkheid weg te nemen, die er ligt in de openbaring van Gods Woord, n.l. dat de Heere Zich een bepaald volk verkoren heeft en daarnaast, dat God alle menschen wil zalig maken. Wij zullen de uitwerking van deze Waarheden aan den God der Waarheid moeten overlaten. Maar laat ons ondertusschen elkander er voor waarschuwen de eene Waarheid ten koste van de andere los te laten Let wel, in deze plaats gaat het over de algemeene voorbede. Er is één God voor allen, één Middelaar voor allen, één rantsoen is er betaald voor allen ; dus vóór allen zij uw gebed, Gemeente des Heeren, in uwe samenkomsten.
Van dezen algemeenen heilswil van God is reeds eerder getuigenis gegeven, zegt de apostel. Het is voor het eerst, dat dit gezegd wordt. Van dezen Zijnen wil heeft God genoeg bekendheid gegeven. En dan wijst de apostel ook op zichzelf en daarmede noemt hij een tweede reden, waarom het gebed voor alle menschen noodzakelijk is. De prediking gaat tot alle menschen uit. Ik ben, zegt Paulus, een prediker, een Apostel, een leeraar der heidenen, en dat heb ik niet zelf uit eigen beweging op mij genomen. Daartoe ben ik van God geroepen Hij roept Christus als Getuige in deze zaak aan. Hij zegt dat hij het is „in geloof en waarheid", d.w.z. in vertrouwen op God en met een oprecht hart doet. Welnu, zoo wil hij zeggen, als de prediking zich niet tot een gedeelte der menschheid beperken mag, dan mag dit ook zoo niet zijn met de voorbede der Gemeente. Ik geloof dat deze plaats der Heilige Schrift veel te weinig bedacht wordt. In gebed en prediking wordt vaak alleen maar aan Gods volk en aan de uitverkorenen gedacht. Het schijnt wel, dat men bang is dat er te veel zalig zuilen worden. Dan vindt men Paulus hier wel wat ruim !
Laten wij het maar wagen met deze „ruimheid" van den apostel. Hij zal wel meer verstand van Evangeliebediening gehad hebben dan menigeen uit onzen tijd. Vrijmoedig zegt hij het, een ieder zegge het hem na, dat er één God is en één Middelaar voor alle menschen, opdat er ook voor alle menschen gebeden worde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen