Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Het zevende leerjaar

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zevende leerjaar.
De Sociaal Democratische Kamerfractie heeft een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend tot invoering van de leerverplichting voor het zevende leerjaar. Zooals bekend is werd deze leerverplichting reeds bij de wet van 30 Juni 1924 aangenomen, doch kort daarop, tengevolge van den toestand van 's lands financiën, tot 1 Januari 1930 opgeschort. De voorstellers willen nu den termijn van 1 Januari 1930 teruggebracht zien op 1 Januari 1928, zoodat, wanneer zij hun zin krijgen, aan het einde des jaars de zevenjarige leerplicht zijn beslag zal hebben gekregen.
Een eerste stap, die de Sociaal Democraten op 5 Mei 1926 deden, om hun lievelingsdenkbeeld in de Kamer ingang te doen vinden, mislukte; doch na 19 November 1926, toen in de Tweede Kamer een motie werd aangenomen tot verplichtstelling van het zevende leerjaar aan alle scholen en tevens de invoering van den zevenjarigen leerplicht urgent en mogelijk werd verklaard, zijn de papieren heel wat gerezen, en is de kans, dat de Tweede Kamer thans zich met het voorstel der Sociaal Democraten zal vereenigen, belangrijk toegenomen. In hoeverre de regeering bereid zal zijn, om, wanneer de beide Kamers der Staten-Generaal het voorstel mochten aannemen, hare medewerking te verleenen, dat het voorstel een plaats krijgt in het Staatsblad, zal moeten worden afgewacht.
Aan het eerste gedeelte der motie van 19 November 1926 heeft de Minister van Onderwijs door het indienen van een wetsontwerp gevolg gegeven, zoodat alle scholen de verplichting krijgen om voor de gelegenheid voor het geven van onderwijs in het zevende leerjaar zorg te dragen, doch tot op heden heeft de regeering geweigerd om tot de leer verplichting voor het zevende leerjaar zelf ook maar één stap te doen. Ook wij zouden het bejammeren, wanneer het zoover kwam en wat nu nog een voorstel is, zoo aanstonds tot wet wierd verheven. Niet omdat wij het niet van belang achten, dat de kinderen tot hun 13e levensjaar onderwijs ontvangen, maar omdat in de verplichting weer een stuk overheidsdwang ligt.
De Minister van Ondexwijs heeft het in zijn hooger genoemd wetsontwerp voorgerekend, dat van de op 15 October 1926 bestaande 6701 scholen voor gewoon lager onderwijs er 1733 waren zonder en 4968 met het zevende leerjaar. Gelegenheid om onderwijs in het zevende leerjaar te ontvangen, bestaat dus op 74.1 pct. der scholen. Daarbij komt nog, dat onder de 1733 scholen zonder het zevende leerjaar er slechts 568 scholen zijn, d.i. 8.5 pct, waar ruimte tekort komt om het voortgezette onderwijs te doen plaats vinden. Feitelijk bestaat er dus overal gelegenheid om onderwijs tot en met het zevende leerjaar te genieten en wordt Minister Waszink's wetsontwerp aangenomen, dan zal aan dit onderwijs niets meer ontbreken.
Maar waarom dan naar uitbreiding van regeeringsbemoeiing gestreefd? Wij zijn met het onderwijs op den goeden weg, ook met dat van het zevende leerjaar. Daarvoor hebben gemeenten en schoolbesturen gezorgd. Moeten wij nu weer achter de socialisten aanloopen?
Daar komt nog bij, dat aan het verplichtend stellen van het zevende leerjaar heel wat kosten verbonden zijn. Dit heeft ook de regeering ingezien, toen zij weigerde met een desbetreffend wetsontwerp bij de Staten-Generaal te komen. De leerverplichting voor het zevende leerjaar, straks misschien voor het achtste leerjaar, zal het eindcijfer der onderwijsbegrooting, waartegen toch reeds zoo ernstige bedenking bestaat, belangrijk doen stijgen. Wanneer ten behoeve van het volksonderwijs gelden beschikbaar zijn, laten deze dan eerst aangewend worden om de zesjarige school ten plattelande te verbeteren. De school ten plattelande zucht nog steeds onder de verslechteringen, welke laatstelijk in de Onderwijswet 1920 werden aangebracht, te weten het te hoog getal leerlingen per onderwijzer en de geheel onvoldoende bezoldiging van een aantal onderwijzers (assistenten). Laat eerst de zesjarige school weer aan alle eischen van goed onderwijs en goede salarieering gaan voldoen, alvorens het zevenjarig onderwijs verplichtend wordt gesteld. Daarom moet het voorstel der sociaaldemocraten worden afgewezen.
Wanneer de toestand van 's lands geldmiddelen het veroorlooft om zich wat ruimer te bewegen, zijn er wel andere objecten dan het zevende leerjaar, die noodig de hulp van de Overheid behoeven. Wij wijzen b.v. op het werkloosheidsprobleem, op de landontginning, in één woord op de noodzakelijkheid van den opbloei van het economisch leven van ons volk. Daaronder zijn hoogere belangen van ons volk betrokken, dan bij het zevende leerjaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's