Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

De Antithese - Rome en Dordt - De Partij-groepering Rechts

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Antithese.
Goethe heeft eens gezegd: „Het thema der wereldgeschiedenis is de strijd tusschen geloof en ongeloof". „En ik wil wel bekennen — zoo schreef dr. P. J. Kromsigt van Amsterdam in 1913 in „Pro en Contra" (De Antithese op politiek terrein) — „dat ik niet kan begrijpen, hoe iemand, bij een weinig nadenken, er anders over kan oordeelen". Wij zijn het in deze met dr. Kromsigt roerend eens. Wij ook kunnen niet begrijpen, hoe iemand, die nadenkt — die een weinig nadenkt — niet ziet, dat er een antithese is tusschen geloof en ongeloof, tusschen christelijk en nietchristelijk. Die antithese is er. Evenmin als Columbus Amerika gemaakt heeft, maar Amerika vond, zooals Amerika er was — zoo ook heeft dr. Kuyper en vóór hem Groen van Prinsterer die antithese gevonden, zooals deze er was, op elk terrein des levens. Zij, staatsmannen van christelijke confessie, hebben die antithese niet gemaakt, want deze antithese was er en is er ook nu — wat op elk terrein des levens zich openbaart. En men moet wel blind zijn als men het niet ziet.
Is het trouwens niet een „gewone" zaak, dat er verschillende partijen zijn in het midden van ons volk ? Zijn er niet, die uitgaan van een goddelijke openbaring der waarheid, ons in den Bijbel gegeven — terwijl daartegenover menschen zijn, die van een God in den hemel en althans van een van Boven ons geopenbaarde waarheid niet weten willen? En dat tegenover elkaar staan in deze allerbelangrijkste zaak geeft de antithese. 't Is eigenlijk zoo „gewoon" dat dit zoo is, in het midden van ons volk. (Dr. L. R. Beynen).
De een zegt: De Heere is onze Rechter, Hij is onze Wetgever, want Hij is de Koning der koningen en de Heere der heeren" — en de ander zegt: de mensch moet het weten en de mensch moet het door zijn verstand, uitmaken wat goed of kwaad is, wat noodig of niet-noodig is. Zoo aanbidt de één den Heere, den Almachtige, den Souvereinen God, zeggende: Uit Hem en door , Hem en tot Hem zijn alle dingen, Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. Terwijl de ander lijkt op het beeld, dat Paulus teekent in 2 Thess. 2:4: Die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzoo, dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zich zelven vertoonende, dat hij God is". De antithese is: zal de Heere God zijn — of zal de mensch God zijn? Of anders gezegd: de Souvereiniteit Gods — of de volkssouvereiniteit. In beginsel staat elk christen: rechts. Want elk christen kiest onvoorwaardelijk vóór de van God ons geopenbaarde waarheid, vóór de souvereiniteit Gods. En zoo kon Groen van Prinsterer schrijven: „In beginsel is elk Christen anti-revolutionair". Er bijvoegend: „Alleen wanneer hij op politiek terrein zich in den aard en de verhouding der partijen vergist, kan de christen aan het liberalisme de hand reiken". Dat zijn dus wel mooie woorden van dr. Kromsigt en mr. Groen van Prinsterer. Dr. Kromsigt zegt: ieder die een weinig nadenkt moet zien en erkennen, dat er een antithese is; een strijd tusschen geloof en ongeloof. En mr. Groen van Priinsterer zegt: „In beginsel is elk christen anti-revolutionair". En: „Alleen wanneer de christen zich vergist kan hij aan het liberalisme de hand reiken". Laat nu ieder christen eens kiezen vóór het geloof en tegen het ongeloof. Laat nu ieder christen anti-revolutionair zijn. Laat ieder christen toezien, dat hij zich niet vergist. Laat ieder christen achtgeven, dat hij het ongeloof niet in de kaart speelt, door allerlei wonderlijke politieke slingerpaden te bewandelen. Laten we toch kloek partij kiezen; niet bang zijnde, dat men ons „partij-man" scheldt. Want mr. Groen van Prinsterer heeft het wel bij het rechte eind gehad, toen hij zei: „Men" heeft gezegd: „ik ben geen partijman". Ik wel. In den strijd der beginselen die Europa en Nederland verdeelen, heb ik een keuze gedaan; aan beginselen heb ik mijn leven gewijd". 't Gaat vóór of tegen God; voor of tégen Gods Woord; voor of tegen Gods rechten en inzettingen; voor of tegen den Christus. Dat is niet te kras gezegd!
Groen van Prinsterer heeft het wel goed gevoeld, toen hij zei dat het ging tusschen geloof en ongeloof; waarbij hij schreef: „elke vrijzinnige richting ontspruit uit dat „vrijgemaakt zijn van hooger beginsel", hetwelk, in eigenaardige ontwikkeling, anti-christelijk is niet alleen, maar uitloopt op ongodisterij". Wil men dit eens ter harte nemen: dat het uitloopt op ongodisterij als men het liberalisme de hand reikt. Ook als men door verdeeldheid te zaaien onder de rechtsche, christelijke partijen, aan het liberalisme hand-en spandiensten bewijst. Wil men er eens aan denken, dat het dan den weg opgaat van het anti-christelijke? Het anti-christelijke in den Staat, in de maatschappij, in de school, in de Kerk, — ja, op elk terrein des levens. Het anti-christelijke inzake recht en straf; het anti-christelijke inzake huwelijk, echtscheiding, enz.; het antichristelijke in opvoeding en onderwijs; het anti-christelijke op elk terrein des levens! Daar gaat het heen, als men geen acht geeft onder de christenen. Als men niet waakzaam én niet vurig van geest is. Als men vertroebelt en als men verdeeldheid zaait. Laat daarom het woord van Groen van Prinsterer onder ons leven: „In beginsel is elk christen anti-revolutionair". En voor dat beginsel gekozen hebbend, zullen we goed doen de daad op het woord te laten volgen!

Rome en Dordt.
Eigenlijk zijn er maar twee partijen: de christelijke en de anti-christelijke partij. De partij, die den levenden God erkent, Zijn recht, Zijn gezag, Zijn wil — en de partij, die naar eigen wil handelt, eigen rechtsbegrip heeft en eigen gezag het hoogste acht. Zoo hebben we Rechts en Links. Rechts staan dan naast de Antirevolutionairen ook de Roomschen. Eén zijn ze daarin, dat zij het goddelijk gezag, bekend door de bizondere openbaring, huldigen. Zij belijden met ons: Ik geloof in God, den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. Dit belijden de Socialisten en Anarchisten niet.
Dat belijden ook niet die uit een moderne levensbeschouwing denken, spreken en handelen. Die spreken van eeuwige stof en kracht. Die spreken van evolutie; van materialisme, van pantheisme. Die hangen de leeringen van Kant en Laplace, van Darwin en anderen aan. Die zeggen dat het hoogere uit het lagere is geworden, dat de mensch uit de dierenwereld voortkomt en dat door 'n proces van millioenen jaren alles is geworden zooals het nu is.
Vierkant staan de Modernisten, de Vrijzinnigen, in deze tegenover Rome en Dordt. Vraagt het elken leerlaar van H.B.S. of Gymnasium maar. Ziet de leerboeken maar over natuurkunde, geschiedenis, aardrijkskunde. Het is zonder twijfel, dat hier op de allergewichtigste punten een diepe klove ligt tusschen Links en Rechts. Daarmee zeggen we niet, dat Rome en Dordt, dat geloovig Protestant en Roomsch in godsdienst, in de leer der zaligheid één is. Geen enkel Protestant zegt dat. Geen enkele Roomsche beweert dat. En een Antirevolutionair van gereformeerden huize weet wel beter. De eensgezindheid ligt niet in de stukken der zaligheid, maar wel in de beschouwing van recht, zedelijkheid, gezag, huwelijk, onderwijs enz. enz. Daar staat Rome naast den geloovigen Protestant. Daar stoelen ze op één wortel. Als men dat nu eens wilde onderscheiden in deze bange tijden, nu het brutaalste ongeloof van alle kanten opkomt als een wilde stroom, gereed om landen en volken te zegenen met ramp op ramp. Hoort men de luide kreten niet: geen God en geen meester? Ziet men niet wat in Rusland gebeurt en hoe vanuit Rusland ook hier de bevelen komen, hoe men hier handelen en wandelen moet — ook op politiek terrein? En dan is Rome onze bondgenoot.
Het trof ons wat dr. Kromsigt hieromtrent in 1913 in „Pro en Contra" (De antithese op politiek terrein) aan den voet van blz. 8 aanteekent. Laat ons dat hier overschrijven. Dr. Kromsigt zegt eerst: „De groote vraag is nu, hoe de gedachte eener christehjke staatkunde wordt uitgewerkt. Het spreekt van zelf dat de eene uitwerking het ideaal eener christelijke staatkunde meer nabij komt dan de andere, en dit is, óók wanneer men de H. Schrift als Gods Woord als toetssteen aanvaardt, niet zoo terstond uit te maken, aangezien de H. Schrift uit den aard der zaak slechts de groote beginselen en geen uitgewerkte, precies afgebakende staatkunde bevat. Zoo zal men dus verschillende typen van christelijke staatkunde kunnen onderscheiden b.v. de Roomsche, de Antirevolutionaire en de Christelijk-historische staatkunde. Toch zullen zulke typen bij nadere beschouwing altijd blijken in de grondbeginselen veel overeenkomstigs te bezitten (b.v. in de leer aangaande het gezag, het strafrecht, verantwoordelijkheid, het huwelijk, het huisgezin, het onderwijs) en ook in vele practische eischen van staatsbeleid (Zondagsrust, onderwijs, zedelijkheidswetten enz. enz.) overeen te komen, aangezien zij ten slotte elk op zijne wijze eenzelfde doel najagen n.l. om ons volk bij het historische, positieve Christendom te bewaren. Vandaar dat deze partijen in normale omstandigheden als de rechtsche partijen samengaan, het overeenkomstige zooveel mogelijk opzoeken en practisch uitwerken en zich alzo stellen tegenover de linksche partijen, de partijen, die gekozen hebben voor de moderne staatkunde in hare verschillende vormen".
Dat is gezonde taal. En die maar „een weinig nadenkt", zal moeten erkennen, dat hier Rechts en Links tegenover elkaar staat (antithese) waarbij Rome en Dordt stoelen op één wortel. Dat bleek — dr. Kromsigt zegt het er nog bij — b.v. bij de behandeling van de zedelijkheidswetten (1913). Links stemde bijna geheel tegen in de Tweede Kamer; er waren maar vijf leden van Links, die met de andere 55 leden vóór stemden! En de linksche pers was koel, gereserveerd, of liet zich in bepaald ongunstigen zin uit! Zóó is er Rechts en Links — Waarbij Rome en Dordt telkens naast elkaarstaan.
Hierbij teekent dr. Kromligt in 1913 dan nog het volgende, aan: „Zooals er verschillende typen zijn van moderne of autonome (zichzelf tot wet zijnde) staatkunde — zoo zijn er ook verschillende typen van christelijke of heteronome (hoogere wet erkennende) staatkunde. Echter met dit verschil, dat de typen van christelijke'Staatkunde eene vaste norm (wet en regel en richtsnoer) bezitten in de Heilige Schrift als eenheid opgevat, waaraan zij (ook door den buitenstaander) getoetst kunnen en willen worden, terwijl dit niet het geval is bij de typen van moderne staatkunde die alleen de rede als norm (wet, regel, riclitsnoer) bezitten, die uit den aard der zaak in zeer verschillende gestalten optreedt (tengevolge van de werking der zonde; Ef. 4: 18). Vandaar dat aan de rechterzijde nooit zulk een bonte staalkaart van verschillende typen van staatkunde zal worden gevonden als aan de linkerzijde. Daardoor kan ook eene rechtsche coalitie gemakkelijker worden tot stand gebracht en in stand gehouden dan eene linksche concentratie.
Toegegeven moet worden, dat door Rome's leer van Kerk en traditie, als gezaghebbend optredende naast de H. Schrift, het gezag dier Schrift wordt verzwakt, echter niet in die mate, dat daardoor de eenheid in tal van staatkundige grondbeginselen niet zou blijven bewaard. Het verschil met Rome treedt wel op religieus gebied sterk naar voren, doch veel minder op politiek gebied, aangezien het eerste ons plaatst voor de tegenstelling van wet en evangelie, terwijl het laatste zich alleen bepaalt tot de wet. Op politiek gebied gaat het niet over de vraag: „Hoe word ik zalig ?", maar over de vraag: „Hoe denkt gij over het gezag, over den vorm der zedelijkheid, over eigendomsrecht, ouderrecht, staatsalvermogen, enz. Ons dunkt, dat is klaar, helder en duidelijk tot op den bodem. En wij zijn dr. Kromsigt dankbaar, dat hij het zoo ernstig en kalm en waardig geschreven heeft. In de christelijke staatkunde staan Rome en Dordt naast elkaar en stoelen op één wortel. Niet dus kerkelijk of religieus, wat de stukken der zaligheid betreft, één. Ook niet in één partij-verband inzake de politiek. Want er is verschil, onderscheid. Hierin zijn we het eens met alle rechtsche, antirevolutionaire staatslieden. Geen fusie; geen samensmelting: geen één partij-verband. Dat kan niet!
Prof. mr. D. P. D. Fabius heeft dat in „Voortvaren" zoo juist gezegd: „Maar al zijn er naast Calvinistische ook Roomsche anti-revolutionairen, daaruit volgt natuurlijk allerminst dat Calvinisten en Roomschen één partij moeten of kunnen vormen. Bij éénheid in wortel en veel overeenstemming, in de uitwerking, blijft er toch tusschen Protestant en Roomsche, ook al stellen beiden zich principieel tegen de Revolutie, menig punt van verschil. Het samensnoeren in één partij-verband zou nopen tot het ontzien van alles wat verwijdeiring kon brengen; aan de éénheid van optreden in den weg staan; de nauwere betrekking verbreken". Geen fusie dus; geen samensmelting; geen één-partij-verband.
Maar bij éénheid in de staatkundige grondbeginselen en veel overeenstemming in de uitwerking zeggen prof. Fabius en dr. Kromsigt terecht, dat een rechtsche coalitie mogelijk, gewenscht en noodzakelijk is, omdat de moderne staatkunde, die van alle kanten dreigt, verderfelijk is voor land en volk; voor elk terrein des levens. Waar Links de omwoeling bedoelt van de positieve christelijke grondslagen van 't volksleven, daar heeft Rechts zich te bezinnen om naast en met elkaar op te trekken en te staan naar de regeering-des lands onder autoriteit der van Boven ons geopenbaarde waarheid; erkennend de souvereiniteit Gods; en samen opkomend voor gezag, recht, zedelijkheid, onderwijs, enz. enz. Een Rechtsche-Coalitie — liever dan een Linksche-Concentratie dus!

De Partij-groepeering Rechts.
In November 1896 constitueerde zich een Commissie van Advies, bestaande uit 18 leden, welk getal kort daarop tot 25 is uitgebreid. Deze daad van mannen, die vóór dien tijd leden van de A.R. Staatspartij waren had ten gevolge, dat in September 1898 werd opgericht de Vrij-Antirevolutionaire partij. We kunnen deze partij beschouwen als een afscheiding van de A.R. partij. In December 1896 — dus ongeveer in dien zelfden tijd —-ontstond er nog een nieuwe politieke partij, nl. de Christelijk-Historische Kiezersbond; dat niet een kind van de A.R. partij was, doch meer een christelijk-liberale groep, uit leden der Ned. Hervormde Kerk met anti-papistische leuzen. Dat hing toen in de lucht. Want eerst was in 1853 de Groote Protestantsche partij ontstaan. Toen in 1857 de groep der Ethisch-Irenischen. Daarna in 1886 de Nationale Partij. Eindelijk kwam ten vierden male in die zone der verschietende sterren eene partij tot stand: de Christelijk-Historische Kiezersbond a la dr. Bronsveld, prof. Van Leeuwen, jhr. Van Karnebeek, enz. Deze partij, met een vaag prograrn, was anti-Gereformeerd en anti-papistisch. „Rome was de vijand. Ieder ander, soms zelfs 'n socialist (men denke aan Enschedé !) verkozen de Chr. Historischen boven een Roomsche. (C. E. van Koetsveld. Onze politieke partijen). Wat heben we in 1896—1901 een ellende van die partij beleefd ! En wat heeft die half-bakken partij een verwarring gebracht, koren dragend op den liberalistischen molen!
Bij de verkiezingen in 1901 kwam er scheiding in de gelederen. De groep de Visser stond toen tegenover dr. Bronsveld CS. De de Visser-groep stond naast de A.R. en Roomschen, maar Bronsveld - was anti-doleerend, anti-papist, maar pro-liberalist en socialist. In Utrecht ging het arm in arm naar de stembus! In 1903 kwam de fusie tot stand van de Vrij-Antirevolutionairen en den Chr. Historischen Kiezersbond, onder den naam van Christelijk Historische Partij. Door deze groep werd een belangrijk aantal kiezers, die niet met de A. R. wilden optrekken, van het stemmen op liberale candidaten afgehouden. In zeker opzicht heeft de verdeeldheid dus nog goede vruchten voortgebracht voor Rechts!
Maar de schaduwzijde is vooral geworden, dat men de leugenachtige voorstelling in de wereld heeft gebracht en dapper gepropageerd: dat de Antirevolutionaire Partij voor de Gereformeerden („doleerenden" zegt men dan liefst) en de Christelijk Historische Partij voor de Hervormden is! Met onvasten gang wandelde men telkens in het midden van de z.g.n. Hervormde politieke partijen.
Waarbij ook genoemd moet worden de Friesch-Christelijk Historische Partij, of zooals de naam eigenlijk luidde: „de Bond van Kiesvereenigiingen op Chr. Historischen grondslag in de provincie Friesland", opgericht 24, Maart 1898. De geestelijke vader was dr. Ph. J. Hoedemaker. Deze partij eischte verwerping van de neutraliteit in ons staatsleven; kerstening der openbare instellingen; een Gereformeerde Staatskerk.
De heer van Koetsveld zegt terecht: „Op welke wijze zij zich voorstelt dat beginsel van kerstening der openbare instellingen practisch uitvoenbaar te maken, is velen niet recht duidelijk". En verder zegt hi : „Op onderwijsgebied brengt natuurlijk haar beginsel mede, dat zij niet ijvert voor de bizondere school, maar voor eene Christelijke Openbare School". De voormannen waren dr. H. van Eyck van Heslinga, ds. G. H. Wagenaar en dr. mr. J. Schokking, welke laatste haar sedert 1901 vertegenwoordigt in de Tweede Kamer. Sinds is ook hier weer verandering gekomen, want de Friesch Chr. Historischen zijn met de Chr. Historische Partij vereenigd en daarna opgenomen in de Christelijk Historische Unie. Ook dat gaf weer verwarring en ontevredenheid. Want velen voelden zich niet thuis in de Christelijk Historische Unie; omdat zij meenden, dat daar, in de Unie, te weinig rekening werd gehouden met hun Gereformeerde beginselen en met hun verlangens amtrent de kerstening der openbare instellingen. Met het gevolg, dat er uittraden uit de Christelijk Historische Unie en overgingen tot de vorming van een nieuwe partij, de Hervormd (Geref.) Staatspartij, de H.G.S. (Hoort Gods Stem). Tot degenen die uittraden behooren: ds. Gravemeijer van Amsterdam, ds. den Hertog van Rotterdam, ds. Roscam Abbing van Arnhem, ds. Gravemeijer van Den Haag, ds. Van Leeuwen van Arnhem, ds. Stigter van Berkel, ds. Wachter van Vianen, enz.
Dr. mr. J. Schokking bleef bij de Christelijk Historische Unie, die daar met prof. Slotemaker de Bruine en den hr. Snoeck Henkemans de leiding heeft. Zoo ligt de boel verdeeld en is het onder de rechtsche groepen allesbehalve pays en vree. Wat met het oog op de stembus veel zorg baart bij allen, die een open oog hebben voor de gevaren van links, waar de anti-christelijke beginselen worden voorgestaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's