Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SCHRIFTVERKLARING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHRIFTVERKLARING

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen, zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. 1 Timotheüs 6 vers 12.

1 Timotheüs.
O p e n b a r e  b e l ij d e n i s  en  i n n e r l ij k e  s t r ij d. Het komt dus hierop neer, dat de „aanneming en bevestiging" der nieuwe lidmaten, dat de gedoopte van Godswege geroepen is om voor zichzelf te aanvaarden hetgeen door zijn ouders en voor de geheele gemeente bij den heiligen doop is beleden. Deze opvatting moet als éénige juiste genoemd worden. Zij houdt het midden tusschen eene z.g. „protestantsche confirmatie", waarbij het afleggen der "openbare belijdenis als de daad der bekeering beschouwd wordt, en de beschouwing van hen, die aannemen op eene uitwendige kennis der waarheid. In beide opvattingen komt het echt-gereformeerde formulier van Heiligen Doop niet tot zijn recht en wordt de verbondsgedachte verdoezeld. Indien wij echter de zinrijke taal van ons doopsformulier laten gelden en niet vergeten haar toe te passen als die kleine kinderen tot onderscheid van jaren gekomen zijn, zullen wij daardoor leiding en vasten gang hebben in den gewichtigen tijd van aanneming en bevestiging, en de catechesevoorbereiding daartoe.
Dan wordt in ieder geval, zooals wij reeds in een vorig stukje aantoonden, een Kerkeraad of een Leeraar er voor bewaard die jonge menschen er buiten te zetten. Er ligt een betrekking, een verbondsbetrekking tusschen hen en den God des Verbonds en niemand heeft het recht daardoor een streep te halen, ook al doet hij het met de meest innige en vrome woorden. Integendeel, deze verbondsbetrekking geeft een krachtige aansporing aan hen, die de Heere tot Opzieners gesteld heeft over Zijn kerk, om het mogelijke te doen, in den weg der middelen, opdat deze gedoopten komen tot de goede keuze, om hen te noodigen en te lokken, hen te waarschuwen voor een weg van zonde en ongeloof, een weg die in strijd zou zijn met de door God gelegde bondsbetrekking, om dan ook met blijdschap te begroeten elke levensritseling, hoe klein dan ook, die men meent te bespeuren uit de woorden en uit den levenswandel van deze „erfgenamen van het rijk Gods". De goed begrepen verbondsgedachte maakt trouwe Herders en ijverige ouderlingen, die naarstig zoeken te behouden (en al de zwaarte hunner roeping hierin gevoelen) waarop de Heere Zelf door Zijn verbond de hand legde.
In de tweede plaats zullen de ouders, die zich de verbondsbetrekking, waarvan het door hen beaamde formulier spreekt, gedurig indenken; hunne kinderen aansporen om den weg des levens te kiezen boven den weg des doods, en zij zullen er zich in verheugen als dezen komen tot openbare belijdenis des geloofs. In ieder geval zullen zij zich dan wel wachten om maar klakkeloos te spreken van een „groot kwaad" dat die jonge menschen zouden doen, zooals dat de konventikelmenschen zoo gaarne noemen. Hun kinderen zouden terecht kunnen antwoorden: „Hoe? Zouden wij nu een „groot kwaad" doen, terwijl wij slechts overnemen wat gij zelf eens van ons beleden hebt?" Leven de gedachten van het doopsformulier in het midden der gemeente, dan verheugen zich de ouders in alles wat bij de kinderen in hun eigen lijn ligt, ook al rijst de bede: „Indien er, Heere, bij hen een booze weg is, leid hen op den eeuwigen weg".
In de derde plaats zal de prediking van het Evangelie, waaronder de jonge menschen opgroeien, hierdoor haar bijzondere kleur, haren Schriftuurlijken inhoud hebben. Immers dan staat „de roeping" voorop, en niet de verkiezing, veel minder de onmachtsleer. De doop vermaant en verplicht ons tot eene nieuwe gehoorzaamheid, zoo luiden de woorden in ons doopsformulier. En al gebruikt men dezelfde woorden niet, ieder Leeraar die een der hoofdwaarheden van het Evangelie niet verwaarloost, n.l. dat de Heere verbondsgewijze Zijn volk regeert, zal den eisch van de gehoorzaamheid des geloofs gedurig met alle klem naar voren brengen, hem daar eerlijk en getrouw neerleggen, zonder dien met de andere hand weer weg te nemen. 'k Geef u dan de verzekering dat, als dit geschiedt, eene Schriftuurlijke, d.i. Gereformeerde prediking de gemeente zal opbouwen en stichten. Allerlei overgeestelijke kenmerken zullen er dan niet beluisterd worden! 't Zal geen prediking zijn die maar voor één of twee bedoeld is. Zij geeft duidelijk den indruk dat zij zich met haar onwankelbaren eisch tot allen richt die in het genadeverbond zijn opgenomen, om ook voor allen de poort der genade wijd open te zetten. Zulk eene prediking is „ruim, frisch, zuiver, eenvoudig, scherp" en drijft en lokt noodzakelijk ook de jonge menschen. Deze laatsten krijgen dan de overtuiging dat de verootmoediging des harten en het vragen naar den zegen van het Heilig Avondmaal gaven zijn van Gods bijzondere genade, maar die zoo volkomen passen aan hun jeugdigen leeftijd. En 't grijpt hen in hun geweten en 't klinkt dóór tot in hun ziel: Nu is het de Gode welaangename tijd, juist nu, nu gij tot onderscheid van jaren gekomen zijt. Misschien zal men mij antwoorden: Gij wilt dus den weg wat gemakkelijker maken, zoodat ook jonge menschen aan het Heilig Avondmaal kunnen komen!! Nu ja, wilt ge dat zoo noemen, ga uw gang. Wees ook niet al te zwaarwichtig, zoodat de geheele in het genadeverbond opgenomen gemeente van het Avondmaal wordt weggedreven, en er slechts een paar schoorvoetend toetreden. Dan zal bij de jonge menschen de moed geheel in de schoenen zinken! Maar wat wint men daarbij? Wees toch in de eerste plaats niet zwaar, maar waar. Zuiver moet het Evangelie gebracht worden en hierbij mag men den grooten zegen van het Verbond der genade niet verwaarloozen.
Zoo mag de belijdenis des geloofs nooit buiten het hart omgaan. Zij mag zich niet beperken tot eene uiterlijk verstandige kennis. Zij moet gepaard gaan met de overtuiging des harten dat men Christus als Borg en Middelaar noodig heeft en dat men Hem in oprechtheid wenscht te dienen. Dan is het „openbare belijdenis en innerlijke strijd". Een strijd met de wereld en met eigen twijfelziek en ongeloovig hart, een strijd waarin ook jonge menschen gevoelen dat zij hoe langer hoe meer de genade des Heeren noodig hebben, de genade waarvan ook de Disch des Verbonds spreekt.
De „aanneming en bevestiging" is dus het aanvaarden van zijn eigen doop en het vragen naar het Heilig Avondmaal. Elke Kerkeraad en Leeraar onderwijze hierin de jonge menschen der gemeente. Men voede hen hierin op. Er hangt zoo ontzettend veel van af hoe een gemeente in de Waarheid opgevoed wordt. Zij, die voorgangers zijn dragen hiervoor een groote verantwoordelijkheid. En als een Kerkeraad b.v. van de goede gewoonte, het Heilig Avondmaal te doen houden onmiddellijk na den Zondag der bevestiging, afwijkt en het expres tot maanden daarna verschuift, dan spreekt dit boekdeelen. Dan toonen de voorgangers zelf er niets van te begrijpen en snijden aan jeugdige strijders den weg der vertroosting af. Zij zelf betreden misschien den weg niet, maar verhinderen bovendien anderen dit te doen. „Och", zegt men misschien, „de nieuwe lidmaten komen in onze gemeente toch niet aan den Disch, al zou er een afzonderlijke tafel voor hen in gereedheid gebracht worden". Ja, dat kon wel zijn! Maar wiens schuld is dat? Ligt die niet voor een groot deel bij de voorgangers, doordat van geslacht op geslacht de Waarheid van het Verbond der genade werd verdoezeld, en de gemeente, die door den Heere Zelf in het genade-verbond werd opgenomen, steeds maar werd onthaald op een doode-lijdelijkheids-leer, en het altijd de uitverkiezing was die haar bij alles werd voorgehouden, en de zwaarwichtigste kenmerken steeds haar gepredikt werden, waarin natuurlijk de eene prediker het nog weer wint van een ander? Wel, dan is het geen wonder dat eindelijk de Avondmaalstafel ledig is. Maar zulke voorgangers zullen het zwaar te verantwoorden hebben voor den Koning der gemeente! Zij hebben nagelaten een schoone parel te doen schitteren voor het oog der gemeente! Zij wilden het beter weten dan onze Gereformeerde Vaderen, die ons 't schoone doopsformulier hebben overgeleverd. Komt, laat ons toch terugkeeren tot de gezonde, Schriftuurlijke opvatting des.geloofs. Doe er niet af, maar doe er ook niet bij! Gezegend is het volk dat zijn doop verstaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

SCHRIFTVERKLARING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's