Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een moeilijk vraagstuk.
Een paar weken geleden hebben wij — zooals onze lezers zich zullen herinneren — de vraag gedaan, of in het gevoelen van de Staatkundig Gereformeerde Partij ten aanzien van de invaliditeits-en ouderdomsverzorging kentering is gekomen. Wij stelden deze vraag naar aanleiding van wat artikel 9 van het program van deze partij bepaalt en van hetgeen wij in het partijorgaan „De Banier" van 12 Januari onder het opschrift „Verzekeringsdwang" aantroffen.
In Artikel 9 lazen wij:
Onwettige dwang der consciëntie harer onderdanen door de Overheid wordt ook uitgeoefend door de sociale wetten, in 1913 door H. M. de Koningin uitgevaardigd, wier uitvoering God verhoede, zoowel als hare uitbreiding. De S.G.P. protesteert tegen verplichte verzekering en wapent zich tegen uitbreiding, terwijl „De Banier" thans schreef:
De strijd der Staatkundig Gereformeerde Partij ten opzichte van het verzekeringsvraagstuk is voornamelijk een gevolg van den dwang, die sedert de invoering der Talma-wetten op ons volk wordt uitgeoefend. Werd deze dwang afgeschaft, dan zou reeds zeer veel zijn gewonnen
Wanneer men beide uitspraken met elkander vergelijkt, zal 't verschil van standpunt onmiddellijk opvallen, een verschil, dat, naar wij schreven, niet van gradueele-, maar van principieele beteekenis is.
Immers in het artikel van het partijprogram loopt het over den dwang der consciëntie, over het gewetensbezwaar, dat tegen de verzekering in haar aard en wezen ingaat en dat van grootere beteekenis wordt tengevolge van het opleggen van den dwang.
Zoo staat het echter niet met het artikel uit „De Banier", dat ook wel gewaagt van dwang, maar dezen dwang niet ziet in het licht van het consciëntiebezwaar tegen de verzekering zelve. Ja, zelfs daarmede geen rekening houdt. Dit blijkt duidelijk uit het slot van den passus: „Werd deze dwang afgeschaft, dan zou reeds zeer veel zijn gewonnen". Hier is alles, wat met gewetensbezwaar samenhangt, zoek. De dwang, waarvan het partijorgaan spreekt, draagt een zelfde karakter als het bezwaar dat b.v. bestaat tegen den stemplicht; het instituut dat ook naar de meening der Staatkundig Gereformeerden met de consciëntie niets uitstaande heeft. 
Dit alles zal voor den eenvoudigste onder onze lezers klaar en duidelijk zijn. Maar dit is niet zoo met den schrijver van het artikel in „De Banier", den heer Van Dis, uit Zeist. Deze bestrijdt onze opmerkingen en doet ons het verzoek, dat wij den lezers van „De Waarheidsvriend" zullen mededeelen, dat wij ons hebben vergist. 
De bestrijding van den heer Van Dis welke ruim twee kolommen in „De Banier" beslaat, wil doen uitkomen, dat in 't standpunt der Staatkundig Gereformeerden ten aanzien van de invaliditeits-en ouderdomsverzorging geen kentering is gekomen, en dat het verschil, dat wij constateerden, geen verschil is. Wat hij in het partijorgaan schreef, klopt z.i. geheel met wat het program der Staatkundig Gereformeerden op dit punt belijdt.
Het merkwaardige van het geval is echter, dat de heer Van Dis bij zijne weerlegging van ons artikel niet zijn eigen geschrijf in „De Banier" verdedigt, maar in den breede betoogt, dat de Staatkundig Gereformeerden tegenstanders zijn van de verzekering en wel op grond van consciëntiebezwaren.
Ten bewijze daarvan worden uitgebreide citaten uit het geschrift van ds. Kersten: „Is er geen oorzaak?" aangehaald. Doch daarover loopt het geding niet. Het verschil gaat over het principieele onderscheid tusschen wat het program van de Staatkundig Gereformeerde Partij in artikel 9 voorschrijft, en wat de heer Van Dis in eerste instantie in „De Banier" verkondigde.
Of achteraf de heer Van Dis zijn eerst ingenomen standpunt wijzigt, is zijn zaak, van belang is het echter te weten, dat een der leiders van de Staatkundig Gereformeerde Staatspartij, misschien in een onbewaakt oogenblik, van overtuiging was, dat „werd de dwang van de invaliditeits-en ouderdomsverzorging afgeschaft, reeds zeer veel zou zijn gewonnen", dat wil met andere woorden zeggen, dat de genoemde verzorging op zichzelf beschouwd — en dit is ook onze meening — evenmin als de stemplicht of stemdwang, tot de consciëntiekwesties kan worden gerekend. 
De vergissing is dus niet aan onze zijde, maar aan den kant van den heer Van Dis.
Wat ons ten slotte in het laatste stuk van den heer Van Dis, die goede nota van ons artikel nam, verbaast, is, dat hij met geen woord rept van onze vraag, hoe de Staatkundig Gereformeerde Partij meent, dat wanneer het bestaande stelsel van invaliditeits- en ouderdomsverzorging niet deugt, dan wèl in deze verzorging behoort te worden voorzien.
In hetzelfde nummer van ons blad, waarin wij onze opmerkingen betreffende de afwijkende zienswijze van den heer Van Dis maakten, wezen we er op, dat op 1 December van het vorig jaar werden uitgekeerd 9234 weduwenrenten en 9640 weezenrenten, terwijl 62634 personen ouderdomsuitkeering genoten en dat het aantal invaliditeitsrenten 19199 bedroeg. Daarbij komt, dat vele duizenden ambtenaren pensioen genieten, die gedurende den tijd, dat zij in dienst van het Rijk of de gemeente waren, gedwongen werden premie te betalen.
Stel nu, zoo deden wij den heer Van Dis de vraag, dat de verzorging voor de invaliditeit en den ouderdom, in welken vorm ook, niet bestond, op welke wijze zou dan in de nooden en behoeften van die duizenden en nogmaals duizenden moeten worden voorzien? 
Alleen de invaliditeits-en ouderdomswet maakt reeds een uitkeering van meer dan 18 millioen gulden jaarlijks noodig.
Zouden dan al deze personen met de tienduizenden gepensioneerde ambtenaren en militairen, weduwen en weezen, de weduwen van Kamerleden incluis (ook de beide Staatkundig Gereformeerde Kamerleden betalen premie voor de pensioenen van hunne weduwen) aan de armenzorg moeten worden prijsgegeven? en welk lichaam zou dan al die millioenen, die voor het levensonderhoud noodig zijn, aan armverzorging moeten betalen?
Zeker, die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden, maar met haar dood te zwijgen komt men er heelemaal niet. De heer Van Dis moet het probleem maar eens overwegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's