Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

Ecce Hom

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ziet, de mensch !"

Johannes XIX : 5b. Jezus, gegeeseld, met het spotkleed omhangen en met doornen gekroond, vraagt onze aandacht.
Zooals Pilatus Hem, na de mishandeling en bespotting der soldaten, uitleidt en aan den volke ten toon stelt, met het woord : „Ziet, de mensch !"
De mensch Jezus !
Die mensoh is de Zone Gods, die eer en heerlijkheid en aanbidding ontving bij den Vader, eer de wereld was.
Doch weet, ook dit lijden was haar de Raad en Voorkennis Gods. Naar de profetie ook van Jezaia : „Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen ; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijne striemen is ons genezing geworden." (Jezaja 53)
Gods Geest heeft den ouden ziener, Jezus als voor oogen gesteld, zooals Hij daar stond op Gabbatha naast Pilatus. Hoe kon Jezaia het anders eeuwen van te voren uitspreken : „Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zoo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. Hij was veracht en de onwaardigste onder de menschen, een man van smarten — en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem ; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.''
„Ziet, de mensch !"
Met die woorden stelt Pilatus Jezus aan de schare voor.
Bepeinzend dit woord, letten wij achtereenvolgens op Jezus, Pilatus en de schare.
1. Pilatus was van Jezus' onschuld bewust.
Alleen om der Joden wil durfde hij Hem niet loslaten. De zending naar Herodes heeft niet geholpen. Hem in Zijn profetisch amtbt bespottend, had Herodes Jezus in een witten candidaatsmantel teruggezonden, als dong Hij dwaseliijk naar een eereambt.
De keuze tusschen Jezus en Barabbas heeft ook niet gebaat. Barabbas moest naar den wil des volks losgelaten. Als Pilatus Jezus echter uit de handen der soldaten naar voren brengt, gegeeseld., gehoond, met doornen gewond, is de stadhouder gansch ontroerd
Hij is overtuigd van Jezus' onschuld. Medelijden vervult zijn hart. Hij is beschaamd, verschrikt, veroordeeld door Jezus' lijidzaamheid.
En om de verdwaasde menigte tot medelijden te brengen, roept hij uit : "Ziet, de mensoh !"
Ja, „ziet, de mensch !", Wiens Geest door den Psalmist (Ps. 129 vs. 3) reeds betuigde : „ Ploegers hebben op mijnen rug geploegd, zij hebben hunne voren lang getogen."
Bij Jezaia (10 vs. 6) spreekt Hij zelf: "Ik geef mijnen rug dengenen, die Mij slaan."
En gaande naar Jeruzalem, had Hij zelf reeds naar Lukas (18 vers 33) geprofeteerd : „en Hem gegeeseld hebbende, zullen zij Hem dooden."
„Ziet, de mensch !", niet om misplaatst medelijden met Hem te hebben, maar opdat de vraag in u oprijze: Waarom hebt Gij onschuldig uw rug gegeven dengenen, die u slaan ?
Dan antwoordt Jezaia reeds: „Door Zijne striemen is ons genezing geworden."
Hij is gegeeseld, opdat Hij ons van de geeselstriemen des toorns van God zou verlossen, gewillig en geduldig liet Hij zich aan den geeselpaal binden en met geeselen slaan, omdat Hij zondaren liefheeft en om hunnentwil de straf draagt.
Omdat ons gansche bestaan en verstand, wil en hart, doodelijk krank is van de zonde, heeït Hij geleden, opdat Hij door Zijne striemen ons genezing zou aanbrengen, ons verstand verlichtend, onzen wil neigend, ons hart reinigend.
„Ziet, de mensoh !" Ziet Hem met de doornenkroon op het hoofd.
Ziet Hem alzoo, met spottend en hoonend als de schare ; ook niet, u met medelijden verdiepend in Zijn smaad, als de Roomsche KerK. Maar ziet Hem met doornen gekroond, ook naar de Raad en Voorkennis Gods. Die doornen behoorden niet op dat Hoofd. De oorspronkelijke bestemming van menschen en doornen was niet voor dit doel.
God had het anders gewild, een andere kroon voor den mensoh bestemd. De mensch, Gods beeld en gelijkenis dragend in het Paradijs, was bestemd om de koningskroon der heerschappij te dragen.
Maar in Eden heeft de mensch, Gode evengelijk willende zijn, zich tot een spotkoning gemaakt, ten speelbal vooi hel en wereld.
En het woord der vervloeking is gehoord : „Het aardrijk zij om uwentwil vervloekt; doornen en distelen zal het u voortbrengen."
Toen werd de aarde in zoo velerlei opzicht een doornenakker.
De zonde gaf den mensch doornen in het vleesch : krankheden, benauwdheden, weeën, smarten, doodsangst, doodsstrijd, dood.
De zonde geeft doornen in het hart. Bekommeringen, zorgen, verdriet, droefenis, lijden, rouw.
Zij geeft doornen in het geweten : het bewustzijn van schuld, siddering voor den Heilige, besef van vloek-en doemwaardigheid.
Maar : „Ziet, de mensch !"
Hij, Jezus, heeft de doornenkroon gedragen, om alzoo als Borg, den prikkel des doods en der verdoemenis van onze doornen weg te nemen : Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen.
Zijt gij een mensch, die u gepijnigd voelt door de doornen der zonde en vraagt : Wie, wie zal mij verlossen ! ?
Ziet dan op Jezus voor Pilatus : „Ziet, de mensch !"
„Ziet, de mensch !" Hij liet zich met den versleten purperen mantel bespotten en zweeg, toen Hem hoonend de rietstal als scepter in de hand werd gedrukt.
Hij werd als spotkoning gekroond. En Hij droeg het. Hij, die in werkelijkheid het Koninkiijk purper draagt over hemel en aarde ; Hij, die de Vorst is van 's hemels legermachten en geëerd wordt door de lofzangen der engelen !
Waarom gedoogt Hij het, dat men dat spotkleed Hem hangt om de schouders ?
Eens droeg de mensch een koningskleed. God had hem gesteld tot een heer over al wat Hij gemaakt had. En de Scheppmg, die hem omringde, huldigde Hem als haar koning, hem, den beelddrager van den Drieéenige.
Maar het koningskleed is gescheurd, zijn scepter gebroken door de zonde.
Inplaats van koning, is hij nu slaaf der zonde, een knecht van satan, een speelbal der lusten, een wroeter in het zweet zijns aanschijns. Banden des doods en der ellende hebben hem omvangen, ketenen der duisternis worden voor hem bereid gehouden.
Maar : „Ziet, de mensch !"
Om uit dit slavenvolk Zich een geslacht van koningen te bereiden, liet Jezus zich den bezoedelden spotmantel om Zijn schouders werpen. Opdat zij straks zouden zijn : koningen van het heelal, heerschers der engelen, in staatsiekleederen der eeuwigheid Rijkgestikt zal de bruidsmantel zijn van de Koningsbruid, die naar den disch des hemels wordt geleid. Glinsterend wit, schitterend rijk, het eeuwig paleis waardig.
Dat dankt de gemeente des Heeren haren Borg, die hier voor haar den spot van den koningsmantel leed.
„Ziet, de mensch!"
Hoe moest Jezus den spot der soldaten dragen ! Zij vallen voor Hem op de knieën en zeggen : „Wees gegroet, gij Koning der Joden ! En zij gaven Hem Kinnebakslagen."
Zij waren gewoon te knielen voor hun Keizers, als zij als overwinnaars uit den strijd terug-keerden, met purper gekleed, een krans van lauwerbladen om het hoofd, den scepter in de hand. Dan aanbaden zij hun Keizers.
Spottend groetten zij Jezus alzoo, den man, die van ieder , veracht, gehoond en gehaat scheen.
Ziet, de mensch, alzoo bespot !
Want dat spottend neerknielen was een profetie !
Deze Koning zal staan boven de Keizers van Rome. Hij zal dragen de kroon der glorie.
De namen der Keizers zijn opgeteekend in het boek der historie, maar zijn voor het heden en de toekomst zonder invloed meer.
En Jezus ?
Hij wordt door duizenden en tienduizenden aangebeden, als de Heere der Heeren, den Vorst van hun leven. Hij is nu met eer en heerlijkheid gekroond aan Gods rechterhand. En eenmaal zal Hij komen op de wolken des hemels, om te oordeelen de levenden en de dooden. Dan za geen rietstaf maar een ijzeren scepter in Zijn hand zijn. Wee dan de vijanden, die Hem niet als Koning hebben leeren eeren in dit leven.
Maar op Gabbatha is Hij, de mensch, vernederd, gehoond en gepijnigd als spotkoning.
Omdat gij en ik door de zonde, van nature spotkoningen zijn, gebonden door de banden des doods en der hel, waarover weerklinkt het hoongelach der duivelen.
„Ziet, de mensch!"
Opdat Hij ons verlossen zou, droeg Hij zachtmoedig en geduldig al dien hoon.
Ook daarin is Hij het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!
Gaat gij gebogen onder den last van uw zonden en zijt gij verbrijzeld van hart door de beschuldiging van uw geweten ?
„Ziet, de mensoh !" Door God liet Hij zich tot zonde maken, opdat gij zoudt worden rechtvaardigheiid Gods in Hem.
„Ziet, de mensch'!"
Zullen wij toornen tegen Pilatus, die Jezus onschuldig het lijden ? Zullen wij met ontzetting die tierende schare toeroepen : Joodsche mannen ! gij roept een bloedschuld over uw volk, die u ten verderve voert?
Tot David sprak eenmaal de profeet Nathan : „Gij zijt die man !"
Dat geldt ook u en mij ten opzichte van Jezus' lijden. De schuld der gruweldaad rust ook op onze schouders !
Eenigen tijd na de bespotting sprak Jezus tot Pilatus : „Wie Dezen aan u heeft overgeleverd, heeft meerdere zonde." (vers 11).
Dat is in den diepsten grond : uw en mijn zonde.
Laten wij dan op dien gesmaden en verguisden Jezus zien, in het diep besef : Onze zonden kosten Hem die slagen ! Onze ongerechtigheden deden Hem dat spotkleed dragen !
Zoo moesten wij lijden ! En Hij deed het vrijwillig in de plaats van een schuldig volk.
Ziet, de mensch !
Buig u in het stof, en merk op, mijne ziel, hoe zwaar de heilige God mijne zonden opneemt.
Maar ook, ziet in dat gelaat vol bloed en tranen !
En als gij dan in dat gelaat leest den rijkdom van Gods nederbuigende liefde en genade, buige onze ziel in aanbidding voor Jezus neer en luistere, hoe als 't ware engelenmonden boven dien gesmaden Heiland zongen : „Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe !"

(Slot volgt).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's