Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Socialisme en de Religie.
II
„Door den uitgroei der moderne wetenschap en techniek, door de geweldige vlucht van het kapitalisme over de geheele aarde, door de spanning van de aandacht op het uitwendige, dat het werkelijke geacht werd — door alles, tot wetenschap en kunst toe, aan de macht van het geld onderworpen te maken, door héél dat nuchtere zakelijke realisme, loopt ons leven gevaar te vervlakken".
Zóó teekent ds. W. B a n n i n g, religieussociaal-democraat, den toestand van den tegenwoordigen tijd. (Vijf Religieus-Socialistische Voordrachten, blz. 14).
„De arbeid is sterk gemechaniseerd, in een razend tempo leeft de mensch in de wereldstad en nóg gaat het snelverkeer niet snel genoeg. De film is het symbool van het moderne leven: nerveus, vluchtig, sensationeel en sentimenteel, maar als regel zonder ziel".
„In de arbeidersklasse een diepe ontevredenheid, vooral omdat de vreugde van het werk voor millioenen verloren is gegaan. Dat is de spanning van onzen tijd; en de centrale levensvraag, die steeds klemmender wordt gesteld, is die naar het behoud van de ziel in het veruitwendigde leven".
Zoo teekent de socialistische dominé de armoede van het gejaagde leven van den tegenwoordigen tijd, dat geheel dreigt te vervlakken. Daarbij groote ontevredenheid onder de arbeiders. Toen is „de arbeidsbeweging ontstaan als een wild wanhoopsverzet. Wanneer door de kapitalistische productiewijze 't onbeperkte winstbejag tot het beheerschende motief in het maatschappelijk leven wordt gemaakt, komt over de millioenen proletariërs het trieste, gevloekte en toch onontkoombare noodlot. Noodlot, — want de proletariër heeft geen andere keus dan werken onder de door het kapitalisme opgelegde voorwaarden, of hongeren". „Noodlot — want altijd hangt boven hun bestaan de dreiging der werkloosheid. Noodlot — want daar komen in 't industrie-proletariaat de lichamelijke en zedelijke beroepsziekten op: tering, vergiftiging, vroege dood en alcoholisme hoorden bij het arbeidsleven, als de rat bij het riool". „Noodlot — want er is geen sociale wetgeving in de 19de eeuw, noch verzekering en als de ongevallen komen in mijnen en fabrieken, dan blijven weduwen en kinderen onverzorgd achter. Noodlot — want de proletariër mist, in het moderne kapitalisme, mist mogelijkheid, uitkomst, perspectief; hij zal nooit door eigen vlijt en trouw zich vrij kunnen maken van het proletariaatsbestaan: eenmaal proletariër, blijft proletariër. Noodlot — want de arbeider ziet z'n kinderen om zich heen spelen en opgroeien, en ook in deze kinderoogen is de wondere levensdroom, maar zij moeten mee straks de fabriek in, en dan zal ook hun oog dof worden en hun jonge rug zich krommen onder het juk der moderne slavernij".
Zoo teekent ds.  B a n n i n g  in gloeiende taal het leven van „den arbeider".
Het kapitalisme wordt gestriemd. En toen is de arbeidersbeweging, de socialistische arbeidersbeweging gekomen als „een heldhaftige poging om den arbeid, en door den arbeid het leven tot bron van geluk te maken". De sociaal democratische arbeidersbeweging bedoelde „levensvernieuwing en levensloutering". Achter dat socialisme leeft de ellende van den mensch — en het verlangen om in een nieuwe wereldorde nieuwe menschelijkheid te zien op bloeien. „Een zedelijk ideaal leeft als diepste, bezielende, scheppende kracht in onze arbeidersbeweging". „En dat gaat, omdat het ideaal is, boven de werkelijkheid van wat is uit".
„Het is de grootheid van het socialisme, dat het zich in den strijd onzer dagen werpt met zedelijke eischen en idealen; het is de grootheid van het socialisme, dat het spreken durft van maatschappelijke gerechtigheid, van het recht der menschenziel, van wereldvrede en broederschap". „Het is, in den bijbelschen zin, dat vanuit het hart de uitgangen des levens zijn".
Als ds. Banning zóó ver gekomen is (blz. 18) met zijn socialistische beschouwingen aangaande het ongelukkige leven van den arbeider — dan teekent hij de kentering van den laatsten tijd.
„Er is verschuiving van motieven, zooals Hendrik de Man gezegd heeft. De Marxistische theorie was eenmaal de groote, overheerschende gedachte in den strijd. De vrijheid was immers geworden tot een smadelijke slavernij, voor wie onder den dwang der economische verhoudingen zwoegden. Toen heeft het Marxisme de huichelachtigheid der burgerlijke vrijheid ontleed — en het heeft opgeroepen tot den klassenstrijd, daarbij nadruk leggend op machtsvorming en op belang. Het bracht aan de in wanhoop dof geworden arbeiders een toekomst perspectief en het riep heilsverwachtingen op, gedragen door een profetischen geest. Het richtte hen, die geloofden, omhoog tot nieuw leven. En in 40 jaar is ontzaglijk veel veranderd. Het eenmaal in ellende verkommerende arbeidende volk is tot zelfbewustzijn gekomen, tot macht en tot levensgeloof. Met diepen eerbied zijn we bij deze dingen voor die Marxistische beweging vervuld. Maar — die eerbied mag ons niet beletten duidelijk uit te spreken, dat de situatie en de eischen geheel veranderd zijn. Duizenden putten hun geloof nu niet meer uit de Marxistische theorie. Dat geloof is bij velen stuk geslagen. Wat eenmaal als bezielende overtuiging werkte, dat de klassenstrijd door de sociale revolutie heen tot den heilstaat voeren zou, waaraan dan de gedachte verbonden werd, dat de felste klassenstrijder ook de zuiverste socialistische mensch was — dat is weg. De motieven, die eenmaal de socialistische beweging geheel beheerschten, raken hoe langer hoe meer op den achtergrond". 
Zoo is er kentering, verandering. En ds. Banning zegt: gelukkig! (bladz. 20).
Hij wijst hierbij op het boek van Hendrik de Man: De Psychologie van het Socialisme.
En ds. Banning zegt dan verder: Nu gaat 't er om, om nieuwe krachtbronnen van socialistisch idealisme en levensgevoel aan te boren, nu de oude bronnen verdroogd zijn. En ds. Banning noemt dan: de religie, de godsdienst.
„Het behoort mee tot het noodlot van het proletariaat, dat het in de 19de eeuw ongodsdienstig, overwegend anti-godsdienstig was". En „het honend wegwerpen van alle religie door de arbeiders, is een reden van de verzwakking van hun kracht geworden". „Godsdienstige mannen staan als vuurtorens in de wereld, omdat zij hun godsdienstig geloof hadden en hun levenswerk aanvaardden als roeping, opgelegd door Hem die eeuwig roept".
„De oude, eeuwige vragen duiken nu weer bij vernieuwing op".
Zoo wordt het oude socialisme veroordeeld. Iets nieuws zal worden gegeven. Maar wat?
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's