Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Samuels bede

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Spreek Heere, want Uw knecht hoort«. 1 Sam. 8 vers 10b.

Verre van benijdenswaardig was de toestand van Hanna, Elkana's vrouw. Telkens stonk de terging haar tegen van Elkana's andere vrouw Peninna. Deze, begiftigd met kinderen, deed haar spottaal hooren tegenover Hanna, die kinderzegen miste. Hanna mocht wel zwijgen van haar Godsvrucht, daar de onthouding van kinderzegen helder bewees dat Jehova met haar niet te doen wilde hebben.
In haar zielenood gaat zij op naar Silo, waar het huis Gods stond. Daar klaagt zij God haren nood. En haar gebed wordt verhoord. Zij ontvangt een zoon, dien zij Samuël, »van God gebeden«, noemt. Dat kind, reeds vóór de geboorte den Heere toegewijd, brengt zij naar Silo. Daar bij het huis des Heeren onder de leiding van Israels Hoogepriester Eli, moet het opgroeien.
Op zekeren nacht hoort de jonge Samuel een stem, die tot hem riep: »Samuël, Samuël«. Hij ijlt naar den ouden Eli toe om hem behulpzaam te zijn, maar hoort dan tot zijne verbazing, dat hij niet geroepen heeft.
Nadat hij zich weder heeft neergelegd, hoort hij weder die stem. Weder snelt hij tevergeefs naar Eli. En eindelijk begrijpt Eli en hij maakt het Samuel duidelijk, dat God Zelf Samuel geroepen heeft. Daarop legt Samuel zich wederom neder en op de stem des Heeren zegt hij: »Spreek Heere, want Uw knecht hoort«.
Samuel bidt om de openbaring Gods, door middel van Zijn Woord. Daarheen strekt zich de wensch zijner ziel uit. Gods Kerk belijdt te gelooven aan de openbaring Gods. Zeker, er ligt verschil tusschen het spreken Gods in de dagen van Samuël en in onze dagen. Toen sprak God onmiddellijk tot Zijne knechten, nu heeft Hij Zijne Kerk onder de leiding van den Heiligen Geest Zijn afgerond Woord gegeven. Toch, zoo belijden wij, spreekt God nog door den H. Geest tot Zijne Kerk. En daartoe bedient Hij zich nu van Zijin gegeven Woord. Vooral op den rustdag wordt deze gedachte vervuld. Op talrijke plaatsen staan op de kansels de leeraars om te prediken het Woord Gods, het welbehagen van den Koning der koningen.
Wat een actie gaat er uit van Hem die geen lust heeft aan den dood des goddelozen. Spreekt Hij niet bovendien in het eenzame tot Zijne kinderen? Hij weet het Woord, eerst hun onverstaanbaar, te leggen in hun ziel, zoodat zij zich persoonlijk geroepen weten.
Gelijk Samuel door Gods spreken geroepen werd tot profeet in het midden van Israël, zoo worden zij geroepen tot de zaligheid. En gelijk God voort ging tot Samuël te spreken, zoo gaat Hij voort Zijne kinderen bekend te maken met Zijn wil en welbehagen.
Welk een eer voor Samuël, dat God tot hem, nog slechts een jongeling, wilde spreken! Hoe groot, dat de Koning der koningen wil spreken met kleine, nietswaardige zondaren! Gij wordt klein, als gij daaraan denkt. Die eer is feitelijk te groot. Laten inzonderheid de jeugdige lezers nota nemen van het feit, dat God zich richten wil tot jonge menschen.
In de dagen der jeugd is vooral de Godsopenbaring zoo noodig.
Is het uw hartewensch, dat God Zijn Woord tot u richt?
Samuël begeert de openbaring, want zijn oor is geopend om te luisteren. Daar is behoefte om den wil Gods te verstaan. De natuurlijke mensch hoort Gods stem niet. Als God Zijn Woord uitzendt, is er bij hem geen ontvangstation. Zelfs Gods kinderen hebben steeds noodig de opening der ooren om Gods Woord te beluisteren. Maar wat een zegen, als wij hooren mogen het rijke en volle Woord Gods! In het eenzame van den nacht sprak Gods stem tot Samuel. Toen de stemmen van het dagelijksch bedrijf, toen de stemmen van zondige menschen verdoofd waren, werd Gods stem gehoord. Zoo vaak spreekt God tot Zijne kinderen in de nachtelijke stilte. Dan zijn zij vatbaar voor het Woord des Heeren. Als de stemmen der wereld, als de geluiden van allerlei ongoddelijke machten in onze ziel verdoofd zijn, wil God tot ons spreken van de volheid Zijner genade in Christus Jezus. Ons oor kan slechts naar één stem luisteren; 't zij naar de stem dezer wereld, 't zij naar de stem des Heeren. Zoolang dan ook ons oor de stem dezer wereld wil opvangen, zwijgt God tot ons.
»U w  k n e c h t  h o or t«. Eindelijk had Samuel begrepen dat niet Eli, maar God tot hem spreken wilde. Eindelijk ontdekte Samuel het verschil tusschen 's menschen en Gods stem.
Hoevelen zijn nog zoo! Zoo dikwijls wordt hun van Godswege verzekerd dat er vergeving van zonden is voor een iegelijk, die daarover heeft leeren treuren. Zoo dikwijls is hun toegeroepen van den kansel, dat God de kleinen niet verstoot, maar juist aanneemt.
Zoo dikwijls is van Godswege hun aangezegd, dat menschen, die naar het recht Gods zich den eeuwigen dood waardig keuren, juist om Christus' wil den toegang bezitten tot de eeuwige heerlijkheid. En zoo vaak meenen zij, dat slechts des menschen stem hun dit verze kert. Zij oordeelen den leeraar, die dit verzekert in Gods Naam, veel te ruim. Hun stem —, zoo oordeelen zij — is eens menschen en niet Gods stem. Gelukkig als wij 's Heeren stem kennen mogen in de verzekeringen Zijner liefelijke genade aan ons. Zalige toestand, te bidden als Samuël deed! In dat gebed ligt volkomen onder­werping aan God uitgedrukt. Samuel en allen die met hem dat gebed bidden, zien hun wil in 's Heeren wil verslonden. Blindelings wenschen zij Gods bevelen te volbrengen, want zij vertrouwen, dat Gods openbaring goed en wijs is. Wat ligt er een zegen in zulk een hooren! Verrukking der ziel is het deel van hen, die de klanken der hemelmuziek mogen opvangen. Het spreken Gods is immers openbaring van Hem, Wiens volheid onuitputtelijk is. Het spreken Gods is een spellen van den rijken Verlossersnaam, Wiens volheid het heelal vervult; Wiens zaligheid de gansche Kerk verblijdt.
Het »hoort en uw ziel zal leven« wordt dan verwerkelijkt. Als een Maria, zittende aan de voeten van Jezus om te drinken uit de fontein van Zijn Goddelijk Woord. Ziedaar, 't geen Gods kind smaken mag. Reeds zeer jong kende Samuel de behoefte naar Gods stem te hooren. En die begeerte heeft hem nooit berouwd.
Jeugdige lezer, die wellicht zoo gaarne spreekt, versta het, dat uw zaligheid bestaat in het beluisteren van Gods stem tot uw ziel. Zijne woorden worden voor u levenswoorden.

Door dit gebed kwam Samuel tot kloeke daden. Man geworden, bleek hij de profeet des Heeren te zijn, die Israël terug riep tot de paden des Heeren. Hij schroomde niet het oordeel zelfs den ouden Eli aan te zeggen. Kracht tot getuigen ontleende hij aan het woord, dat tot hem kwam. Hij wist zich instrument in de hand Gods, door Hem Zelf geroepen tot profetische taak.
Menschen, die kennis hebben aan persoonlijke roeping tot zaligheid, wier ziel contact met den Almachtige gevoelt, worden kloeke getuigen in het midden dezer wereld die van God én Zijn gebod niet weten wil.
Krachtens hun roeping schromen zij niet te getuigen tegen de zonden, die licht geacht door hare bedrijvers, Gods heiligen toorn doen ontwaken. In vurigen ijver roepen zij terug tot den dienst van God, waar in alleen zegen ligt voor persoon en huis, Kerk en Staat.
Tot kloeke daden kwam Samuel. Lezen wij niet van hem, dat hij Koning Saul bedreigde met den toorn Gods? Lezen wij, niet, dat hij der Amalekieten koning, die tegen Gods bevel door Saul gespaard was in stukken hieuw? Geroepen door 's Heeren Woord, bezield door de gedachte Gods Raad uit te voeren, schroomde hij niet het slagzwaard te hanteeren om voor de rechten Gods te strijden. De luisterende kneoht des Heeren werd de handhaver van de eere Gods. Kloeke daden vermogen Gods kinderen, zoo hun oor slechts luistert naar het spreken Gods. Dan wordt de eer des Heeren gezocht in eigen huis en in eigen omgeving. De rechten en inzettingen des Heeren worden dan onze betrachting.
Gelukkig mensch, die deze bede bidden mag! Daarin ligt kracht om door dit leven, met al zijne bezwaren heen te worstelen.
Daarin ligt kracht om de macht des Boozen krachtig weerstand te bieden.
Daarin ligt kracht om de begeerlijkheden des vleesches te kruisigen en Gods wil te doen.
Daarin ligt kracht om 's menschen spot te verdragen en 's menschen vleitaal af te weren.
Daarin ligt kracht om eenmaal den dood te trotseeren en manmoedig het doodsdal in te treden.
Kent gij deze kracht des gebeds?
R o t t e r d a m.                                                                           J. DE BRUIN

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's