Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Levensblijdschap.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 8 vers 39.

Als Gods Geest trekt, wie zal blijven tegenstand bieden? God ruimt alle steenen weg als Hij in vrije goedheid Zijn gekende volk zaligt. En wat de Heere dan schenkt, overtreft alle gedachten. Ook de Moorman ervoer dit toen hij door een wonder van genade voor niets meer oog had dan voor den Christus. Zijn ziel werd gered en zijn smart verzacht. Vrede daalde in zijn hart. De Heilige Geest ontnam hem al het zijne en vervulde met zaligheid. Hij zag niemand dan Jezus alleen, en zoo reisde deze beweldadigde zijn weg met blijdschap.
Dit is genade, want de natuurlijke mensch kent die levensblijdsahap niet. Wel meent hij blijdschap te vinden door met volle teugen te drinken uit den beker van den wellust. Wel troost hij zich in smart met den roep der loszinnigheid: »Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij«, maar bij dit alles geldt toch het woord: »Uw hart zal ook in het lachen smart hebben«.
De natuurlijke mensch kent God niet en dus mist hij levensblijdschap. Hij ligt verloren in den jammerstaat des doods. Zoo is er geen reden tot blijdschap, wèl tot treuren. Maar dit wil hij niet en zal hij niet zoolang zijn oog blind is voor de werkelijkheid. Eens, vóór den val, spreidde waarachtige levensblijdschap haar glansen in de ziel des menschen. Toen verheugde hij zich in zijn God en juichte het »al« tot prijs en heerlijkheid Gods. De zonde is de zeer bittere bron der smart. Zij giet hare wateren uit over alle creatuur. Ja, 't gansche schepsel zucht.
Blijdschap is vrucht van zielevrede en deze van de genade des geloofs in Christus. Daarom zal de mensch, die zijn reis voortzet door het leven zonder Hem, eindigen in het eeuwig duister. En 't is slechts bewijs van geestelijke blindheid, als de mensch buiten Christus, zorgeloos door het leven kan gaan. O, misleid u niet! Zonder wedergeboorte kunt gij met blijdschap niet voortreizen. Beter is dan hier te treuren om uw zonden. »Zalig zijn die treuren, zij zullen vertroost worden«.
In welken weg kan de ware levensblijdschap worden verkregen? Alleen door ontdekkende genade Gods. En deze wekt droefheid over de zonde, droefheid naar God. Zij gaat aan de blijdschap vooraf. De Geest Gods werkt blijdschap, doch niet terstond. Eerst roept Hij ontroering op bij den aanblik der ellende. Hij bewerkte ook den Kamerling, zoodat deze een gemis leerde kennen en niet meer rustig kon voortgaan. De Geest drijft uit door bekeeringssmart, als hellesmart doorleefd, tot God. Hij doet dorsten naar verzoening en vergeving van ongerechtigheden. Hoe pijnlijk ook, toch is de mensch die dit dorsten kent, bevoorrecht, immers van hem geldt: »Gij dan hebt nu wel droefheid, maar uwe droefheid zal tot blijdschap worden«.
»Zij zullen komen met geween en met smeekingen zal Ik ze voeren«. Voeren tot de blijdschap des geloofs in Christus, als zij gerechtvaardigd van alle zonden vrede hebben in Hem. Maar door de smart, door het vuur heen!
De Kamerling kwam eerst te Jeruzalem en dacht daar vrede te vinden. Tevergeefs! Te Jeruzalem kende men officieel Jezus niet. De tempel stond nog. Daar geloofde men alleen in de Wet en in uitwendigen vormendienst.
Brengt God Zijn volk niet tot de Wet, ja, onder de Wet, opdat zij verstaan dat uit de werken der Wet geen vleesch gerechtvaardigd wordt ? De mensch, de Wet, ons werk, niets vermag zieledroefheid in blijdschap te veranderen. Ook uit de heilige stad met al haar priesters en Schriftgeleerden, moest de Moorman onverlost vertrekken. Hij is niet getroost. Alleen God gaf hem Zijn Woord, maar dit verstond hij niet. Hoe zou deze waarlijk ontdekte dan vrede smaken in zijn ziel?
Wanneer wordt wèl levensblijdschap genoten? Zoodra een doemschuldige, die in donkerheid van wanhopige smart meent te moeten ondergaan, Christus zich uit genade ziet geschonken. Als de Heilige Geest Hem doet kennen door het geloof! Christus in Zijn volkomene genoegdoening tot vergeving der zonden, in het badwater der wedergeboorte, gelijk de Moorman. O, als gij, treurende, in Jezus Christus voor God rechtvaardig zijt, daalt de vrede neder. En met den vrede de blijidschap! Jezus, de blijdschap Zijns volks! Zijn Middelaarshand wischt alle tranen af. Als Zijn Geest het hart van Gods kind vervult, reist het zijn weg met blijdschap.
De blijdschap des geloofs, die in Christus niet wordt weggenomen, doet met Paulus zeggen: »Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door Jezus Christus onzen Heere«.
Gestorven aan de Wet, gedoopt met den doop des Geestes, gereinigd van de zonden, afziende van alle schepsel en vol des Geestes, reisde de Moorman zijn weg met blijdschap, ook al was hij vreemdeling in een vreemd land. Dit blijft al Gods volk. Nochtans mogen zij zeggen:

Nu reis ik getroost onder 't heiligend kruis,
Naar 't erfgoed daarboven in 't Vaderlijk huis.

Reizen zij steeds met blijdschap?
Zie, lezer, het tekstverband spreekt nadrukkelijk van de werking des Heiligen Geestes, Die wegnam uit hart en oog van den Kamerling wat van den Christus zou aftrekken. Zoo reisde hij zijn weg met blijdschap. Doch wordt de Geest bedroefd door zonde, ongeloof, vleeschelijkheid, dan is het alsof Hij wijkt. De Christus vijandige machten blijven wroeten. Ook dit behoort bij de verdrukking, die Gods kinderen in de wereld ervaren.
Doch — hoezeer dit zoo is —, als met oprechte droefheid deswege tot den Heere wordt geschreid, is de Geest weder daar om het lieflijk en verblijdend licht van Gods vriendelijk aanschijn in de ziel te doen vallen. En dan is daar die blijdschap, diep en waar, welke de wereld niet kent, de blijdschap des vredes in God den Drieëenigen. Een blijdschap die zelfs psalmen doet zingen in den nacht des lijdens en des doods. Zalig wie hun levensweg in dit licht mogen gaan! Zij gaan van kracht tot kracht, een iegelijk van hen zal voor God in Sion verschijnen.
Lezer, hoe reist gij uw weg? Nog zonder God en dus zonder hope? Dat is zonder blijdschap? Wat gij er voor houdt, ontvalt u en gij eindigt in die duisternis der eeuwige wanhoop. Zie uw oordeel! Zoekt den Heere "wandelende en weenende". Filippus predikte den Moorman Christus. Hij is de Bron en de grond der waarachtige levensblijdschap. Door het wonder des geloofs roemt in zielevreê Gods kind Hem met blijdschap. Uit Hem ontvangt het genade vóór genade, ook de genade des gebeds, die met David doet smeeken om ware levensvreugd voor al Gods volk: »Laat in U vroolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: "De Heere zij groot gemaakt!" (Psalm 40 vers 17).
A.                                                                                                                    K.J. v.d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's