Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het duizendjarig Rijk. (14)
De Apostelen des Heeren spreken telkens weer van de Wederkomst des Heeren, van het komen van Christus op de wolken, wanneer het oordeel over levenden en dooden zaI vallen en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal worden geopenbaard. Wat nu is, blijft niet. En nu stelt de Heere in groote lankmoedigheid — zegt Petrus — den dag van Christus' wederkomst uit, totdat alle volkeren gelegenheid hebben gehad, zich tot God te bekeeren en behouden te worden van den toekomenden toorn.
Daarom toeft Christus nog en daarom weerhoudt Hij nog den Antichrist. Maar Hij komt. Hij komt als een dief in den nacht. Duizend jaren zijn als één dag en één dag als duizend jaren. God rekent met Zijn eigen tijd. En straks komt Hij. Daarom waakt en heiligt u! „Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid". (2 Petr. vers 11—14).
Men moet er maar op rekenen, dat het ,,de laatste ure" is. Dat zegt de Apostel Johannes zoo ernstig tot de geloovigen. „Kinderkens" — zoo lezen we in 1 Joh. 2 vers 18 — ,,het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de Antichrist komt, zoo zijn nu ook vele antichristen geworden: waaruit wij kennen, dat het de laatste ure is".
Van de komst van Christus in 't vleesch tot zijn Wederkomst is de laatste periode der wereldgeschiedenis, 't Zijn „de laatste dagen". Sterker nog: het is de laatste ure. Daarom: het einde van alle dingen is nabij, het werkprogram Gods loopt ten einde, de toekomst des Heeren genaakt; de rechter staat voor de deur; ,,nog een weinig tijds en Hij, die te komen staat, zal komen en niet vertoeven". Wanneer het zijn zal weten we niet.
Wat er nog precies gebeuren zal vóór Zijn Wederkomst, is voor ons verborgen. Maar er zullen vele teekenen aan Zijn Wederkomst voorafgaan. Daaronder zal zeker zijn de loochening van den Christus; ook het loochenen van den Christus in het midden der gemeente. Ze zullen over Christus spreken en afvoeren van den hoeksteen van het christelijk geloof; ze zullen loochenen: de vleeschwording van den Zone Gods. De Godheid van Christus zal geloochend worden en het Zoonschap en in verband daarmee zullen ze het plaatsbekleedend leven, lijden en sterven van Christus loochenen. Dat alles is een openbaring van den Antichrist, die door vele valsche leeraars, als vele antichristen, zal voorafgegaan worden; en dit zal doorgaan, totdat straks het hoofd van al deze antichristen, totdat straks de Antichrist, „de mensch der zonde", te voorschijn komt.
De Apostel Johannes vooral spreekt gedurig over deze dingen. „Alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in 't vleesch gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den Antichrist". (4: 1—3). En dat alles overziende, zegt hij: „nu weten wij, dat het de laatste ure is".
Wij mogen vooral in onze dagen deze dingen wel ter harte nemen. Want Johannes heeft veel gezien, wat zijn harte ontroerde en hij zag, dat zóó het einde zou komen; maar hoeveel méér is er voor óns te aanschouwen; en hoeveel te meer moet dan in onze dagen wel een geroep uitgaan: „Kinderkens! het is de laatste ure!" (2: 18).
Er is een algemeene loochening van het verzoenend lijden en sterven van Christus. 't Is overal een verlossing die als z e f v e r l o s s i n g wordt aangekondigd. Hoogstens mag Jezus dan als voorbeeld dienen, maar overigens is de mensch degene, die zich zelf verlost en die als overwinnaar uit den strijd te voorschijn treedt.
Nu construëeren de voorstanders van een du i z e n d j a r i g  v r e d e r ij k van Christus op aarde de geschiedenis heel anders. En aan de hand van een boekje: Het Duizendjarige Rijk, door C. Stanley, waarvan een 3de druk verscheen bij J.N. Voorhoeve te 's-Gravenhage, willen we nog eens even nagaan hoe iemand als deze Stanley (van wien we overigens niets weten), hoe de Chillasten van den tegenwoordigen tijd redeneeren.
,,De profeten van het Oude Testament spreken telkens" — zegt Stanley — „en zeer d u i d e l ij k over het duizendjarige rijk. Dit rijk zal een heerlijk vrederijk op deze aarde zijn, met Christus als Koning. Eerst neemt Christus Zijn gemeente t o t Zich (1 Thess. 4 vers 16, 17), dan komt de gemeente m e t Hem hier op aarde, om met Hem te heerschen. (Openb. 20: 6)." ,,De leden der gemeente zullen dus in het duizendjarige vrederijk niet de onderdanen van Christus zijn, want ze zullen met Hem zitten op tronen om met Hem te heerschen. Wie zullen dan de onderdanen zijn van Sions Koning? Jes. 11: 12 zegt het ons : ,,Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooiden uit J u d a vergaderen, van de vier einden des aardrijks".
Lang vóór dit in vervulling gaat wordt de gemeente dus weggenomen van de aarde. En in het duizendjarige vrederijk zal het gaan om de verdrevenen van Israël en de verstrooiden van Juda. (Jer. 30: 3, 4; Jes. 11: 10).
Christus zal dus komen als Israels Messias (Jes. 11: 6—9; Openb. 19) en Hij zal dan de verstrooiden uit Juda en Israël tot één rijk vereenigen. Dat zal het duizendjarige vrederijk zijn: „Men zal nergens leed doen noch verderven op den ganschen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des Heeren zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken". Dan zal de wolf verkeeren met het lam, het kalf met den jongen leeuw.
Dat zal dus niet zijn als na de wederkomst des Heeren en het eindoordeel de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal geopenbaard worden; neen! dat zal zijn als Christus eerst Zijn gemeente tot Zich genomen heeft en daarna met Zijn gemeente op aarde komt en de tijd voor de Joden zal zijn aangebroken tot hun wederkeering naar Jeruzalem en hun bekeering tot den Christus. „De Heere zal Hem den troon van Zijnen vader David geven; en Hij zal over het huis Jacobs Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn". (Luc. 1: 32, 33).
De geloovigen zullen dan met Christus uit den hemel nederdalen, zooals Mozes en Elia bij Hem waren op den berg der verheerlijking (Matth. 17:1, 2) en dan zal Hij komen in Zijn Koninkrijk. (Matth. 16 vers 28).
Zooals toen de discipelen bij Jezus stonden, zoo zullen dan de geloovige Joden op aarde rondom den Koning van Sion zich scharen! Ze zullen deel hebben aan de eerste opstanding en met Christus leven en heerschen de duizend jaren. (Openb. 20:4).
Alles — zoo zegt S t a n 1 ey, dien wij hier laten spreken — wijst er op, dat Christus dan niet heerschen zal over de geloovigen van deze bedeeling, maar over Israel. De Joden zullen dan aardsche zegening en heerlijkheid ontvangen, die de Messias hun geven zal. (blz. 4).
Psalm 2 zegt het ons. Dan zal Christus de Heidenen verpletteren met een ijzeren schepter; dan zullen over de goddelooze volkeren de oordeelen komen; de Heidenen zullen vergaan (Ps. 10: 16, 18); maar voor Israël zal een Koninkrijk worden opgericht. „Want het Koninkrijk is des Heeren" (Psalm 22).
De dagen waarin wij nu leven zijn dagen van g e n a d e, maar dan komen de dagen des toorns (Psalm 69: 25—29); maar voor Israël zal het verlossing en vrede brengen. ,,Want God zal Sion verlossen en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen en haar erfelijk bezitten; en het zaad Zijner knechten zal haar beërven en de liefhebbers Zijns Naams zullen daarin wonen". (Psalm 69 : 36, 37).
„Mij dunkt", zoo zegt Stanley blz. 6, „het zou de Schrift geweld aandoen, indien wij deze woorden op de gemeente van Christus willen toepassen. Zegt de Heilige Geest ons in het Nieuwe Testament, dat w ij de steden van Juda zullen gaan bewonen? Neen, óns wachten de vele woningen in het huis des Vaders, terwijl de herbouwde steden van Juda de gezegende woonplaats zullen zijn vart, het zaad Jacobs", (blz. 6).
„Een ongekende en ongestoorde vrede zal gedurende Christus' zalige heerschappij op aarde heerschen" (Ps. 72). De aartsvaders zullen opgewekt worden en van Oost en West zullen ze komen, geloovige Joden, om met hen aan te zitten op den berg des Heeren, in de stad Gods. (Ps. 93, 96 en Matth. 8: 11).
„In de Psalmen" zegt Stanley blz. 7 „hebben we dus een heerlijke beschrijving van het duizendjarig rijk! Christus, de Koning, in heerlijkheid en majesteit zittende op den troon; Israël, zijn Koning lovende en prijzende; alle natiën komende, om op den berg Sion te aanbidden; de aartsvaders opgewekt uit de dooden en met verheerlijkte lichamen bekleed" (blz. 8).
„Ook in de schriften der Profeten worden deze dingen duidelijk aangekondigd. J e s a j a spreekt niet van de gemeente van Christus, maar spreekt over Juda en Jeruzalem. En straks zal Jeruzalem niet meer vertreden worden door de Heidenen. De berg van het huis des Heeren zal in Jeruzalem dan vastgesteld worden en vele volkeren zullen er heen gaan. (Jes. 2: 1—3). Dan gaat Jes. 11 in vervulling! De verdrevenen van Israël en de verstrooiden van Juda zullen van de vier einden der aarde vergaderd zijn. Hoe heerlijk zal die duizendjarige rust der aarde wezen! Te dienzelven dage zal het lied gezongen worden, dat in Jes. 12 is opgeteekend: „Juich en zing vroolijk, gij inwoneres van Sion! want de Heilige Israels is groot in het midden van u." Dan "zal uit Sion de wet uitgaan en des Heeren woord uit Jeruzalem. Dan zal het aangename jaar des Heeren zijn. (Luc. 4: 18—20).
Vooral in Jes. 62 — zegt Stanley blz. 10 — wordt een breedvoerige beschrijving gegeven van het duizendjarige rijk. Welk een verandering heeft het verwoeste Sion te wachten! Hoe heerlijk zal Jeruzalem uit het stof verrijzen, als Christus komt om duizend jaar te heerschen op aarde! Dan zullen zij de oude verwoeste plaatsen bouwen, de vorige verstoringen weder oprichten en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord waren van geslacht tot geslacht."
„Dit alles is hoogst belangrijk" — zegt Stanley verder blz. 10 — „Wij weten, dat de steden van Palestina nu reeds meer dan achttien eeuwen lang verwoest liggen; maar als dat Koninkrijk wordt opgericht, zullen zij alle herbouwd worden. Als de tijd der Heidenen is vervuld, dan zal de tijd van herstelling voor Israël komen; de tijd van herstelling, vreugde en lofzegging. Ditzelfde Sion, eens verwoest, zal een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren, en een Koninklijke hoed in de hand Gods. (Jes. 62: 3).
„Welk een vreugde zal de aarde vervullen gedurende het duizendjarige rijk! Ja, de Heere wil, dat wij ons verblijden in het vooruitzicht van zulk een volmaakt geluk, 't welk op aarde zal gesmaakt worden, nadat gedurende zooveel eeuwen ellende, zonde en goddeloosheid, onder den invloed van den overste der wereld, den duivel, heeft geheerscht! Al deze zegeningen zullen echter uit Jeruzalem als het middelpunt en de plaats, waar Christus' troon zal staan, uitgaan. Jes. 65: 18, 19." (zie blz. 10—11).
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's