Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GEREFORMEERDE KERKORDE of HOE 't IN DE KERK DES HEEREN MOET TOEGAAN. (9)
Over het „Kerkelijk gezang" handelen §31—34 van de Wezelsche Artikelen (1568). Want daar lezen we: „Bij het kerkelijk gezang zal men in alle Nederlandsche Kerken de Psalmen, door Petrus Datheen overgezet, behouden; opdat niet door de verscheidenheid der overzet tingen iets dat minder passend is en minder tot stichting dient, tusschen beide kome". Hier zit een heele geschiedenis achter. En elk woord heeft hier bijna een bizondere beteekenis!
Het kerkelijk gezang stond in 1568 op de Synode van Wezel — waar Petrus Datheen voorzitter was — in het midden van de belangstelling. Trouwens in al de Protestantsche Kerken, zoowel Luthersche als Calvinistische, zoowel in de Nederlanden als b.v. in de Vluchtelingenkerk van a Lasco te Londen. Het kerkelijk gezang was in opkomst. En de Psalmen, daar ging het om.
Maar dan is de vraag: welke berijming zou worden gekozen en voorgeschreven in de Gereformeerde Kerken hier? Te Wezel zegt men nu: de berijming van Datheen. Er waren al méér Psalmberijmingen met zangwijzen. Maar nu zegt men te Wezel, andere berijmingen zijn „minder passend" en „minder stichtelijk". Men zegt: die van Petrus Datheen — hij was zelf voorzitter — is de beste; en men zegt er bij: die alléén mag hier gebruikt worden.
In 1551 waren er reeds Psalmen van Beza, door Calvijn gebruikt.
Toen Beza in 1548 in Geneve psalmen hoorde zingen (het was Psalm 91) maakte dat op hem een machtigen indruk. Het was een psalm van Marot — die er een 30tal gemaakt had, welke in Straatsburg door Calvijn vriendelijk en dankbaar waren ontvangen voor den eeredienst. Beza zette nu het werk van Marot voort. In 1562 was de bundel compleet. Uit den Straatsburger bundel hebben wij altijd nog, in de oorspronkelijke melodie, Palm 36, 103 en 137. Verder hebben we nog 80 onzer zangwijzen (de melodie dus, niet de woorden) van Bourgeois, voorzanger te Geneve (b.v. Psalm 19, 24, 33, 42, 72, 73, 86, 118, 119, 130, .134). Toen Bourgeois Geneve verliet, zette mr. Pierre zijn werk voort; hij gaf aan 123 Psalmen een eigen zangwijze. 37 dezer Psalmen verschenen in het Nederlandsch, bewerkt door Lucas de Heere, aan wien Marnix van St. Aldegonde nauw verwant was.
Jan Utenhove, de Vlaamsche edelman, is daarna genoemd „de grondlegger van het kerkgezang der Ned. Gereformeerden"; later uitgeweken, om des geloofs wille, naar Londen. De volledige berijming der 150 Psalmen kwam eerst na zijn dood uit. (Sept. 1566).
Juist eenige maanden vóór de complete uitgave van Utenhove, kwam (Maart 1566) de berijming van Petrus Datheen, „den Minister metten rosten baert"; eerst monnik, maar op 19-jarigen leeftijd opgetreden als prediker der Hervorming; later hofprediker bij Frederik van de Paltz te Frankenthal. In 1566, het voor de Hervorming gunstige jaar (Smeekschrift der Edelen, enz.) kwam hij naar de Nederlanden en werd nu een der meest geliefde hagepredikers, die duizenden tot zich trok. Zijn volksredenaarstalenten ontaardden echter niet zelden in ruwheid en zijn ijver voor de eere Gods werd helaas! bekrompenheid.
In Gent brengt hij het Gereformeerd geloof tot heerschappij. En als door den Prins van Oranje geijverd wordt voor de vrijheid van geweten en vrijheid van godsdienstoefening, zoowel voor de Gereformeerden als voor de Roomschen, en de kerkklok van de St. Michielskerk te Gent weer luidt en de Roomschen daar ter kerk kunnen gaan, gelijk de Gereformeerden vrij konden vergaderen in hunne bedehuizen, is 't Datheen die predikt: „Doet de afgodendienaars uit uw midden weg, verbreek hunne afgoden, een verdrag met hen is zonde". (Groen van Prinsterer. Handboek Gesch. des Vaderlands. I, 198). De Roomschen zijn Datheen als „de heiden en de Kanaaniet" en naar het model van de theocratie des Ouden Verbonds begeert Datheen de Nederlanden in te richten. De Prins gaf — zoo zei hij — „noch om God, noch om godsdienst en maakte van staat en wet zijn afgod". Door de Haagsche Synode van 1586 is hij vermaand en hij heeft schuld beleden, maar is zwervende in een vreemd land, 17 Maart 1588 gestorven.
Tegen de Psalmberijming van Utenhove, die langzamerhand ontstaan was, fulmineerde Datheen en gaf zelf een berijming. (De Voorrede is gedateerd 25 Maart 1566). Alle 150 Psalmen gaf hij tegelijk; „hem met haast afgedwongen", zoo als hij zelf schrijft.
Datheen nam dezelfde zangwijzen als Marot en Beza hadden gegeven en heeft naar die, door hem overgenomen melodieën, de berijming gemaakt. Den geliefden Catechismus en eenige liturgische geschriften gaf hij tegelijk. En dat werk, van den geliefden prediker, veroverde stormen­derhand het hart van ons Gereformeerde volk. 
Het zou voortaan het kerkboek zijn. De eene uitgave volgde op de andere en de boekdrukkers hadden groote oplagen er van.
De berijming van Utenhove moest het voor die van Datheen afleggen, ook zelfs in Londen, in de gemeente van a Lasco. Synode na Synode koos voor de Psalmen van Datheen. Die van Wezel in 1568 sloot alle andere berijmingen uit. Evenzoo de Provinciale Synode van Dordrecht (1574). De Nationale, vier Jaar later (1578) ook te Dordt gehouden, eveneens. En te Wezel (1568) en te Dordt (1578) was Datheen voorzitter! (Op de Embder Synode, 1571, was Caspar van der Heyden of Heidanus, de vriend van Datheen, voorzitter).
Op de Synode van Middelburg (1581) ligt er een ander Psalmboek op de tafel, 't Was de berijming van Marnix van St. Aldegonde. Terstond heeft de Synode de meerdere voortreffelijkheid van dit werk gevoeld. Marnix had er 12 jaren aan gewerkt en hij was een man die nooit zijn Hebreeuwschen bijbel vergat bij zich te dragen! In ballingschap, op reis, in de gevangenis, overal had hij aan de berijming gewerkt. In zijn opdracht aan de Staten kon hij dan ook zeggen:
So ghy verdrucket wort end swaer vervolging lijdt,
Dit boexken sal u vrij bewaren in den strijdt:
Syt ghy bij vreemde lien, wyt uwen landt verdreven.
Dit boexken wel betracht, sal 't u vertroosting geven;
So ghy met nootdurft zyt oft aermoed' hoog beswaert,
Hier vindt ghy eenen schat, die u Gods geest verspaert, enz.
De Synode van 1586 besloot tot invoering van de berijming van Marnix, maar met de noodige reserven. Er zouden nog verbeteringen worden aangebracht. De naam van Marnix zou niet vermeld worden. De voorrede en aanbeveling zal uit naam der Synode gesteld worden. Dan zullen de Psalmen van Marnix, zonder zijn naam, eerst „privatelick" en „daerna te gelegener tijdt van den predickstoel den volcke aengepresen worden, sonder nochtans de vorige Psalmen van Datheen preciselich te verwerpen". (J.J. van Toorenenbergen. De Psalmberijming van Marnix, Archief Ned. Kerkgesch. I, 127).
Maar de regeering, die in andere handen kwam en aan deze besturen der ,,Leycestersche Synode" niet gunstig was, kwam tusschenbeide. De boekverkoopers, die voor duizenden guldens psalmboeken van Datheen in voorraad hadden, protesteerden. En de psalmen van Datheen bleven onder het volk! Het was en het bleef het Kerkboek der Gereformeerden.
De Dordtsche Synode van 1618—'19 liet eigenlijk de zaak zooals ze was. De Kerkorde van 1586, die naast de berijming van Datheen ook voor andere berijmingen vrijheid gaf, althans die van Datheen niet meer voorschreef (zooals te Wezel (1568) en te Dordt (1581) wel was geschied) bleef ongewijzigd op dit punt. En zoo kon, buiten verbreking van de Kerkorde, een nieuwe psalmberijming worden ingevoerd (wat in 1568 en 1581 niet kon); doch al kon het, de nieuwe psalmberijming is niet gekomen dan eerst in 1775 als een echt „Staatscreatuur". Koelman en a B rakel verlangden reeds naar een andere psalmberijming, maar er kwam er geen; 't bleef bij 't werk van Datheen.
Een enkele Psalm van Datheen en Marnix willen we naast elkaar stellen. Jeder oordeele dan zelf. Datheen rijmde Psalm 1 aldus:
Die niet en gaet in der godtloosen raet.
Die op den wegh der sondaers niet en staet,
En niet en sit by den spotters onreyne;
Maer dagh en nacht heeft in Godts Wet alleyne.
Al synen lust, ja spreekt daer van eenpaer,
Die mensch is wel gelucksaligh voorwaer.
Marnix zong:
Welsalig is de man, die in den raet,
Van 't godloos volk geheelyck niet en gaet
Noch op den wegh der sondaers staet vermeten,
Oft op den stoel des spotters is geseten:
Maer heeft alleen lust in des Heeren Wet,
En dach end nacht wel neerstich daer op let.
Datheen gaf Ps. 125: 2 op de volgende manier:
Gelyclk Jerusalem rondommen
Met bergen, is bevrijt,
Soo sal oock 't allertydt
Godt Syn kind'ren te hulpe kommen
In haren nood, na syn oorkonden.
Tot allen stonden.
Marnix zong:
Gelyck Jerusalem in 't ronde
Met bergen is bewalt
End nimmermeer vervalt:
Soo is God nu end 't allen stonde
Rondom Syn volck, end sal 't beschermen
In Synen ermen.
We kunnen verstaan, dat een historieschrijver als R. Fruin zegt, dat hij de Psalmberijming van Marnix 't waardigst acht om nog gelezen te worden. (R. Fruin, Tien jaren uit den Tachtigjarigen oorlog. 5de dr. blz. 291). En ds. Th. Ruys zegt in z'n dissertatie over Datheen: „Marnix berijming blonk verre boven die van Datheen uit." (blz. 240).
Datheen's Psalmen zijn ons gereformeerde volk in de bangste jaren, zoo vol vervolging en leed, tot grooten troost geweest; en we kunnen het verstaan, dat zij, al was de berijming niet altijd, zooals zij wezen moest, ook in den bloeitijd van de Geref. Kerken hier in eere is gehouden. Met den Heidelbergschen Catechismus, naar de vertaling van Datheen, en „de Liturgie of verzameling van gebeden voor de openbare godsdienstoefening en van formulieren voor de bediening der Sacramenten" is het Psalmboek van Datheen het kerkboek onzer Vaderen geweest en gebleven. Tot 1775.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's