Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenvoudige Bijbellezing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenvoudige Bijbellezing.

1 Timotheüs (47)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfsche fabelen, en oefen uzelven tot godzaligheid; Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut; maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte, des tegenwoordigen en des toekomenden levens. (1 Timotheüs 4 vers 7 en 8)

1 Timotheüs.
De lichamelijke oefening is tot weinig nut. Zoo zijn wij dan in onze „Eenvoudige Bijbellezing" gekomen tot een tekst die vaak wordt aangehaald en vooral in den laatsten tijd een onderwerp van bespreking werd, toen prof. dr. H. Visscber bij een debat in de Tweede Kamer over de Olympische spelen aan dit woord herinnerde. Spoedig daarna schreef een inzender in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (dr. J. H. O. Reys) dat de verklaring van prof. V. niet goed was en dat Paulus het hier heelemaal niet heeft over sport. Natuurlijk hebben daarop zij, die het millioen voor de Olympische spelen er door wilden hebben, in hun banden gewreven! „Gij rukt den Bijbel uit elkaar!", zoo riep men. „Gij neemt maar een tekst als argument, zonder op zijn verband te letten". Gelukkig zweeg „De Heraut" niet en heeft ook prof. dr. H. H. Kuyper zijn meening over 1 Tim. 4: 8 gezegd, om tevens te verklaren dat aan prof. Visscher geen vervalsching van de Heilige Schrift verweten mag worden.
De schrijver van „Eenvoudige Bijbellezing" is nu wel wat schuchter om dit punt aan te roeren. Toch moet het. In ieder geval begaat men een groote fout, zooals de inzender van de N.R. Crt. deed, als men in „de ongoddelijke en oudwijfsche fabelen" van vers 7 hetzelfde ziet als wat in vers 1 tot 5 veroordeeld wordt. Leg naast vers 7, vers 3 en 4 van het eerste Hoofdstuk. Dan komt ge beter terecht. Paulus wil zeggen dat die menschen zich met die beuzelachtige dingen onnoodig druk maken. Twist brengen zij voort, maar stichting niet. Wijs die onnoodige drukte maar van de hand, zoo raadt hij Timotheüs. Tegen een veel grooter kwaad dat dreigde te komen in de gemeente, treedt de apostel met heel wat scherper taal op. Dan spreekt hij van leeringen der duivelen, leugensprekers, gewetenlooze bedriegers. Maar de fabelen en oneindige geslachtsrekeningen noemt hij ongoddelijk, d.i. ongeestelijk, oudevrouwenpraat. Wat kan een mensch zich toch om nietige kwesties druk maken! Doe gij het maar niet, luidt de herderlijke raadgeving van den apostel. Oefen gij uzelven tot godzaligheid.
Tegenover een beuzelachtigen ijver plaatst bij een heilzamen ijver. En om dit laatste nu zoo sterk mogelijk uit te drukken, gebruikt bij een woord dat hier alles beslist, een woord geheel en al ontleend aan de sportwereld uit die dagen, aan de naakte lichaamsoefeningen in het worstelperk. Wel, dan breekt toch de apostel in zijn betoog niet opeens af, als bij het, als in een tusschenzin, over lichaamsoefening heeft? Het volgt haast noodwendig uit zijn betoog. Daarvoor moet men dat Grieksche woord verstaan. Stel u voor, dat iemand in 't vuur van zijn rede tot u zeide: „train u tot godzaligheid", dan spreekt het haast van zelf dat hij daarop nog des te meer aandringt door te zeggen: „de lichamelijke training heeft weinig nut, maar de geestelijke des te meer". Dit is toch niet onlogisch?
Hierbij komt nog iets anders. Paulus kan onmogelijk met de lichamelijke oefening van vers 7 bedoeld hebben de zoo sterk veroordeelde dwalingen van vs. 3. En dit is een tweede fout die de inzender van de N.R. Cour. maakte, zooals „de Heraut" duidelijk uitsprak. Immers de apostel zal nu toch niet kunnen zeggen dat de leeringen en de praktijken van de leugensprekers nog een weinig nut afwerpen? Zij werpen in het geheel geen nut af. Zij zijn zoo schadelijk mogelijk. 't Zijn verleidende geesten en leeringen der duivelen.
Wel is waar zegt Calvijn in zijn verklaring dat hier niet bedoeld is loopen, worstelen, enz., maar wel uitwendig werk dat tot godsdienstigheid gedaan wordt, maar de moeilijkheid lost hij dan ook niet op dat die uitwendige werken toch nog tot een weinig nut zouden zijn. Maar hiertegenover staan zooveel andere exegeten, zooals Chrysosthomus, Alford en Riggenbach (Zahn), die door „de Heraut" genoemd worden, waarbij ik ook gaarne Bengel's Gnomon noem, die allen hier willen denken aan gymnastische oefening. Paulus heeft hier aan de sport gedacht. Het is 't eenige woord der Heilige Schrift dat over de gymnastische oefening zijn oordeel geeft. In de andere Schriftuurplaatsen wordt er slechts een beeldspraak aan ontleend. (Pbilipp. 3: 12—15, 2 Tim. 4: 7—8). En wij laten ons door de vergoders van de sport dit woord niet ontnemen. Het staat er dat de lichamelijke oefening tot weinig nut is.
Dit wil niet zeggen dat wij dan de sport een kwaad hart moeten toedragen. Dat deed Paulus ook niet. De lichamelijke oefening is nuttig. Maar als men 't nut van de lichamelijke oefening vergelijkt met dat der geestelijke oefening, dan is het eerste weinig en het tweede alles. Dit woord van den apostel mag dan ook niet worden aangehaald om tégen de sport te spreken. Alleen gaat het tegen hare verheerlijking, hare vergoding. Een geloovige is niet tegen de sport. Hoe komt men er aan? Hoe is men er toch steeds op uit om de gemeente van Jezus Christus te houden voor eene verzameling van dompers, die met hun tijd niet mee willen! Wij willen wél met onzen tijd mee, omdat deze de kostbare en heerlijke levenstijd is, ons door God gegeven, maar wij mogen niet met de zonde van onzen tijd mee gaan. Het is voor velen geen Zondag geweest als zij niet op het sportterrein waren of het grootste gedeelte van den dag op de fiets doorbrachten. Des Maandags staan de liberale bladen er vol van hoe duizenden bij duizenden zich met niets anders bezig hielden dan wat de sport te zien en te genieten gaf. En dat op den opstandingsdag van onzen Heere Jezus Christus! Dan is er geen gedachte aan dat een mensch behalve een gezond lichaam ook een gezonde ziel moet hebben, en dat voor dit laatste de geestelijke oefening is, waarvan Paulus spreekt, die tot alle dingen nut is. Men kent niet anders dan lichamelijke oefening. Het is sport en nog eens sport. En het is de vraag of het nog wel lichamelijke oefening is wat de sportvergoders er voor houden. Zou men niet vaak moeten spreken van lichamelijke overspanning? 'k Geloof niet dat het voor de gezondheid zoo uitstekend is als jonge menseben in een wedloop, in een wedstrijd op de wielerbaan, op het voetbalveld of in een bokswedstrijd, aangemoedigd door de oogen van duizenden, zich zoo vreeselijk inspannen om het toch maar te winnen. Kom, kom, kan dat nu zoo'n ...... lichamelijke opvoeding zijn? Het kweeken van een bruikbaar en dienstbaar lichaam? (N.R. Cour.) Laat men maar eerlijk zijn, het gaat dan niet meer om de gezondheid van het lichaam; de hartstocht van het winnen is er bij spelers en toeschouwers en wie zal zeggen hoeveel jonge menschen daardoor zich een hartkwaal hebben bezorgd en voor hun leven gebroken zijn. Jaap Eden, een sportkoning, door duizenden verheerlijkt, heeft op het einde van zijn kort en ten slotte vereenzaamd leven nog gezegd: „ik wilde dat ik er nooit aan gedaan had!" Het moet lichamelijike oefening blijven, waar door de geestelijke oefening, in het bijzonder op den Zondag, niet ten achter worde gesteld.
En dan is zij nuttig. Het lichaam moet een tempel zijn van den Heiligen Geest. Daarom moet men nauwkeurig voor zijn gezondheid waken. Men mag daarom de spierkracht oefenen door velerlei sport. En ouders moeten hierin hunne kinderen niet tegen gaan, als het gaat om de sport op zichzelf. Deze verdrijft vele onreine gedachten en praktijken. Hoe meer er aan sport gedaan wordt, des te minder sterke drank er gedronken wordt. Lichamelijke oefening bevordert, onder den zegen Gods, de gezondheid; en deze geeft weer levensmoed en opgewektheid. En dit is veel waard voor het tijdelijke leven. De lichamelijke oefening is tot weinig nut, in vergelijking met de geestelijke oefening. Maar nuttig is zij zeker.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Eenvoudige Bijbellezing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's