Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Ethischen.
Onlangs heeft ds. M. Heft i n g van Elst (Geld.), een predikant van Evangelische richting, een referaat gehouden over: „Evangelisch, Ethisch en Rechts Modern".
Pas nog hebben wij over de Evangelischen een en ander geschreven, toen 't gerucht rond ging dat zij te Groningen een bijzonder-hoogleeraar van Evangelische richting zouden benoemen; welke bijzonder-hoogleeraar later bleek te zijn ds. Wagenaar van Usquert in Groningen. En van dat referaat van ds. Hefting hadden wij ook een en ander willen mededeelen — maar er kwam niet van. Nu lezen we er iets over in „N. Holl. Kerkblad", laat ons dat hier overnemen; eerst iets over de Evangelischen zelf en dan over de Ethischen.
Van de Evangelischen zegt het „N.-Holl. Kerkblad":
Wat de Evangelischen zijn en bedoelen, is niet zoo gemakkelijk te zeggen. Het was de z.g.n. Groninger School, die in het begin der vorige eeuw optrad met de leuze, dat de idee van openbaring en leer moest worden vervangen door die van opvoeding. God was vóór alles de groote Opvoeder, die door natuur en geschiedenis, door den persoon en de kerk van Christus, de menschen als Zijne kinderen opleidde tot wijze en trouwe christenen. Van de Drieëenheid Gods wilde men niet weten. De leer der voldoening werd smadelijk „bloed-theologie"' geheeten. Men beschouwde den Heiligen. Geest als eene van God uitgaande onpersoonlijke kracht.
Het is uit deze Groninger School, dat zich in den loop der jaren de Evangelische richting heeft ontwikkeld. In hoofd zaak bleef zij hetzelfde standpunt innemen, maar wilde meer Christocentrisch zijn, meer nadruk leggen, niet op het werk, doch op den persoon van Christus en aldus het midden houden tusschen orthodoxie en modemisme. Onder invloed van de moderne theologie boette zij echter gaandeweg haar invloed in en ging zij zich, gelijk men dit noemt, meer en meer oriënteeren naar links.
ln den laatsten tijd echter doet zij weer meer van zich spreken. Eenheid is er in dezen kring allerminst. Toch krijgt men den indruk, dat men meer en meer positie gaat kiezen tegen de vervloeiïng in modernisme. Tal van jongere predikanten, die zich niet tot de moderne willen rekenen en die het christologische element in de prediking op den voorgrond stellen, sluiten zich bij deze richthig aan, beweren zelfs, dat de evangelischen meer „rechts" staan dan vele Etischen, maar wijzen intusschen den naam van orthodox met beslistheid terug. Op de begin dezer maand gehouden jaarvergadering der Evangelischen werd door den voorzitter gezegd dat de Evangelische richting daarom recht van bestaan heeft, omdat zij spreekt van „het eeuwige woord, dat vleesch geworden is en onder ons heeft gewoond'. „Zij wijst op Hem, die de openbaring is van het leven Gods, die is de weg, de waarheid en het leven.... Apologetisch gesproken is de belijdenis van den blind geborene: „indien Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen", het principium der Evangelischen, waaruit zij hun kracht en stof putten voor de prediking en waarin zij zich één gevoelen met de Christelijke Kerk, die de eeuwen door in deze belijdenis haar eenbeid vond".
Alleen in deze belijdenis ? — zouden wij geneigd zijn te vragen. Of ook in die van wat b.v. de apostel Paulus leert aangaande de verkiezing, erfzonde, verzoening? Maar — van die „dogma's" willen de Evangelischen ook nu niet weten. 't Is nóg bij hen, evenals bij de oude Groninger School: „niet des leer, maar de Heer. Op de laatste jaarvergadering sprak nu ds. Hefting over bovengenoemd onderwerp en liet daarin uitkomen, dat deze drie: Evangelisch, Ethisch en Rechts-modern veel dichter bij elkaar staan, dan het vaak den schijn heeft. Men zou haast kunnen spreken van „dooreengeloopen kleuren".
Intusschen bleef ook de critiek niet achterwege. Met blijdschap werd geconstateerd dat bij de Rechts-modernen Christus niet enkel leeraar is, doch ook Verlosser. Maar met dat al had de referent één groot bezwaar. „Den Rechts-modernen staat bij dat alles niet allereerst een historische persoonlijkheid voor den geest, maar het Nieuw-testamentische Christusbeeld, het Gesammbild, het Urbild, los van alle vragen naar echtheid én historiciteit. Het is de Christus-figuur, het gefantaseerde Christus-ideaal, dat hen bezielt. Wordt den orthodoxen wel eens verweten, dat zij steunen op een boek, hier is het kennelijk het steunen op een roman". Dit is scherp gezegd, maar waar. Niet alleen zij, die zich rechts-modern noemen, hebben zich echter dit aan te trekken, ook anderen, b.v. dr. A. H. de Hartog. Volgens dezen geleerde is de feitelijkheid der heilsfeiten in historischen zin van heel weinig belang, en  komt alles aan op de eeuwige waarheid, die aan deze feiten ten grondslag liggen die zich in elken wedergeborene realiseert. Al hadden Adam en Christus nooit geleefd, er zou niets verloren zijn. Herhaaldelijk is er door ons op gewezen dat men door de waarachtigheid der heilsfeiten los te laten de H. Schrift tegenspreekt, en prijs geeft het geloof, gelijk dit door de christelijke kerk aller eeuwen is beleden. En telkens weer was het smadelijke antwoord: „Gij buigt voor een boek". Maar met ds. Hefting zeggen wij: „Gij steunt op een roman". |Of, zooals prof. Visscher het uitdrukte: ; „Niet van een feit gaat gij uit, maar van een fictie"
In dit verband is ook merkwaardig, wat ds. H. zei in betrekking tot de Ethischen en de vraag: Zijn de Ethischen nog „orthodox"?
Ds. H. beweerde: „In hun speciale opvatting van de geijkte orthodoxe dogmata wijken ze opvallend af, de een minder, de ander meer. Hun Schriftbeschouwing is niet alleen geen letterlijke inspiratie meer, maar volgens één hunner verschillen ze daarin niet meer van links, terwijl alle Schriftgezag heeft plaats gemaakt voor de eigen autonomie. Zij gaan daarin zelfs veel verder dan tal van Evangelischen, die den Bijbel altijd blijven houden voor gezaghebbende openbaring van „wat God, Christus en de mensch is".
Op het punt van de „triniteit", (drieeenheid) leeren zij bijna unaniem niet: de gelijkheid met, maar de ondergeschiktheid van den Zoon aan den Vader, en wat b.v. dr. Riemens betreft, verklaart niemand minder dan prof. Aalders, dat diens triniteits-opvatting „ten slotte iets heel anders wordt dan de oude kerk leert". Over de „uitverkiezing'' moet men maar Van Melle's „Geen Calvinist" lezen, (de titel zegt al genoeg); en van de „satisfactie" (voldoening) is het juridische geheel vervangen door het ethische, dat „er achter staat", zooals ook sommige Evangelischen zeggen. Inderdaad hebben zij in dogmaticis (in de geloofsleer) het oude standpunt bijna geheel verlaten, en dat zij niettemin zich bij voorkeur orthodox blijven noemen, waar de Evangelischen met dien naam consequent gebroken hebben, is geen bewuste oneerlijkheid, maar de macht der traditie". Het merkwaardige is, dat deze teekening van bevriende zijde wordt gegeven, van iemand, die vóór alles er op bedacht is zijn verwantschap met de Ethischen te doen uitkomen. Had dr. Kuyper dan geen gelijk, toen hij sprak: „Tusschen ons en de Ethischen ligt de Schrift"?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's