Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

MARKT VOOR ONVERMOGENDEN

10 minuten leestijd

en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet. Jesaja 55 vers 1 (midden).

Kunt gij, waarde lezer, u indenken de verwondering, die zich van Jozefs broeders moet hebben meester gemaakt, toen zij in de herberg hun korenzakken openden, en daarin al het betaalde geld terugvonden? Het ging daar dubbel op: vooreerst tot berstens gevulde zakken met koren, terwijl in Kanaan de honger zwaar was, want 't land „raasde van den honger", en dan zonder dat het één penning had gekost. Niet dan de moeite van de reis, om tot Jozef te komen, en ook voor die reis werd nog aparten leeftocht meegegeven. Maar zóó verbaasd kunnen die broeders niet geweest zijn, of 't had óns nog meer verbaasd, zoo ze, ondanks die heer wat hard deed, een tweede maal niet opnieuw uitgegaan waren, in weerwil van alle bezwaren. Want alleen uit Jozefs hand kregen ze het leven, en wel zonder geld of prijs.
Hier ligt hoogere zin. De oudste Broeder, Jezus Christus, handelt zaakgelijk met al Zijne broeders, die ook om huns levens wil tot Hem komen. Met het hemelsch manna Zijner genade houdt Hij zelfs markt voor onvermogenden. Wijn en melk zijn de toegiften, water en brood des levens de eenige koopwaar, die wordt „verkocht"; en mocht er wat meegebracht zijn, 't gaat alles in den zak terug.
Zoo alleen gaat het toe op de genademarkt. De Heere spreekt daar met de taal van een koopman, die zijne waren aanprijst, 't Is Hem niet te gering, als met smeekend gebaar tot den zondaar te komen. Dat doet nu Hij, Die de verheven Majesteit is: zich hullen in het kleed van een koopman. En verstaan we er uit, dat Hij niet één poging onbeproefd laat om 't hart des menschen tot opmerken en bekeering te brengen.
Wie kent niet den gang op 't marktterrein? Vooral in de groote steden. In onafgebroken tempo kruisen zich de uitroepen: Komt! komt! en: Koopt! koopt!
De Heere weet het, hoe de mensch nu rondwaart op de IJdelheidskermis dezer wereld, en daarom heeft het Hem geliefd Zijn geestelijke markt in te stellen. Zichzelf daar bij voegend met luide roepstem: „O, alle gij dorstigen, komt toch! O, alle gij hongerigen, eet toch!" 't Eerste, de verzekering van een kosteloozen toegang; 't tweede, de betuiging van een kostelooze schenking.
Hij, Die ons gemis kent, weet het in Zijn Woord zoo duidelijk voor te stellen, zooals ook hier, en Hij vervult het tevens.
Aanschouwt hier de genademarkt des Heeren, waarop allerlei levensgaven liggen uitgestald. De Hemelsche Koopman Christus (want Hij heeft ze daar gebracht) wijst als met den vinger beurtelings op Zijn heilgoederen en op hen, die ze noodig hebben: „gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet".
En dan hoort ge hier van een onvermogend kooper. Merkt ge ook hier niet, hoe volkomen de tegenstelling is tusschen de natuurlijke en de geestelijke dingen? Een kooper zonder geld kan van een gewone markt gerust wegblijven. Daar is 't immers niet om u, maar om uw geld te doen. Hier is 't juist omgekeerd: 't is om den zondaar-zonder-geld te doen. Daarmede is ook tegelijk de gesteldheid geteekend. Weinig eervol.
Want hij, die geestelijk geen geld heeft, staat bij God bekend als één, die het eertijds wel bezeten, maar geheel verspild heeft, en nu aan alles gebrek gekregen: een vagebond, als de verloren zoon.
Komt! zegt Jezus hier, allereerst, opdat hemelsch licht op eigen gestalte moge vallen en bij 't gezicht van deze goederen des levens gekend worden het: „ik verga van honger". Opdat mede heilige schaamte en verlegenheid worde geboren, nu zonder middel van geestelijk te zijn. Gewroken is de schuld van vroeger dagen, het Paradijs.
Wat is er dan gebeurd met u, „die geen geld hebt"? Wel, het levenskapitaal is verdwenen en reeds lang werd geteerd op een ingebeeld kapitaal. Eerst geen spoor van schuld daarover, nu geen spoor meer van onschuld, want „het heele hoofd is krank, het gansche, hart is mat". Er is geen geld en daarbij veel schuld.
  Hij kan dien prijs der ziele, dat rantsoen,
  Aan God in tijd noch eeuwigheid voldoen.
Kerkgaan, gebeden op zijn tijd, aalmoezen, 't is al te zamen valsche munt gebleken. Die dat wil uitgeven, valt in handen van den strafrechter. En vandaar, dat bij den oproep: „.gij, die geen geld hebt", aanvankelijk gevreesd en gebeefd wordt. In dien naam wordt misdaad en schuld ontdekt en geleerd, dat van het zijne niets in betaling kan worden aangenomen. De genademarkt leert hem staat en gesteldheid van een bedelaar verkrijgen. Indien ook maar, want „wij weten niet te bidden (d.i. te bedelen) zooals het behoort". Ook 't bedelen wordt hier geleerd.
Is dit uw portret, mijn lezer? Dan is het niet mooi, want het maalt af een schuldig verleden, een bekommerd heden, en een schrikwekkende toekomst. Toch is het de eenige aanbeveling op de markt van vrije genade; en toch moet het daarheen, wijl de hope van een die geen geld heeft, uiteraard op een ander dan hijzelf moet gaan vallen. Die Ander doet daartoe eerst het oog op hem vallen, en noodigt hem: komt!
Waarlijk, den armen wordt het Evangelie verkondigd.
De Groote Koopman schijnt ze van nabij te kennen. Daar dwalen veel kijkers op de genademarkt, onoprecht en zonder behoefte, want ze gaan aan alles voorbij. Maar uit die gemengde schare roept Christus met nadruk den oprecht gemaakten bedelaar naar voren en zegt: gij! U moet 'k hebben, spreken, vasthouden en te verstaan geven Mijn grondeloozen rijkdom tegenover uw grondelooze armoede.
't Geschiedt met nadruk. Neen, 't is geen vergissing. In 't natuurlijke zijn er menschen, dien men de armoede van het gelaat kan aflezen. Hier leest Christus die af van het gelaat der ziel, zooals die Hem hier in waarheid getoond wordt. Hij schouwt een behoefte in dat berooide volk, die geen uitstel meer lijden kan. Hij roept hen, aan wie niets geheels of goeds meer is, opdat ze Zijne genade leeren roemen als die vrij valt en er daarom ook niets op hebben af te dingen. In dezen alleen kan en zal de genade haar kracht der verlossing openbaren. Zoo wordt Hij gekend als een groot, een Zelfbewogen, een volkomen Zaligmaker, die weet, dat alleen die geen geld hebben, luisteren zullen. Rechtvaardigen worden niet geroepen en komen ook niet tot bekeering, maar zondaren.
Een ledige en hongerige ziel haakt naar de gerechtigheid van Christus, maar anders ook niet. Zij verkrijgt welbehagen in dien weg der genade, mits ze maar haar geschonken worde. Zoo weet de Hemelsche Koopman in de voorwerpen van Zijn gunst te bewerken, dat ze Zijne genade op den hoogsten prijs stellen en dat hun mond tot Zijn lof gedurig ruimer stof vindt.
Hij heeft dus een bepaalde en een beperkte keuze; ze sluit volkomen uit allen, die nog eenig koopgeld van eigen verdienste of willen of begeeren hebben overgehouden. Maar anderzijds ook een ruime keuze. Want ze maakt geen onderscheid bij al diegenen, bij wie waarlijk de nood aan 't woord is gekomen: „gij (allen), die geen geld hebt, komt, koopt en eet".
Doch wat baat het dan: „koopt!" te roepen tot één, wiens beurs ledig is? Ware 't dan niet beter als Christus riep: „neemt! neemt!"? Maar, mijn lezer, zou genade, die door den mensch ware te nemen, wel genade kunnen heeten? Genade kan niet genomen, ze kan krachtens haar natuur slechts geschonken en daarom door den zondaar ontvangen wonden. En de weg, waarin dat ontvangen geschiedt, wordt hier koopen en eten genoemd.
En met recht reeds, omdat er eene uitruiling bij plaats grijpt van 's zondaars zelfgenoegzaamheid en schuld. Maar zien we niet, dat bij elken koop een begeerte naar bezit is voorafgegaan, die menigwerf eerst werd gaande gemaakt door de aanbeveling van den koopman? Zoo is het ook den Heere om een daad des harten te doen, wanneer de levendige begeerte dringt tot geestelijk „zaken doen", zeggende: „koopt!"
Ja, koopt! Blijft niet jaar en dag aan de markt staan! 't Gaat om zieleheil. Velen hooren de prediking, lezen velerlei goede boeken, spreken zelfs met zekere vaardigheid over den weg der zaligheid. Maar ze zijn als toeschouwers, die enkel op de markt komen om zich te vermaken. Zij komen niet om met den Heere te onderhandelen, die zegt: „Komt, en laat ons tezamen richten".
Daarom is het zoo noodig, zich tot stilstaan en aandachtig gadeslaan te doen opwekken. Het moet tot een besluit komen. Begeert gij dan waarlijk, dat vergeving van zonden en het eeuwig leven uw deel worde, „hoort dan aandachtiglijk naar Mij en eet het goede en laat uwe ziel in vettigheid zich verlustigen". Het komt er maar op aan, te willen afdalen tot den prijs van het „om niet". Daar hebt gij nu in het koopen verzinnebeeld den geweldigen strijd van de verloochening en verfoeiïng van het ik des vleesches en der zonde.
Op de markt der wereld wil meestal de kooper maar niet opklimmen tot den hem genoemden prijs; op die der genade is het omgekeerd: daar is de kooper maar niet neer te krijgen tot den door God bepaalden prijs. Wat een koopsommen zijn er dan nog in de hand, als: besefte ik maar meer mijn nood, of: kon ik maar beter bidden; of: had ik maar dieper berouw, enz. Gods voorwaarde stelt dat alles terzijde; deze is alleen: gij hebt niets te zijnen Christus alles.
Die daartoe mogen afdalen, ze zien den koop gesloten. Dan wordt koopen hetzelfde als ontvangen, en ontvangen genieten, en genieten verzadigd worden. Wat wordt dat koopen dan een wondervol werk. Eerst met vreeze gevraagd om maar de kleinste levensgave, dan met eenige vrijmoedigheid om meerdere en grootere; en eindelijk wordt verstaan: deze Koopman biedt niets minder dan Zich Zelf aan.
Zie, dan gaat koopen als ongedacht met eten vergezeld, 't Is de geloovige toeëigening van Christus als Borg. De gegeten spijze kan nooit meer ontnomen of betwist worden. En dies wordt in de overgave des harten aan den Heere Christus deze wederkeerig door Geestestoepassing in 't hart ingelegd door den mond des geloofs.
Ook tot dat geestelijk genieten (eten) en gebruik maken van Christus, dringt Hij hier Zelve. Indien niet in Hem gerechtvaardigd, zoo is de dood niet overwonnen. Wijn en melk der vertroosting verzegelen als het bezit en genot van het water en brood des eeuwigen levens. Hoe noodig blijkt het, bij alle tegenredenen onzerzijds, uit te gaan in geloofsgehoorzaamheid op het Woord als zoodanig. „Die het belooft, is getrouw. Die het ook doen zal". Zijn Woord is de waarheid.
Nu kan niemand zeggen, dat Gods voorwaarde het een mensch onmogelijk maakt om zalig te worden. Hoe komt het dan? Het komt door des menschen, van groote vijandschap getuigende voorwaarden. Deze vooral, dat hij niet wil afstaan van zichzelf en van de ongerechtigheid. Weet het wel, die hier niet leert koopen om niet, hij zal eenmaal moeten betalen met den onuitsprekelijk hoogen prijs van zielsverlies.
Alles is derhalve in Christus, en daarom is alles genade. Hij zal niet misleiden, geen hongerende doen vergaan. Verneemt, dat de Vader reeds den eeuwigen prijs en koopsom voor al Zijn volk heeft ontvangen. En het is die koopprijs, die Christus den Zijnen doet lezen in Zijne handen en voeten. Hij kocht ze voor alles, d.i. voor heel Zijn volmaakte Godheid en menschheid, en daarom verkrijgen zij Hem voor niets.
Is het nog heden marktdag, komt! ,,Die tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen".
B e r g s c h e n h o e k.                                                          L.G. BRUIJN

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1927

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's