Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat nu?
In anti-papistische kringen Wordt heel wat gejuicht over de beslissing van de Tweede Kamer, om geen gelden meer beschikbaar te stellen ten behoeve van 't gezantschap bij het Vaticaan. Men gaat zelfs in zijn blijdschap zoover, door in 't Kamervotum een begin te zien van het afschudden van het Roomsche juk. Rome werd een eerste slag toegebracht en mitsdien zal de 11de November 1925 als een historische datum in de annalen van de geschiedenis worden aangeteekend.
Maar nog blijder dan over het weigeren der gelden voor den gezantschapspost is men over het feit, dat ten gevolge van het gebeurde in de Kamer die coalitie van de baan gaat, want door de coalitie was Nederland aan Rome verkocht en zuchtte het land onder de macht van de Roomsche geestelijkheid.
Het was een boos stuk, toen destijds de Antirevolutionairen en de Christelijk Historischen met de Roomschen in coalitie traden om met elkander de christelijke grondslagen van ons volksleven te verdedigen tegen de vrijzinnigheid en de Sociaal-democratie. Thans zal het met die gehate coalitie uit zijn.
Het Protestantisme heeft twee vijanden, Rome en de Revolutie. Door het verbreken der coalitie zal het Protestantsche deel van ons volk zijn vrijheid hebben hernomen, om in het Parlement èn Rome èn de Revolutie te kunnen bestrijden. Men staat verbaasd over de naïveteit, waarvan de menschen, die zoo redeneeren, blijk geven en niet minder is men verwonderd over het totaal gemis aan verantwoordelijkheidsgevoel, dat in het bijzonder de leiders van de anti-papistische beweging, ondanks hunne verzekeringen, dat de strijd welke zij voeren, niet gaat tegen „de Roomschen als menschen", aankleeft.
In de Staten-Generaal zullen die Pro­testanten zich moeten stellen tegenover Roomschen en Socialisten. Hoe dit nu mogelijk zal zijn bij een stemmenverhouding b.v. in de Tweede Kamer van Roomsch Katholieken, Sociaal-democraten, Vrijzinnig-democraten, en den Communist van 63 stemmen, tegen 37 stemmen van alle andere groepen te zamen, waaronder dan nog de Vrijheidsbonders zijn begrepen, daarover maakt men zich niet druk.
En wanneer het in verband met een Kabinetscrisis tot de vraag komt: „Doch wat nu?", dan doet men net eender of deze vraag een onbehoorlijke is, het beantwoorden niet waard. Toch zal op deze vraag, hoe dikmaals men haar ook poogt te ontwijken, een antwoord dienen te worden gegeven en wel in het bijzonder door hen, die voor den chaos, waarin ons land thans op politiek terrein verkeert, verantwoordelijk zijn. Deze mannen, die tot nog toe mede de leiding hadden, zullen straks, of zij 't willen of niet, verplicht kunnen worden de leiding aan anderen over te geven.
Het is niet ondenkbaar, dat het Kabinet, dat zijne portefeuilles ter beschikking van de Koningin stelde, vervangen wordt door een Ministerie, gevormd uit Vrijzinnig-democraten en Sociaal democraten, die met of zonder de Roomsch Katholieken de leiding van 's lands zaken in handen nemen.
Reeds hebben de Vrijzinnig-democraten hun program op een dergelijke politieke constellatie ingericht, waarvan 2 punten aan de Roomsch Katholieken sympathiek moeten zijn, n.l. punt 7: Het gezantschap bij het Vaticaan wordt gehandhaafd, en punt 16: Art. 123 van het Indisch regeeringsreglement zal Worden geschrapt, ten einde de Roomsche missie in Indië die vrije baan te geven. En wanneer men dan meent, dat onder een Protestantsch Kabinet van Vrijzinnig-democraten en Sociaal-democraten het Protestantsch beginsel beter zal gediend zijn dan onder het Kabinet-Colijn, dan zal men dit den kiezers maar eens duidelijk moeten maken.
Hoe de zaak ook zit en welk Kabinet er komt, over den gezantschapspost bij het Vaticaan zal nog wel niet het laatste Woord zijn gezegd.
De vraag is nog niet beantwoord: Wat nu ?

De coalitie.
Men begint bij hen, die zich verheugen over de moeilijkheden waarin de coalitie geraakt is, wel eens te twijfelen aan de goede trouw van die mannen. Vooral wanneer in het publiek de vraag wordt gesteld, in welk opzicht de coalitie tot zegen voor ons land is geweest, en deze vraag dan ontkennend wordt beantwoord. Dat men tegen het gezantschap bij 't Vaticaan is, verstaan, wij, en ook kunnen wij ons begrijpen, al gaat dit wat moeilijker, dat men van coalitie tusschen de drie rechtsthe partijen in de Kamer niets moet hebben. Maar dat men openlijk de beteekenis, welke die coalitie voor ons land heeft gehad, in twijfel trekt, dit wil er bij ons niet in. Men doet aan eigen waardigheid tekort, als men b.v. schrijft, wat wij dezer dagen in een blad lazen:
Waar zijn de heilzame wetten der coalitie-ministers?
Wie kent ze?
Doodarm bleef deze coalitie-regeering aan principieel christelijke wetgeving.
Wij van onzen kant zouden willen vragen: Mag men deze schampere vragen stellen, of een opmerking maken, welke den indruk geeft alsof, wat men beweert, ook de waarheid is? Het wordt haast water naar de zee dragen, om nog eens de beteekenis van de coalitie voor ons volk te gaan uiteenzetten. Voor ditmaal slechts een enkel woord daarover.
En dan spreken wij niet over den schoolstrijd, die jarenlang werd gevoerd en eindelijk onder Gods zegen voor ons christenvolk tot de overwinning leidde. Evenmin gewagen wij van de totstandkoming der zedelijkheids-wetten, met laatst nog die bioscoop-wet. Ook noemen wij niet de loterij-wet en de wet, waarbij 't wedden op concoursen verboden werd.
Aan deze wetten zonden wij nog tientallen andere kunnen toevoegen, waaran zou kunnen gezegd worden dat het bij de totstandkoming in de Kamer ging tusschen rechts en Iinks.
Maar wij willen op andere feiten wijzen, zoo op de revolutionaire woelingen in het jaar 1903 als in het jaar 1918; en dan de vraag stellen: of toen die coalitie-ministeries niet getoond hebben, dat het roer van het schip van Staat in de handen van de coalitie-ministers veilig was? Waren de wetten, die als gevolg van deze gebeurtenissen werden ingediend de stakingswetten en die anti-revolutie-wetten geen heilzame wetten? In die dagen gevoelde de overheid zich sterker dan te voren de dienaresse Gods. En ging het niet eveneens dien goeden weg op, toen nog niet lang geleden het inflatiegevaar dreigde?
De vraag, die wij in dit verband stel­len, is: Of bij het inflatie-gevaar niet gelijktijdig de belangen van gezin, school Kerk en Zending betrokken zijn? En betreffen deze dingen niet de geestelijke belangen van ons volk? Was het ook thans weer niet een Minister uit een coalitie-Ministerie, die als instrument in Gods hand ons land voor een financieel debacle bewaarde? Wat zou er van ons land geworden zijn als een vrijzinnig Ministerie of een Socialistisch Ministerie aan het bewind ware geweest? De behandeling der verschillende wetsontwerpen, destijds door Minister Colijn ingediend, ligt nog versch in het geheugen.
En tenslotte: kent men den strijd van de coalitie-Kabinetten niet in het tegenstaan van den geest van onzen tijd, waar deze
de hoogheid van het gezag aantast;
de gaafheid van het huwelijk ondermijnt;
de begrippen van schuld en straf verdonkert;
de zedelijke verantwoordelijkheid miskent;
de heiligheid van het huwelijk aanrandt?
Tegen dezen geest van den tijd heeft de coalitie in Gods kracht gestreden; waarbij het haar mocht gelukken om de christelijke grondslagen van ons volksleven voor schennende hand te bewaren.
En zegt men nu, dat ondanks dit alles, toch nog in velerlei opzicht is te kort geschoten, dan beamen wij dit volmondig. Zeker, wij zouden b.v. gaarne den stemplicht willen afgeschaft zien en de doodstraf weer zien ingevoerd, maar deze punten van regeerbeleid hebben met de coalitie n i e t s te maken. Want ook al bestond de coalitie niet, dan kwam van deze dingen toch niets terecht. En wel eenvoudig om deze reden, dat de Christelijk Historischen ze niet willen. Zij, die zich opmaken om feest te vieren over het verbreken der coalitie, mogen zich wel eens rekenschap geven van wat met het stukslaan der coalitie voor het land verloren gaat.

Rekenmeesters.
Bij de Kabinets-kwestie zijn de moeilijkheden zóó groot en zóó talrijk, dat de brug nog niet geslagen kon wordien. Waarbij het wel aardig is, nog eens na te gaan hoe verschillende rekenmeesters aan 't werk zijn geweest om bestek en teekening te maken voor een nieuw ministerie, zij het dan dat de oplossing van de crisis nog uitbleef. Allereerst ds. Lingbeek, de leider van de H.G.S. Die man is met 30.276 stemmen in de Kamer gekomen (waarbij 8 uit zijn eigen gemeente Reitsum), dus die beteekent nogal wat in den lande. Daar is de R.K. Staatspartij met 883.350 stemmen maar een mager beestje bij! Ds. Lingbeek dan, de man van de kleinste partij (want de R.K. Volkspartij -Arts had nog 40.115 stemmen en Braat kreeg er 43.969) heeft het eerst gezegd, hoe het eigeniijk moest. Er moest een zaken-ministerie komen, waarin Socialisten, Liberalen, Christel. Historischen, Antirevolutionairen zaten, en waarin dan ook per gratie één R. K. minister mocht zitten.
Denk u dat nu eens in! Een man van een partij van 30 duizend menschen zegt van een partij van 883 duizend + 40 duizend menschen: ge bestaat eigenlijk voor mij niet; ge zijt voor mij geen Nederlandsche burgers; in een gewoon ministerie moogt ge heelemaal niet zitten; in een zaken-kabinet per gratie één.
Nu vinden we het niet zoo erg, als ds. L.ingbeek zulke dingen zegt, maar dat er menschen zijn die dat dan „mooi" vinden en in de handen klappen van pleizier, dat vinden we erger.
Wat zijn er toch een groot aantal menschen, die aan steltloopen doen. Alleen als men valt, dan komt men laag neer, weet men dat wel?
Ds. Lingbeek zou dus geen bezwaar hebben aan Socialisten en Liberalen het schip van Staat toe te betrouwen, liever dan aan een coalitie-ministerie, dat bestaat uit Antirevolutionairen, Christelijk Historischen en Roomsch Katholieken. Dat weten we dus al weer en het is waard om te onthouden. Zóó wil men dus Rome uitschakelen door met Socialist, Vrijz. Democraat en Liberalist een verbond te maken! gelijk men bij de stennning in de Tweede Kamer reeds heeft gedaan. De tegenwoordige leider der S.D.A.P. is ook, onder controle van z'n chef Stenhuis, aan 't rekenen gegaan. De coalitie is hem een doorn in het oog. Geen wonder! Het hek is dan niet van den dam voor de anti-christelijke beginselen en praciijken van de S.D.A.P.
De heer Albarda zou het nu liever zóó hebben: dat de S.D.A.P. (met 706.317 stemmen) en de Roomsch Katholieken (met 883.350 + 40.115 stemmen = 923.465 stemmen) de koppen bij elkaar staken en er ook de Vrijz. Democraten (met 187.159 stemmen) bij haalden, om dan samen een democratisch Kabinet te vormen, steunend op 61 leden in de Tweede Kamer (31 R.K. + 24 S.DA.P. + 7 Vrijz. dem.)
Wij kunnen ons begrijpen, dat .de S.D. .P, naar zulke dingen uitziet. De heer Wibaut kan dan minister van financiën worden, de hr. Albarda van onderwijs en een derde van arbeid, terwijl een Roomsche minister van binnenlandsche zaken, van justitie en koloniën wordt en de Vrijz. Democraten met mijnheer Marchant voor de rest kunnen zorgen.
Men heeft nu maar te kiezen tusschen den rekenmeester Lingbeek en dien politicus Albarda; om, nu ds. Kersten den lucifer in het ministeriegebouw wierp en de Socialisten, Vrijz. Democraten en andere Liberalisten het vuur hebben aan geblazen, opnieuw aan het werk te gaan.
't Is wel een blij vooruitzicht!
En het bewijst weer opnieuw dat ruiten ingooien en vuurtje stoken een makkelijk werk is, dat kan de domste van de domsten ook nog wel, maar om zóó te herstellen en op te bouwen dat het tot heil van volk en vaderland is, dat is moeilijker dan het onderstboven schoppen van hetgeen er was,
Intusschen maakt mr. Marchant veel kans om Kabinetsformateur te worden, nu hij z'n 16 programpunten heeft gepubliceerd, waarbij de man, die vóór afschaffing van het gezantschap bij den Paus was, nu aan de Roomschen dezen post weer heeft toegezegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's