Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SCHRIFT-UITLEGGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHRIFT-UITLEGGING

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 TIMOTHEUS 5 vers 8 Doch zoo iemand de zijnen en voornamelijk zijne huisgenooten niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelooyige.

1 TIMOTHEÜS.
Erger dan een ongeloovige. De vraag rijst, wie hiermede bedoeld is. Wie is erger dan een ongeloovige? De apostel heeft over weduwen gehandeld. Timotheüs mocht hen in zijn herderlijken arbeid niet vergeten. De niet-alleenstaande weduwen, d. w. z. de weduwen met een huisgezin, hadden den steun van Timotheüs noodig. Hij moest ook de alleenstaande, de eenzame weduwen vertroosten. Geldt het hier nu weer een raadgeving aan de weduwen of een vermaning voor hen? Neen, de apostel heeft zijn betoog hierover in het voorgaande vers afgesloten. Het spreekt haast vanzelf dat thans de apostel denkt aan de nalatigheid van een huisvader waardoor na zijn dood, zijn weduwe en zijn kinderen onverzorgd achterblijven Laat ons goed de plaats bepalen van dezen tekst in zijn verband. Immers hiervan hangt de juiste verklaring af. Het gaat in heel dit verband over de weduwen. Wel, dan is het toch te begrijpen dat de apostel midden in de beschouwing over de weduwen ook even aanroert de omstandigheden waaronder ze weduwen geworden zijn. Denkt ge niet aan dit verband en licht ge deze woorden er zoo maar uit, ja, dan schijnt de apostel te handelen over het verzorgen voor het heden. Maar laat ge deze woorden staan onder het licht van hunne omgeving, zooals het toch móét, dan hebben wij hier aan voorzorg te denken. Voorzorg voor den tijd, dat eene vrouw, moeder, weduwe kan worden! Heel het verband wijst hienheen, maar het wordt bovendien bevestigd door het woord dat in het oorspronkelijke voor verzorgen staat. Er staat eigenlijk: te voren verzorgen. Indien dus iemand geen voorzorgsmaatregelen treft voor de zijnen en voornamelijk voor zi]n huisgenooten, die is erger dan een ongelovige. Laat een ieder deze woorden goed onder oogen zien en niet trachten de geweldige uitspraak van den apostel op zijde te schuiven door schijnbaar vrome woorden.
Als men van voorzorg spreekt, schut menigeen bedenkelijk het hoofd. Dat is God voorbij zien, denkt men. Dat is in strijd met het vertrouwen op den hemelschen Vader Die ons gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede geeft, zodat ons niets bij geval, maar van zijn vaderlijke hand toekomt. Wel, als ik dan sterf, zoo denkt men, is dit ook wijze beschikking; dan zal Hij ook wel voor de mijnen zorgen. Ja, velen zijn er die elken maatregel, dien men ervoor neemt, uit den booze achten en elken stap in die richting als een teeken van ongeloof beschouwen. En nu zegt Paulus, dat als iemand van te voren de zijnen niet verzorgt, erger is dan in ongeloovige. 'k Houd mij nog maar het liefst aan wat de apostel zegt.
Ook hier geldt, wat wij telkens elkander moeten zeggen: het geloof in Gods Vaderlijke zorg heft onze verantwoordelijkheid niet op. Hoe meer wij rustig en in volkomen vrede het alles over mogen overgeven aan de vaste, wijze en liefdevolle besturing Gods, des te liever zullen wij ook arbeiden aan de ons opgelegde taak. Neen, dan neemt een huisvader die in voorzorg al het mogelijke doet, Gods werk Hem niet uit de handen, maar denkt in liefde en getrouwheid aan wat God hem op de handen gelegd heeft en wil daartoe ook elk middel gaarne gebruiken dat God in Zijn genade hem biedt. Het geloof maakt geen zorgelooze menschen. Als de Heilige Geest werkt, worden wij werkzaam met de beloften Gods, die van geslacht tot geslacht zijn over hen die Hem vreezen, maar wij worden evenzeer werkzaam met Zijn geboden.
Erger dan een ongeloovige is nu een ieder die van geen voorzorg voor de zijen wil weten. Hij heeft het geloof verloochend, d.w.z. het geloof waardoor men in de gemeente van Jezus Christus zijnde, toch zijn verplichtingen heeft tegenover zijn naaste. Ja, hij is nog erger dan een ongeloovige, daar toch reeds de bloedverwantschap hem aandrijven moest voor de toekomst der zijnen te zorgen.
Het is natuurlijk niet gemakkelijk in deze voorzorgsmaatregelen den goeden weg te kiezen en dezen aan anderen aan te wijzen. Ook hiervoor moeten wij elkander herinneren aan het woord van den apostel: een ieder zij in zijn gemoed ten volle verzekerd. Laat ons in ieder geval geen onbarmhartig oordeel uitspreken over hen die een levensverzekering sluiten, zoodat aan de overblijvende weduwe een som tot haar levensonderhoud wordt uitgekeerd, bij het overlijden van haar man en verzorger. Zaken-menschen, winkeliers, boeren, kunnen soms zeer gemakkelijk hun veroordeling hierover uitspreken, ook met aanhaling van teksten, maar zij vergeten dat in ieder geval hun bedrijf er nog blijft, als zij zelf worden weggenomen. Maar als een dokter, een advocaat, een predikant, een onderwijzer sterft, neemt zijn dood in eens het brood der zijnen weg. Dan moeten zij maar sparen, zegt ge! Juist, zij geven hun spaargeld over aan een vereeniging van menschen die allen hetzelfde op het oog hebben en met elkander de risico dragen voor het geval dat een der leden spoedig sterft. Men kan hierover verschillend oordeelen, maar behoede zich een ieder voor een onbarmhartig oordeel. Hij is erger dan een ongeloovige, die voor de zijnen geen voorzorgsmaatregelen neemt. Onze tekst geeft ons hier een algemeen beginsel en een ieder moet weten hoe hij naar dit beginsel leeft, maar hij veronachtzame het niet.

Met „de zijnen" heeft de apostel een breederen kring op het oog, met „huisgenooten" den engeren kring. Een christelijk patroon heeft ook aan een breederen kring te denken, zoodat hij niet alleen zorgt voor het loon van zijn knecht, maar ook van te voren zorgt voor de mogelijkheid dat die knecht aan zijn gezin ontvalt. En als de Staat om de nalatigheid van de patroons daarvoor wetten maakte, behoeft een knecht over de aldus wettig geregelde pensioenverzekering zijner weduwe geen gewetensbezwaren te hebben. Immers een patroon en zijn knecht zijn erger dan een ongeloovige, als zij de hunnen en voornamelijk hun huisgenooten niet verzorgen. Een algemeen beginsel legt de Heilige Schrift hier voor ons neer, dat in zijn toepassing door heel veel moeilijkheden om der zonde wil moet heenworstelen, maar dat dan ook ernstig en biddend ter harte worde genomen. Ook de Kerk is erger dan een ongeloovige, als zij geen voldoende voorzorgsmaatregelen neemt voor die weduwen van hen die haar dienen met al hunne krachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

SCHRIFT-UITLEGGING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's