Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Bovennatuurlijke zegening en menschelijke leiding

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want God, die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen is Degene, die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods, in het aangezicht van Jezus Christus. 2 Korinthe 4 vers 6.

Over een bovennatuurlijke zegening schrijft hier de apostel. Die zegening is het Licht der wereld, zooals onze Heere Jezus Christus zich zelf genoemd heeft. Toen er, naar het woord van Genesis, duisternis was op den afgrond, heeft God gezegd: »Er zij licht«, en het was alzoo. Met deze scheppingsdaad van den Almachtige vergelijkt hij de komst, het leven en het gansche werk van den Verlosser. Ook hiervan heeft God gezegd: het licht schijnt uit de duisternis.
God zegent door Zijn wondervolle liefde.
Er zijn menschen die het wonder loochenen in den weg der zaligheid. De Heere Jezus Christus zou dan een gewoon mensch geweest zijn, die een goed voorbeeld en wijze lessen gaf. Hem alzoo voor oogen te hebben, is dan den weg der zaligheid te betreden. Alles heel gewoon en natuurlijk. Het wonder is er uit weg. Het bovennatuurlijke in 's Heeren geboorte, leven, sterven, opstanding en verheerlijking wordt ontkend. Wijl dit niet te begrijpen is, zou het ook niet waar zijn. Heel anders wordt het ons ook hier weer gezegd. Wij aanbidden met den apostel en heel de gemeente in de verschijning van den heerlijken Persoon van Christus het onbeschrijflijke wonder Gods, het middelpunt van het wereldgebeuren, waarop God alles deed aanloopen, van veel grooter belang dan de schepping van het heelal. God is geopenbaard in het vleesch! Het is de groote verborgenheid der godzaligheid.
Het is met het Licht der wereld als met het licht der schepping. Zoo wel het een als het ander heeft zijn aanzijn te danken aan het spreken van God. God zeide: "Er zij licht!" Er was alleen duisternis, het gebrek aan alle licht, het tegenovergestelde van het licht. Zonder Christus en Zijn heil en Zijn evangelie heerschte er in de wereld de duisternis der zonde. Zoo min als de duisternis bij machte is om een enkelen lichtstraal voort te brengen, zoo min kon de wereld van menschen iets tot eigen verlossing bewerken. Maar zie, de Heere heeft gesproken. Hierover zal de geloovige zijn God eeuwig danken! Het spreken, het denken Gods ging aan alles vooraf. Uit Zijn heiligen raad kwam het eeuwige Licht, het Licht der wereld.
De vergelijking van Christus met het licht der schepping spreekt ons ook van de brandende noodzakelijkheid van deze wondervolle gave Gods. Wat toch zou er van de aarde, van mensch, dier en plant zijn terecht gekomen, als het licht ontbroken had? Er zou geen leven mogelijk zijn. O, hoe predikt de apostel ons dan de noodzakelijkheid van den Zaligmaker! Er moest immers aan Gods recht voldaan worden. God kan de zonde niet vergeven om iets dat in den mensch is, om zijn berouw of om zijn gebed. Een rechter zal een moordenaar niet vrij spreken, omdat deze berouw van zijn kwaad heeft. Wij zouden het hem, als hij het deed, euvel duiden. Het recht moet zijn loop hebben. Zouden wij 't van den hoogsten Rechter dan wet wenschen, dat Hij de zonde ongestraft liet? Waarlijk, er kan zonder voldoening aan Gods recht geen verzoening zijn. Zóó alleen kan God Zijne ons gelukkig makende liefde openbaren. En wat deze groote liefde betreft, zij moet een vasten grond voor ons besef hebben. Stel u eens voor dat de geloovige deze gedachte moest hebben; ik kan die liefde elk oogenblik weer verliezen door mijn zonde, wat zou dit een angstig leven zijn! Maar nu is het de liefde Gods »in Christus«, waar van niets ons scheiden kan.
Zoo is het Licht der wereld een wonder van genade, uit Gods raad voortgekomen, het allernoodzakelijkste dat te denken is. Daar, waar voorheen duisternis was, heeft de Heere dat Licht geplaatst, zoodat het nu schijnt uit de duisternis.
Het schijnt eeuw uit, eeuw in, overal waar door geschrift en prediking van het Licht der wereld getuigd wordt, waar naar het Woord zondaren tot bekeering worden genoodigd, waar van Gods onmetelijke liefde voor den diepst gezonkene getuigd wordt. God heeft het gezegd en daarom geschiedt het. Nóg staat daar het Licht te branden met heldere vlam. Het is niet uit te dooven, zoo min als het licht der zon door menschen kan vernietigd worden. Al zouden de millioenen menschen het anders zeggen, het blijft schijnen, omdat God gezegd heeft: »licht! schijn uit de duisternis«.
Toch is de hoofdzin in onzen tekst: God heeft in onze harten geschenen! Dit laatste wil de apostel in de eerste plaats zeggen, om aan den Heere alle eer te geven. Ook hierbij wordt hij geleid door de gedachte aan de schepping. Het is een wondervolle gave Gods, waardoor het licht der genade ging schijnen in hunne harten, het hart van Paulus en die der Corinthiërs. Van te voren was er duisternis. En van die duisternis der zonde staat, dat de menschen de duisternis liever gehad hebben dan 't licht. De mensch schuwt dan ook de ontdekking. Hij haat het licht. Hij is een vijand geworden van God en ook van het Licht des Evangelies. Daarom volhardt hij in een leven zonder God en heeft daarbij zijn verontschuldigingen bij de hand. Wat is dit anders dan de duisternis liever te hebben dan het licht? Gód is het geweest, zoo zal ieder geloovige zeggen. Die geschenen heeft in mijn hart. God met Zijn scheppingskracht. Hij Zelf drijft ons de belijdenis onzer zonden uit het hart. Wij werpen de luiken dan af van onze vensteren en laten het licht schijnen in de donkere kelder-diepten van ons zondig hart. Dan komt er alles uit wat het licht er in vindt. O, make de Heere ons volkomen openhartig naar het woord van den psalmist: 'k Verborg geen kwaad van hetgeen in mij werd gevonden, maar ik beleed na ernstig overleg mijn booze daan.
Dan zal ook het licht der vertroosting binnen stroomen. Gestadig, maar zeker! Het licht behaalt de overwinning. Dit is het licht, dat wij gelooven in het Licht! Gelooven in den Heere Jezus Christus, onzen Heiland, Die gestorven is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Zoo wordt de wondervolle zegening des Heeren geprezen. 't Is de Heere, Die wonderen doet. Die het Licht zet in de duisternis. Die ook in onze harte geschenen heeft.
Deze wondervolle zegening wordt ons deel langs een »natuurlijken« weg, op eene wijze die overeenstemt met ons menschelijk bestaan. Wij moeten de woorden in onzen tekst die hierop doelen in al hun kracht laten gelden en er niet over heen lezen. De apostel noemt die wondervolle zegening »eene verlichting der kennis, der heerlijkheid Gods«. Het werk der zaligheid verschilt ook weer veel van de schepping. Het wordt dan ook eene wedergeboorte genoemd, eene vernieuwing, eene herstelling van den mensch. Toen God de wereld schiep, was er niets. Maar als de Heere in onze harten door het licht des Evangelies schijnt, vindt dat licht ons als menschen, wel bedorven door de zonde, maar toch met verstand en kennis, met wil en krachten voorzien. Vóórdat de Heere scheen in Paulus' hart, in de harten der heidensche Corinthiërs, was er in die harten kennis van de heerlijkheid Gods. Een kennis, die zeker geen vrede gaf en nooit tot zaligheid zou voeren, zoo min als een vonkje ooit een heldere vlam kan geven. Een kennis, die geheel verkeerd werd aangewend. De apostel zelf heeft er het droevig bewijs van gegeven, vóór zijn bekeering.
Maar zie, nu is dit de zegenrijke werking van de genade des Heeren, dat de Heere die kennis van de heerlijkheid Gods verlicht in het aangezicht van Jezus Christus.
Dit is eene kennis die alle verstand te boven gaat, als de heerlijkheid Gods of de heerlijke God gezien wordt in Jezus Christus. Immers is het waar dat de Heere door de natuur, door de geschiedenis der wereld en der menschen iets van Zijn heerlijkheid openbaart, de openbaring die Hij van Zich Zelf geeft in onzen Heere Jezus Christus overtreft het al. Het is de openbaring van Zijn oneindige liefde. Alleen die liefde maakt een mensch gelukkig, geeft vrede in het hart, zoodat ieder die Christus leert kennen als zijn Heiland, zeggen mag: Nu, eerst, nu bezit ik wat ik zocht; nu heb ik vrede, nu ik de heerlijkheid Gods ken in het aangezicht van Jezus Christus.
Ga nu toch eens na welk eene vertroosting en bemoediging deze waarheid bevat voor kleine, in het geloof schuchtere zielen. Deze waarheid n.l., dat de Heere de menscheiijke kennis verlicht. Als het toch gaat over de wonderen Gods kan het zijn dat wij er ons zeer ver van verwijderd denken. Het is alles zoo groot, zoo hoog, zoo wonderlijk zoodat de zaligheid een bijna onbereikbare zegen is, zoodat wij er haast niet aan kunnen denken, dat zij ooit ons deel zou worden. Maar als ik nu lees dat de aanwezige kennis door God verlicht wordt, dan zijn alle menschen er zóó dicht bij, zooals het licht der natuur ons nabij is. Nabij u, o mensch, is het Woord! Een wonderdoende, almachtige God komt nederdalen in ons menschelijk bestaan en een enkele wegschuiving van beletselen is maar noodig om ons te doen baden in het eeuwige licht des Geestes.
Laat dan al uw denken, uw bidden en ver­ wachten gericht zijn op den Heere Jezus Christus. Hij is de groote spiegel, die de heerlijkheid Gods doet weerkaatsen in uw ziel. De kennis van die heerlijkheid maakt alles heerlijk, uw leven en uw sterven, uw werk en uw levenskring, uw huis en bovenal uw hart Uw hart, waarin God Zelf schijnt, door Jezus Christus, den Eeniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid Uw hart! Zoodat gij zeggen moogt: Heere, ik dank U voor Uw wondervolle, maar ook nederbuigende liefde! Gij hebt mij wonderlijk gezegend door het Licht der wereld! Gij hebt mij geleid tot de kennis Uwer heerlijkheid in het aangezicht van Jezus Christus! U alleen, U looft mijn ziel.
Kr.                                                                                                                       N. v. d. S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's