Najaarslaan.
Najaarslaan
Ik keek in de gouden heerlijkheid
Van een najaarslaan.
Het was of ik goudene deuren wijd
Zag openstaan.
Het werd mij, toen ik binnenging,
Of ik door gouden gewelven liep:
Ik aarzelde even, ik ademde diep,
Diep van verwondering.
Trotsch, of ik een prinsesje waar,
Ging ik door 't goud;
Aan beide zijden stonden daar.
Schragend de gangen, hoog en zwaar
De zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn,
Hoe zullen daar de zalen zijn!
Ik zag aan 't einde van mijn pad
Een kleine ronde poort.
Als blauw saffier in goud gevat,
En haastig, vol verlangen,
trad Ik door de gangen voort.
Ik sprak : „Als bij mijn aankomst wijd
Die poorten openstaan,
In welk een groote heerlijkheid
Zal ik dan binnengaan.
Indien van goud de gangen zijn,
Hoe groot moet mijn verlangen zijn
De zalen in te gaan!"
JACQ. v. d. WAALS.
Uit: Nieuwe Verzen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1927
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's