Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huiscatechisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huiscatechisatie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK IV.
De werken Gods.
II. Van de Schepping.
1. Vraag: Wat is het begin geweest van de uitvoering van Gods Raad?
Antw.: De eeuwige God, die alle dingen werkt naar den raad Zijns willens, heeft in den beginne van den tijd, hemel en aarde geschapen.
2. Vraag: Is de schepping dus niet eeuwig?
Antw.: Neen, de schepping is niet eeuwig. Aan een zijn der wereld gaat een niet-zijn vooraf. Aan het begin van onze geschiedenis en van al het geschapene staat een welbewuste, almachtige daad Gods. Nergens komt in de Schrift de gedachte voor, dat er buiten en onafhankelijk van God iets zou bestaan, dat zonder Hem is geworden. God is de zijnde, eeuwig en onveranderlijk — de werdd is geworden in den beginne van den tijd. Ps. 90: 2 ; Ps. 102: 26—28.
3. Vraag: Wat verstaan wij onder „scheppen"?
Antw.: Ps. 33: 9 : „Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er". Rom. 4: 17: „Hij roept de dingen, die niet zijn, alsof ze waren'". Hebr. 11 vs. 3 : „Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzóó dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden".
4. Vraag: Heeft Aristoteles niet gelijk, wanneer hij zegt: „uit niets ontstaat niets" ?
Antw.: Wij belijden als christenen óók : „uit niets ontstaat niets". Maar de schepping komt voort uit Gods wil. Door den wil van den eeuwigen, almachtigen God zijn de dingen geworden. Openb. 4 vers 11: „Gij, Heere ! zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen en door uwen wil zijn zij en zijn zij geschapen". Ps. 33: 6 : „Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt en door den Geest Zijns monds al hun heir".
In den beginne was niet de onbewuste kracht, niet de vormlooze stof; en in zoo verre is die uitdrukking „uit niets" duidelijk en juist. (2 Macc. 7 : 28). Van een eeuwige stof willen we niet weten, wel van een eeuwigen God en van het bewuste, gesprokene en tevens sprekende woord, dat alle dingen in het aanzijn schiep.
5. Vraag: Heeft de wereld dus haar oorzaak niet in zichzelve?
Antw.: Neen, de wereld heeft haar oorzaak niet in zichzelve, noch in andere dingen, maar alléén in God. Die belijdenis heeft een godsdienstig-zedelijke beeekenis. Zij plaatst al het geschapene in de verhouding tot God, waarin alles hoort te staan. Hij, uit Wien en door Wien alle dingen zijn, komt in gansch de schepping, op alle terrein des levens, eere en heerlijkheid toe.
6. Vraag: Welk dualistisch beginsel is van ouds in betrekking tot de schepping voorgestaan?
Antw.: Dat de schepping het product zou zijn van twee aan elkaar tegenovergestelde en vijandige beginselen. Maar de Schrift weet niet van een goeden en een kwaden God; alleen van den eenigen, waren God, Die alles geschapen heeft, zóó, dat het alles zéér goed was.
7. Vraag: Wat leert het Pantheïsme?
Antw.: Het Pantheïsme („dat het al God is") laat de wereld óf emaneeren (uitvloeien) uit den overrijkdom Gods (Gnosticisme; gnosis = kennis) of ontstaan uit de armoede Gods (Hegel). In het eerste geval zou de schepping er zijn, om God van Zijn overvloed te bevrijden (zooals het water loopt over den rand van den emmer, die boordevol is en steeds nog voller wordt); en in het tweede geval om Hem in Zijn gebrek en armelijkheid tegemoet te komen en Hem aan te vullen. In beide gevallen is er geen wezenlijk ondersdheid tusschen God en het geschapene; en alles zou goddelijk zijn (pantheïsme). We houden vol, dat de schepping een welbewuste daad van den eeuwigen God is. Die het alles op Zijn tijd heeft geformeerd door Zijn enkelen, alvermogenden wil, waarbij er principieel en eeuwig onderscheid is tusschen Schepper en schepsel.
8. Vraag: Waarom is het niet wel mogelijk, dat de Heere door Zijn behoefte aan voorwerpen voor Zijn liefde (dus uit „armoede") zou zijn bewogen tot het scheppen van het heelal?
Antw.: De eeuwige God is de in Zichzelf algenoegzame. Hij rust eeuwig in Zich Zelf en is eeuwig zalig in Zijn eigene zaligheid. De Heere, de Almachtige, kan niet door het geschapene gediend worden als iets behoevende. De Heere behoeft, om volzalig te zijn, het schepsel niet, maar Hij heeft alles geschapen naar Zijn souverein welbehagen om Zich nu in de schepping te verheeriijken, naar Zijn vrijmachtigen wil.
9. Vraag: Wat is de materialistische  beschouwing inzake de schepping?
Antw.: De materialistische wereldbeschouwing wil het voorstellen, dat alles wat bestaat te verklaren is uit eeuwige ondeelbare stofdeeltjes (atomen), waaruit, door een werktuigelijke scheiding en verbinding, het de bestaande wereld geworden is. Het materiaIisme ontkent Gods bestaan en vergoddelijkt de Stof (de materie).
10. Vraag : Wat hebben wij bij het scheppingswerk op te merken?
Antw.: Wanneer wij belijden, dat de Heere door het Woord Zijner almacht alles gemaakt heeft, sluit dit volstrekt niet uit, dat er een ontwikkelen en voortschrijden is van het lagere tot het hoogere; maar op christelijk standpunt belijden wij, dat de schepping de ontwikkeling (evolutie) mogelijk maakt. Het is niet, zooals de anti-christelijke evolutieleer zegt: dat het hoogere zich heeft ontwikkeld uit het lagere, door eigen, onafhankrlijke kracht. Wat er is, dat is van God, gaande en staamne naar Zijn wetten en bepalingen, door Zijn kracht en wijsheid. In een stijgende reeks, over zes dagen verdeeld, brengt de Almachtige door het Woord Zijner kracht, alle dingen uit de ongeziene wereld Zijner gedachten te voorschijn en elke scheppingsdaad houdt in zich een wereld van wonderen en verborgenheden. Zóó is alles schoon gemaakt door den eeuwigen God, om te beantwoorden aan Zijn doel. „Zijn god'lijke almacht spreekt en 't is er, Zijn wil gebiedt en 't wordt terstond"
11. Vraag: Wat is het product der schepping ?
Antw.: Het product der schepping Gods is hemel en aarde, met al wat er in is; héél de kosmos (wereld). Alles is van Goddelijke afkomst, aan den Zoon verwant, door den Geest bezield; alles berustend op gedachte en wil, op verstand en raad en daarom is ook alles onderling verwant, een harmonische wereld (kosmos), die haar heer en gebieder ontvangt in den mensch, zijnde van Gods geslacht.
12. Vraag : Wat is het doel der schepping ?
Antw.: Het doel der schepping is door den Schepper Zelf gesteld in de eere Zijns Naams. Spr. 16: 4 : „God wrocht alles om Zijns Zelfs wil". Nehemia 9: 6 : „Gij, zijt die HEERE, Gij hebt gemaakt den hemd, den hemel der hemelen en al hun heir, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is en Gij maakt die allen levend; en het heir der hemelen aanbidt U". Rom. 11 vers 36 : „Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen, Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen."
Hooger glorie bestaat er niet, dan dat God eere ontvangt, waarom al het geschapene Is aangelegd met het hoogste en heerlijkste doel, dat denkbaar is.
13. Vraag: Wat heeft dit den mensch te zeggen?
Antw.: De mensch, bewust schepsel en denkend hoofd der Wereld, heeft het doel, dat God stelde, te maken tot zijn levensideaal en alles te richten op de eere des Heeren. Ps. 145: 10 :„Alle Uwe werken, HEERE, zullen U loven en Uw gunstgenoten zullen U zegenen". 
14. Vraag  Zijn alle mensen het hier mee eens, dat alles in de wereld moet dienen tot Gods eer?
Antw.: Neen, die met den natuurkundige Lalande van meening is dat men 't gansche heelal kan doorzoeken, zonder ergens God te vinden — zal ook niet alles willen stellen in den dienst van Hem, die dan eigenlijk niet bestaat, maar een fictie is. De fout ligt bij zulke menschen, dat ze God ook niet vinden in hun onmiddellijke nabijheid, in geweten en hart, in 't Woord en in de Kerk: en als ze Hem daar niet zien en niet hooren en niet vinden, zullen ze Hem ook in het heelal niet zien, al wapenen zij zich met den besten telescoop. Deze dingen beginnen bij eigen hart en vertolken zich dan in onze wereldbeschouwing. „De dwaas zegt in zijn hart, daar is geen God". („Dwaas" wil hier niet zeggen „idioot", maar verdwaasd van hart, wat ook groote „geleerdfen" kunnen zijn. 't Is ook hier geen kwestie van het hoofd, maar van het hart.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Huiscatechisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's