Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GEREFORMEERDE KERKORDE of HOE 't IN DE KERK DES HEEREN MOET TOEGAAN. (12)
We waren bezig met het c a t e c h i s e e r e n  en de  c a t e c h i s m u s p r e d i k i n g, zooals onze Geref. Vaderen daarvan aanstonds het hoog belang hebben gevoeld. In de Wezelsche Artikelen van 1568 wordt er dan verder op de volgende wijze van gehandeld:
Hoofdstuk III. Art. 3. De tijd van te catechiseeren zij aan iedere (plaatselijke) Kerk, naar omstandigheden van plaats en tijd, vrijgelaten. De dusver gevolgde regeling worde onderhouden; en alle ijver worde aangewend, opdat de kinderen wier leeftijd dit veroorlooft, niet alleen leeren de woorden van den Catechismus letterlijk op te zeggen" (dat letterlijk precies, woordelijk opzeggen van 't geen in den Catechismus staat is dus van 't grootste nut! niet dat zelf-er-maar-wat-van-maken, waarbij de juiste beteekenis zoo dikwijls zoek raakt en het mooie verloren gaat!) maar ook den inhoud zelf leeren verstaan en dezen niet alleen in hun geheugen, maar ook in het diepst van het hart op te nemen."
Woord en geest, leeren en begrijpen, weten en gelooven moeten dus samengaan. Niet genoeg is het verstandelijk weten en machinaal nazeggen, maar het weten en begrijpen, leeren en aannemen, belijden en gelooven is noodig.
„Daarom zullen zij", zoo gaat art. 3 verder", „niet alleen ondervraagd worden naar de woorden, die hun voorgezegd zijn, maar ook naar het wezen der zaak zelf, nadat hun dit door den Catecheet klaar en duidelijk is uitgelegd. Voorts zal het vóór alle dingen noodig zijn zich bij het uitleggen van den Catechismus te bedienen van de gemeenzaamste wijze van spreken, die zelfs bij het begrip der kinderen past; ook dat men de ouders der catechisanten en de schoolmeesters vermane, dat zij hen tehuis en op school vlijtig onderrichten en hen er aan gewennen wat in de Kerk hun voorgesteld is, uit eigen beweging te herkauwen en met daarbij gevoegde getuigenissen uit de Schriften te bewijzen".
Catechisatie — en dan Kerk, huisgezin en school naast elkaar! In de huisgezinnen door de ouders onderwezen en opgevoed te worden overeenkomstig Gods Woord, in de scholen door de onderwijzers vlijtig onderricht naar uitwijzen van 's Heeren getuigenis en dan door de Kerk! Dat is een gezonde, gewenschte, noodzakelijke, heerlijke samenwerking!
Over het karakter en het doel van de catechisatie spreekt art. 4 als volgt:
,,Een iegelijk, die voor een lidmaat der Kerk wil gehouden worden, zal zekerlijk zijn kinderen, zoo spoedig hun leeftijd dit toelaten zal, aanbieden om gecatechiseerd te worden, opdat zij van de jeugd af in de ware religie en godzaligheid onderwezen kunnen worden."
Die dus een goed lidmaat der Kerk is zal zorg dragen (zekerlijk!), dat z'n kinderen zoo spoedig mogelijk de catechisatie bezoeken. De ouders zullen ze daarvoor aanbieden. Opdat ze van de jeugd af in de ware religie en godsdienst onderwezen kunnen worden! Wat mooie dingen!
Hoe zou nu de werkelijkheid zijn? Bij de organisatie van de Ned. Herv. Kerk in 1816 is de zaak van het „godsdienstonderwijs" onder de oogen gezien, de toestanden ten opzichte van Staat en Kerk en School waren zoo anders geworden dan voorheen. Bij de omwenteling van 1795 was de band, die scholen en onderwijzers aan kerkeraden en classen verbond, verbroken. De Schoolwet van 1806 (van der Palm) bepaalde in art. 3 dat ten opzichte van „het leerstellig onderwijs" maatregelen genomen zouden worden, opdat „de jeugd er geenszins van verstoken blijve, maar het zal door geen schoolmeester geschieden".
De Wet sprak dus van „leerstellig" onderwijs; op school mocht dat niet gegeven worden, althans niet door den schoolmeester; maar, opdat de jeugd toch „leerstellig onderwijs" zou kunnen ontvangen werd sinds 1807 tweemaal in de week slechts een halve dag school gehouden, opdat de leerlingen dan van de leeraren van hun Kerk godsdienstonderwijs zouden kunnen ontvangen.
Het godsdienstonderwijs was dus nu uitdrukkelijk aan de zorg van de Kerken opgedragen en ook de Ned. Herv. Kerk heeft over deze zaak gehandeld in een ,,Reglement op het Godsdienst-Onderwijs" (vroeger „Godsdienstig Onderwijs").
In het Reglement van 1816 vindt men nog sporen van oude gebruiken, zooals „openbare catechisatiën" (art. 3), 't voor­schrift „dat men tot handleiding bij het onderwijs zich alleen zal bedienen van leerboeken uit den schoot der Hervormde Kerk, oorspronkelijk, of met hare goedkeuring voorzien" (art. 5) enz.
„Hervormde" boeken dus voor de catechisaties in het midden van de Hervormde Kerk. Geen Roomsche, geen Luthersche, geen .......... Dorst men het niet aan, om te spreken van den Catechismus? of van boeken „orthodox en in alles overeenstemmende met Gods Woord" (Bogerman ter Dordtsche Synode)?
We weten, hoe het in 1816 toegegaan is. De Dordtsche Kerkorde werd opzij gezet en een besturen-organisatie werd zoo maar aan de Kerk opgelegd en daarbij werd verzekerd, dat de belijdenis en de leer der Kerk zou worden gehandhaafd, hoewel men er practisch o! zoo gaarne zich van af maken wilde.
En zoo krijgen we die vage omschrijving van „Hervormde" boeken voor de catechisatie — waarbij echter in art. 22 van het Reglement op 't godsdienstig onderwijs — goedgekeurd 30 July no. 1 — was omschreven dat de godsdienstonderwijzers „de leer welke overeenkomstig Gods Heilig Woord vervat is in de Formulieren van Eenigheid der Nederlandsche Hervormde Kerk" hartelijk moesten omhelzen, belovende dezelve bij het onderwijs getrouwelijk te zullen leeren enz. En in art. 43 was dan omschreven, dat „de Ledematen" dan in het openbaar straks bevestigend moesten antwoorden op drie vragen (zonder „geest en hoofdzaak"), waarvan de eerste was: „of zij van harte gelooven de leer, die zij hebben beleden".
De leer — voor de godsdienstonderwijzers; de leer — voor de lidmaten. En dan de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord vervat is in de Formulieren van Eenigheid der Nederlandsche Hervormde Kerk". Hervormde boeken voor de catechisatie, bevattende die leer. Maar men weet hoe in de practijk sinds 1816 met de leer van de Formulieren van Eenigheid omgesprongen is!
Zoo is dus sinds 1806 het godsdienstonderwijs van de school verdwenen en de catechisatie is voor rekening gekomen van de Kerk. Het toezicht op het godsdienstonderwijs is dan ook bij den Kerkeraad. En al blijft het godsdienstonderwijs „een van de voornaamste plichten van herders en leeraars, de Kerkeraad blijft toch verantwoordelijk en moest die verantwoordelijkheid ook meer gevoelen en laten blijken.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's