Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

De organisatie der Kerk van goddelijken oorsprong. (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De organisatie der Kerk van goddelijken oorsprong. (1)
Wijlen de heer Jhr. A. F. de Savornin Loman, die, hoewel behoorend tot de Geref. Kerken, den laatsten tijd zijns levens bij voorkeur de Duinoordkerk Den Haag (voorgangerDs. H. Creutzberg) bezocht heeft in zijn boek: »Naar de Kerk of naar het Evangelie?« de meening geuit als zouden de Gereformeerden in hun Kerkbeschouwing Roomsch zijn. Hij is van oordeel, dat Christus Zelf geen georganiseerd geïnstitueerde Kerk heeft verordend. Deze meening is niet nieuw«.
Mannen als J. H. Maronier »De inrichting der christelijke gemeenten vóór het ontstaan der Katholieke Kerk« (in de verhandelingen van Teyler's genootschap) spraken vroeger reeds op dezelfde manier. In genoemde verhandeling lezen we (bz. 1): Jezus heeft geen Kerk gesticht, het eenig doel was de stichting van een Koninkrijk der hemelen op aarde«; en op blz. 132: de latere verheffing van Christus tot Hoofd der gemeente was de weg tot het bisschoppelijk gezag.«
Voor elk onbevooroordeeld lezer van de Schriften des Nieuwen Testaments zal het echter duidelijk worden, dat hoe »geestelijk« deze dingen ook klinken (denk ook aan mannen als Rudolph Sohm in zijn bekend boek: Kirchenrecht, Leipzig 1892), de zaak in werkelijkheid geheel anders staat en de organisatie der Kerk van goddelijken oorsprong is, van Christus gewild en van Christus verordend. Wij willen over de organisatie der Kerk, in ontstaan en ontwikkeling, een paar artikelen schrijven.
Men verdiept zich in den laatsten tijd nogal in vragen, belangende het »Urchristentum« en spreekt dan over »Urkirche«, Urgemeinde« enz. Dat wil zeggen: men wil nagaan hoe het oorspronkelijk, in den eersten tijd van het Christendom (oerchristendom) geweest is.
Velen zeggen, dat het een mengelmoes van alles en nog wat geweest is. (R. Seeberg, Lehrbuch der Dogmemgeschichte, 1. blz. 300 enz.).
Wat dan uit dat »alles en nog wat« te voorschijn is gekomen, moet dan uit allerlei historische invloeden worden verklaard, waarbij kennelijk met een bovennatuurlijk, Goddelijke factor, niet wordt gerekend.
Hier hebben wij dan een woord van waarschuwing te doen hooren!
Want ook wij (zie dr. P. A. E. Sillevis Smitt: De organisatie van de Christelijke Kerk in den Apostolische tijd, blz. 10 enz.) loochenen niet, dat er een ontwikkeling plaats had, dat er een groeien was. Maar wij belijden, dat de kiemen eener vaste organisatie der Kerk van den beginne af gelegd zijn door den eeuwigen, Zich-Zelf bewust zijnden God, Die met souvereine majesteit alles - en zeker wat tot Zijn Kerk behoort - doet naar Zijn raad en welbehagen. Ook hier geldt: »Gode zijn al zijne werken van eeuwigheid bekend« en voor ons is d ie Kerk van den beginne in haar ontstaan, ontwikkeling en organisatie, bovennatuurlijk en van God gewild. Het leven der Kerk langs organisch-historischen weg is voor ons uit en door God; en wij zien in den snellen ontwikkelingsgang der Kerk, hoe Christus uit den hemel het leven van de gemeente des Heeren tot ontplooiing heeft gebracht.
De Schriften des Nieuwen Testaments geven het beeld van een wèl georganiseerd leven. Wel heeft de nieuwe critiek gemeend dat alles naar veel later tijd te moeten verschuiven (hoewel nieuwere meeningen toch weer anders luiden soms!), maar voor ons is er geen oorzaak hier af te wijken van ons grondbeginsel, dat Gods Woord ook hier waarachtig is, ons naar waarheid meedeelende dat de Heere van den beginne aan Zijn Kerk door Christus heeft gegeven.
Gaan anderen dus uit van het dogma (de modernisten hebben óók vele »dogma's«!) der natuurlijke ontwikkeling, wij houden vast aan de autoriteit van Gods Woord en spreken van een boven-natuurlijke en bizondere openbaring en gave Gods, waarbij natuurlijk het resultaat der modernen met hun evolutie-theorieën anders wordt, dan het onze.
De Gereformeerde theoloog neemt hier dus wel een eigenaandig standpunt in, want hij aanvaardt het onbetwistbaar gezag van de Heilige schriften en hij staat met een menigte reserves tegenover de conclusies van de moderne critici, die den geestelijken band met Gods Woord hebben doorgesneden en nu beweren het ware licht ontstoken te hebben; een licht, dat helaas! alles zoo gansch anders doet zien, dan van ouds, naar uitwijzen van de Heilige Schrift, onder ons verkondigd is.
Van meet af moet onder ons op den voorgrond staan de supranatureele of bovennatuurlijke, goddelijke oorsprong der Kerk, ja, maar ook van de organisatie der Kerk, omdat, zooals de Schriften ons leeren, de Kerk door Christus tot haar organisatie gekomen is.
Ook de organisatie der Kerk is naar Gods gemaakt bestek; van Hem zijn de grondordinantiën en zoo is er ook een rechtsorde in het leven geroepen, rechten en bevoegdheden zijn geboren en dus is Kerkrecht ontstaan in den weg van Gods bizondere bemoeienissen.
We voelen hoe belangrijk dat is, of we dat aannemen en gelooven of  niet. Want als we dit wèl gelooven, op grond van Gods Woord, dan zullen we voelen, dat wie ook inzake de organisatie der Kerk, ook inzake Kerkrecht, niet onverschillig mogen zijn en niet mogen spreken alsof het hier minderwaardige, ongeestelijke, onnutte dingen zou gelden.
Modernen, ethischen en gereformeerden gaan hier niet zelden fout in hun redeneering en opvatting.
Het is volstrekt niet onnatuurlijk, vreemd of ongeestelijk, dat de Kerk ook een organisatie heeft en men doet verkeerd als men zegt, dat Kerkrecht met het wezen der Kerk in strijd is. Die Heere Zelf heeft wel degelijik gewild dat er een kerkelijk, geordend samenleven zal zijn, beheerscht door kerkelijke Ordinantiën, welke Hij Zelf, door Christus en Zijn Apostelen, gaf. Als R. Sohm zegt, dat »het geestelijk wezen der Kerk elk soort van kerkelijke rechtsorde uitsluit en dat het Kerkrecht slechts in tegenstrijdigheid met het wezen der Kerk kon geboren worden, omdat het wezen der Kerk geestelijk is en het wezen van het recht aardsch« (Kirchenrecht, Deel 1, blz. X) dan vergist Sohm zich en dan werkt dat natuurlijk door bij heel zijn Kerkbeschouwing. Alleen de Kerk bestaat, de algemeene Kerk, de gansche christenheid, het heele volk van God — maar gemeenten bestaan niet, locale Kerken en organisaties zijn er niet, van corporatieve organisaties is geen sprake — slechts verzamelingen van vromen en die zijn als golven, op en neer gaande, komend en verdwijnend in den stroom van het algemeen geestelijk, christelijk leven. Waar het alles gaat door het Woord en door den Geest, daar wordt, zegt Sohm, tegelijk de Kerk met noodwendigheid ontrukt aan alle rechtsorde, — en de Kerk tóch onder dat juk te brengen veruitwendigt en maakt het hemelsche aardsch, zegt hij.
Hierin verschillen we geheel en al met de beschouwingen van den bekenden en knappen Duitschen Kerkhistoricus. Want de organisatie der plaatselijke Kerk zien we overal als in het wezen van de Kerk inbegrepen. Matth. 18: 20: "Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijnen naam, daar ben ik in het midden van hen".
Zóó komt de Kerk van Christus van plaats tot plaats op, tot openbaring en uitbreiding in alle landen; en overal zien we, dat wel degelijk gehoorzaamheid geëischt wordt aan de wetten, voorschriften en ordinantiën, die door God Zelf, naar luid van Zin Woord, door Christus en Zijne Apostelen, voor 't gemeenschapsleven zijn vastgesteld en geproclameerd.
Wij leiden, den institutairen vorm van kerkelijk samenleven, niet de ambten, terug tot Gods Woord.
Immers is zeer zeker naar het Woord, dat de Kerken, als openbaring van de Kerk als het lichaam van Christus, van plaats tot plaats tot openbaring worden gebracht in en met de ambten. De werking van Christus uit den hemel is door middel van organen, waardoor vanzelf een organisatie met ordinantiën en regelen wordt in het leven geroepen. Dat is reeds het geval met de oudste gemeenten, waarvan de Schrift ons bericht doet. Zóo is er ook kerkelijk samenleven en eeredienst. Eeredienst is niet mogelijk in de eenzaamheid, maar slechts met medemenschen. En de Kerk, als gemeenschap der geloovigen, kan rondom het Woord en de Sacramenten, niet worden saamgebonden zonder ambten, instellingen, leiders, dienst, organisatie en ordinantiën. Dat strijdt dan ook in het geheel niet met het geestelijk karakter der Kerk, want zóó en zóó alleen woont de Heilige Geest als in Zijn tempel, 't is naar Gods bestel met het wezen der Kerk saamgeweven.
Doch dan is ook de organisatie der Kerk niet overgelaten aan het goedvinden van den mensch, maar gebaseerd op beginselen die, in aansluiting aan de behoeften van de menschelijke gemeenschap, als grondslagen door God Zelf zijn gelegd. Christus Zelf heeft opzettelijk Zijn Kerk georganiseerd met de bedoeling om Zijn zaak niet over te laten aan de natuurlijke werking van realiteiten en ideeën van menschen. Zelf is Hij de Organisator van Zijn Kerk op aarde. Hij geeft, stelt in, verordent, wijst aan, bepaalt en beveelt — en Hij heeft daarbij geenszins alles gelaten bij religieuse ideeën, om alles in wazige beeldspraak te vervluchtigen; Hij, Die Zelf Zijn Kerk tot openbaring brengt, Hij geeft ook Zelf alles wat voor Kerkstichting en organiseering noodig is.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1926

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's