Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

DE GEREFORMEERDE KERKORDE of HOE 't IN DE KERK DES HEEREN MOET TOEGAAN. (16)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dus: Wijk-of Parochie-indeeling.
„Het is daarom buiten alle kijf, dat hun ambt hierin bestaat, dat zij, een iegelijk over zijn eigen Parochie of Wijk, naarstig de wacht houden en de hun toevertrouwde gemeenteleden van huis tot huis minstens eenmaal per week, en voorts zoo dikwijls het de gewoonte zal zijn naar de regeling van elke Kerk, bezoeken, vooral echter tegen den tijd der Avondmaalsviering".
Dat is de roeping, het ambt, het werk van de Ouderlingen of Oudsten.
En hoe moeten zij dat huisbezoek dan inrichten? De Wezelsche Artikelen zeggen: „dat zij naar de zuiverheid van hun levenswandel en zeden; naar hun getrouwe onderwijzing van hun huisgenooten; naar de gebeden, die zij in den morgen en avond voor hun huisgenooten doen, en naar soortgelijke dingen, nauwkeurig onderzoek doen".
Levenswandel, huisonderwijs of huiscatechisatie en de huiselijke gebeden, dat zijn dus zoo de onderwerpen, die in eerste instantie genoemd worden, om door de opzieners der gemeente bij het huisbezoek te worden behandeld. Ook hier weer: het onderwijs en de opvoeding van de kinderen moet in beginsel in de huisgezinnen geschieden, door de ouders.
Huisonderwijs, huiscatechisatie. Voor vader en moeder een taak van Godswege. En dan het gemeenschappelijk gebed. De man, als hoofd des gezins, heeft priester te zijn in zijn huis. 's Morgens, 's middags en 's avonds moet er aan tafel saam gebeden worden en daarbij heeft de vader, in den huiselijken kring, voor te gaan. Saam lezen, saam bidden — dat is zoo'n belangrijk stuk van ons huiselijk leven. En dat moet vroeg gewend worden. Daar moet men aanstonds bij het huwelijksleven mee beginnen. Niet eigenwijs, aanstellerig, vervelend, gemaakt — maar eenvoudig, kinderlijk eenvoudig, hartelijk en oprecht. Dan gaat er groote zegen van uit voor man en vrouw, straks ook, als 't God belieft den echt te zegenen met kroost, ten zegen voor de kinderen! Wat kunnen het heerlijke oogenblikken zijn, als we saam aan tafel zitten, en we dan saam mogen lezen, saam mogen bidden, bij voorspoed en tegenspoed, bij vreugd en droefheid!
Daar moeten de Ouderlingen of Opzieners der gemeente dus in de gezinnen over praten.
En dan vervolgen de Wezelsche Artikelen van 1568: „dat zij hen kalm en toch ernstig vermanen en naar gelegenheid en bevind der zaken, hetzij tot standvastigheid hen vermanen, hetzij tot lijdzaamheid hen versterken, hetzij tot de ernstige vreeze Gods hen opwekken".
Met wijsheid zal hier dus moeten worden gehandeld door de broeders Ouderlingen, met of zonder den predikant rondgaande door de gemeente.
„Een iegelijk, die hetzij troost, hetzij bestraffing van noode heeft, vertroosten of bestraffen en overal waar dit noodzakelijk zal wezen, de zaak ter behandeling zullen brengen bij hen, die met hen gesteld zijn over de broederlijke vermaningen, om gezamentlijk met dezen de terechtwijzing naar gelang van de overtreding vast te stellen". Ook dus bestraffen, waar 't noodig is en dan vooral niet eigengerechtig en niet eigenmachtig, maar overeenkomstig de kerkelijke orde in liefde en met ernst.
En dan volgt weer de catechisatie! Wat hebben onze Gereformeerde Vaderen daar veel waarde aan gehecht, naar de omstandigheden van hun tijd ten­ minste. En daarom volgt in de Wezelsche Artikelen: „Zij zullen er ook aan denken allen en een iegelijk in hun wijk te vermanen, opdat zij hun kinderen ter catechisatie zenden".
Wijkcatechisaties hooren bij de Parochies of de Wijken, waarin de plaatselijke Kerk onderverdeeld is. Het een hoort eigenlijkbij 't ander, gelijk § 3 van Hoofdstuk IV der Wezelsche Artikelen dan ook onmiddellijk op § 2 volgt.
Ook de keuze van de Ouderlingen — en daarin kan men bemerken, dat onze Gereformeerde Vaderen bij deze werkzaamheden van huisbezoek enz. speciaal de Ouderlingen op het oog hebben — wordt aan de Wijken of Parochies vastgekoppeld. Natuurlijk. Want 't gaat er juist om, dat de groote stadskerk op de meest natuurlijke wijze — met één en dezelfde belijdenis natuurlijk als grondslag!! — onderverdeeld wordt. En dan moet men geen Ouderlingen kiezen, die buiten de Wijk, maar die in of nabij de Wijk wonen. Vandaar die zinsnede in art. 4: ,,Het is zoowel voor de Ouderlingen zelf geriefelijk alsook voor hun werk gepast, dat men bij de verdeeling der Wijken rekening houdt met hunne woonplaats en nabuurschap". Het moet niet gaan — staat er — om bloedverwantschap; familie bij familie; maar men moet in 't oog houden waar ze wonen. De Wijken moeten verstandig verdeeld, de Ouderlingen verstandig gekozen, opdat heel de gemeente des te beter bewerkt kan worden.
Dan wordt over de verkiezing tot het ambt van Ouderling gehandeld. § 5 luidt: „De wijze, waarop de Ouderlingen moeten gekozen en bevestigd worden, is dezelfde als bij de Dienaren des Woords".
We herinneren ons wat daarvan vroeger gezegd is. B.v. „niemand mag toegelaten worden zonder wettige roeping, verkiezing, goedkeuring, behoorlijke onderzoeking en wettige orde" (Hoofdstuk II, § 1). „Kuiperij van den beroepene en de teugellooze en onbezonnen genegenheden van het volk en de eerzuchtige heerschappij van de Ouderlingen en Voorgangers moeten buitengesloten worden" (11, § 2) „Eigenlijk moest de vrome Overheid daarom maar verkiezen tot het ambt"; dan kreeg men ,,een voorzichtige keuze der Ouderlingen". Maar dat gaat niet; en daarom moet „de gemeene bewilliging van de gemeente gevoegd worden bij het gezag der Ouderlingen". Dan wordt gesproken van „een dubbel getal van personen, die met name aan de gemeente zullen bekend gemaakt worden, waarvan vervolgens het halve deel door de stemming der gemeenteleden persoonlijk gekozen moet worden enz. (Zie § 3 en 4 van Hoofdstuk II).
Op diezelfde wijze nu wil Hoofdstuk IV § 5 dat óók de Ouderlingen zullen gekozen worden. De Kerkeraad moet dus, als er b.v. 3 Ouderlingen noodig zijn, een dubbel getal van personen — dus 6 — aan de gemeente voordragen en uit die 6 personen moeten de gemeenteleden persoonlijk dan een keus doen, opdat er zoo 3 mannen worden aangewezen.. De Kerkeraad moet ze dan tot het ambt verkiezen en met gemeene toestemming van de leden der gemeente moeten ze in het ambt gesteld en bevestigd worden.
Wij willen hierbij even afschrijven, wat later in de Dordtsche Kerkorde van 1619, met name in artikel 22 is bepaald. Daar lezen we:
„De Ouderlingen zullen door het oordeel des Kerkeraads en der Diakenen verkozen worden, volgens de regeling, die daarvoor plaatselijk in gebruik of door den Kerkeraad vastgesteld is; bij welke regeling het naar de gelegenheid van iedere Kerk vrij zal zijn, van te voren de gemeenteleden in staat te stellen op geschikte personen de aandacht te vestigen, en voorts vrij zal zijn, voor de verkiezing zelve zooveel Ouderlingen, als er van noode zijn, aan de gemeente voor te stellen, om, van diezelve (d.i. de gemeente) geapprobeerd en goedgekeurd zijnde, met openbare gebeden en stipulatiën bevestigd te worden. Of een dubbel getal aan de gemeente voor te stellen, om het door haar (d.i. de gemeente) gekozen halve deel op dezelfde wijze in den dienst te bevestigen, volgens het Formulier daarvan zijnde".
Over de verkiezing van Ouderlingen gaat het dus. 
Waarbij we eerst deze opmerking nog willen maken, dat het ambt van Ouderling iets is, dat speciaal bij de Gereformeerden en in de Geref. Kerken voorkomt en door Calvijn weer in eere is gebracht.
De Roomsche Kerk kent geen Ouderlingen. Daar zijn de bisschoppen en de priesters, die alles in handen hebben. De bisschop had zich opgeworpen tot groote macht en de Ouderling was priester geworden! Ook de Diakenen waren verdwenen; ze waren hoogstens helpers van de priesters bij de bediening van de mis. De armenzorg werd aan particulieren en vooral aan kloosterorden overgelaten. In de Luthersche Kerk is , het Ouderlingenambt niet hersteld. De predikant kwam om te preeken en de Sacramenten te bedienen, de Overheid moest voor de regeering der Kerk zorgen; hoewel Luther daartoe misschien gekomen is voor een groot deel door den nood der tijden. De Vorsten moesten de hervorming ter hand nemen en doorvoeren; anders kwam er niets van terecht. Zoo ook met de scholen. Noodgedwongen. (Zie de belangrijke opmerkingen van prof. dr. J. Woltjer: Wat is het doel van 't Christelijk Nationaal School onderwijs. 1e druk 1887, blz. 47 enz.).
Zelfs Zwingli, de reformator te Zurich, liet de regeering der Kerk aan de Overheid over. Eerst Calvijn wist het Ouderlingambt weer te herstellen naast het ambt van Dienaar des Woords, naar uitwijzen van de Schrift; b.v. 1 Tim. 5 vers 17; Rom. 12 vers 8 en 28; Matth. 18 vers 17 enz. enz.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's