Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Calvinisme (3|
Johannes Calvijn

Terstond na de voltooiing van de Institutie (eerste uitgave) in 1536 verliet Calvijn het gastvrije Bazel, om een korte tijd te vertoeven aan het hof van de hertogin van Ferrara, de vrome zuister van Koning Frans 1. Aan dat gastvrije hof vertoefden toen meer vrome en geleerde mannen met wie Calvijn omging.
Van plan om maar Frankrijk te gaan voor 't regelen van familiezaken, moest Calvijn, vanwege den oorlog tusschen Frans 1 en Karel V, den zuidelijken weg inslaan en kwam begin Augustus 1536  te Genève, waar Farel en Viret werkten als reformatoren. Slechts een enkelen nacht zou Calvijn in Genève blijven, zoo was zijn plan, maar de Heere had het anders beschikt en deed hem er blijven om hem hier een veelomvattenden werkkring te geven.
Officieel was te Geneve op Zondag 21 Mei 1536 de Reformatie ingevoerd. De groote raad der stad besloot met algemeene stemmen, dat Geneve naar den Woorde Gods zou leven. Echter woonden er nog Roomscheen en bij vele, ook vele leiders, was de Reformatie geen zaak des harten. Voor velen beteekende "vrijheid van het pausdom" slechts vrijheid om te doen wat men wilde.
Farel voelde, dat hij zou bezwijken en beschouwde het als een wonder Gods, dat Calvijn, de schrijver van de Institutie, in de stad was gekomen! 't Was al aat in den avond, toen Farel hoorde, van Calvijn's komst, maar aanstonds ging hij hem een bezoek brengen en hield zóó lang bij Calvijn aan om in Genève te blijven, dat deze ten slotte niet langer dorst te weigeren. Met een donderstem, waarmede hij reeds zoo vaak de massa had bezworen, riep Farel hem toe  „Gij spreekt van uwe studie en rust; welnu, ik verklaar u thans in den naam van den almachtigen God, dat, als gij in zoo grooten nood der Kerk uwe hulpe ons onthoudt en U zelven meer dan Jezus Christus zoekt, God uwe stu­diën en uwe rust vervloeken zal". Tegen zulk een krachtigen aanval was Calvijn niet bestand en gaf toe. Hij zegt daar later, in de voorrede van zijn Verklaring der Psalmen dit van: „Door nameloozen schrik bevangen liet ik mijn voorgeno­men reis varen; wijl ik echter mijn schuchterheid en mijn neiging om mij terug te trekken, wel kende, liet ik mij niet tot het overnemen van een bepaald ambt binden".
In Augustus 1536 gekomen, hield hij eerst voorlezingen over de H. Sohrift in de kerk van St. Pierre. Met groot succes bestreed bij de Wedendoopers en in 1537 tot predikant aangesteld, maakte hij een catechismus en in opdracht van den raad der stad, een geloofsbelijdenis in 21 artikelen, welke spoedig tot religieuse grondwet van de Republiek werd verheven. Heel de burgerij moest haar bezweren. Heel de raad gaf het voorbeeld en vervolgens kwamen de burgers tien bij tien in de kathedraal om de belijdenis des geloofs openlijk door het opsteken der handen te aanvaarden: „God de eer gevende, door de belijdenis der waarheid". Die den eed niet wilde doen, verloor het burgerrecht en moest het land verlaten!
Spoedig kwam er natuurlijk reactie, en 3 Februari 1538 kreeg de oppositie bij de verkiezing van den raad de overhand. En toen de predikanten van den kansel over deze dingen spraken, verbood de raad der stad hun zich verder met de politiek in te laten. Tegelijk was in Bern, ook een machtige gereformeerde Staat, een Luthersch gezinde meerderheid gekomen; en vanuit Bern werd in Geneve gestookt. Toen de raad van Geneve 11 Maart 1538 Bern in 't gevlij wilde komen en zich met kerkelijke gebruiken te Geneve, belangende 't Avondmaal inliet, was het Calvijn, die verklaarde, dat zijn geweten hem verbood in geestelijke zaken de bevelen van de Overheid te volgen!
Paschen naderde, waarop het Avond maal zou gehouden wonden. Herhaaldelijk liet de Overheid Calivijn en Farel voor zich komen om hen te bewegen het Avondmaal naar Berner gebruik te bedienen; maar zij weigerden. Calvijn noemde zelfs van den kansel af de Overheid van Geneve „een College des satans". Op Paasch-Zondag gingen Calvijn en Farel, door gewapende vrienden vergezeld, naar de kerk en verklaarden, dat zij, vanwege de in de stad heerschende kerkelijke en zedelijke misstanden, het Avondmaal niet zouden bedienen. Des Dinsdags na Paschen, 23 April 1538, sprak de raad, onder goedlkeuring van de burgerij, de afzetting en verbanning van Calvijn en Farel uit.
Door Bucer werd Calvijn uitgenoodigd naar Straatsburg te komen en daar de verzorging van de Fransche vluchtelingengemeente op zich te nemen. Eerst wilde hij niet, maar in September 1538 kwam hij, ook alweer onder bedreigingen van Bucer, die hem anders „het lot van Jona" voorspelde.
Het verblijf in Straatsburg is voor Calvijn zeer gezegend en van rijke beteekenis geweest. Het was daar het centrum van het Gereformeerd Protestantisme. Er was een beroemde school, onder leiding van Joh. Sturm, die zeer velen tot zich trok. Calvijn kwam hier, in de vrije, rijksstad, met vele voormannen der Reformatie in aanraking en trad bizonder met Melanchton in vriendschap. Hij maakte kennis met de Duitsche toestanden, zag daar de gebreken van de Luthersche Kenk, vooral het gebrek aan tucht en de afhankelijkheid der Kerk van den Staat. Aan tal van godsdienstgesprekken heeft ook Calvijn meegedaan, om, zoo mogelijk, te bereiken: meer éénheid in het godsdienstige.
In Straatsburg sloot Calvijn, die door de Overheid vrijgelaten werd in zijn doen, zich aan bij de inrichting en ordening en liturgie der Fransche vluchtelingen-gemeente. Ook leerde hij hier de macht van het lied bij de godsdienstoefening kennen en zelf vertaalde hij tal van Psalmen naar melodieën van 'n musicus in Straatsburg (1539). Hier vond hij ook den tijd zijne Institutie om te werken en aanmerkelijk verbreed en verrijkt verscheen er in 1539 een tweede uitgave van dit zoo merkwaardige boek. In 1541 bewerkte hij dit handboek voor de theologie in het Fransch. Naast dit hoofdwerk begon hij ook met het tweede deel van zijn program, de Bijbelverklaring, en gaf in 1539 als eerste van zijn talrijke voortreffelijke commentaren: de verklaring van den brief aan de Romeinen.
In 1540 verbond Farel hem in het huwelijk met Idelette de Bure, de weduwe van een bekeerd Anabaptist, een vrouw, gesproten uit een adellijke familie, die in de buurt van Luik woonde; en zoo raakte Calvijn geheel thuis in Straatsburg.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's