BOND VAN NEDERLANDSCHE HERVORMDE MEISJESVEREENIGINGEN OP GEREFORM. GRONDSLAG.
De Tweede Bondsdag.
Een opgewekte vergadering.
Dezer dagen hield de Bond van Ned. Herv. Meisjesvereenigingen op Gereform. grondslag, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht, zijn Tweeden Bondsdag.
Na het zingen van Psalm 123 vers 1 ging ds. N. van der Snoek, van Veenendaal, voor in gebed, waarna de Bondspresidente, mevr. M. A. Luteijn—Willems, van Vlaardingen, met 'n kort woord van welkom aan leden en belangstellenden de vergadering opende.
Dan las de 2e secretaresse, mej. A.A. van Dijk, Kampen, de notulen van den Eersten Bondsdag voor, waarna de presidente gelegenheid gaf aan de 1e secretaresse en de penningmeesteresse, mej. A. den Hoedt, Rotterdam, haar jaarverslagen voor te lezen.
Uit het jaarverslag der secretaresse stippen wij in de eerste plaats aan, dat het aantal afdeelingen, hetwelk een jaar geleden 32 bedroeg, thans is gestegen tot 47. Opmerkelijk is, dat ook ditmaal de belangrijkste toename wederom kort voor den Bondsdag viel waar te nemen. Door de afdeelingen werden nog geen „ringen" gevormd, met uitzondering dan van den reeds sedert jaren bestaanden Ring „Rotterdam"; dit onderdeel der Bondsorganisatie zal thans evenwel nader onder de oogen worden gezien.
De Bond bezit nog geen eigen orgaan; daartoe was het ledental tot dusver te gering. Het Bestuur meent evenwel gegronde hoop te mogen koesteren, dat het aantal afdeelingen binnen afzienbaren tijd belangrijk zal worden uitgebreid, waarna men hoopt, tot uitgifte van een eigen blad te kunnen overgaan.
Wel bracht het afgeloopen Bondsjaar de vervulling van eenige andere wenschen: een eigen Bondslied en Bondsinsigne. Met groote geestdrift werd het Bondslied, gedicht door een Bondslid, op de vergadering door de leden gezongen. Als Bondsinsigne werd gekozen een gelijkzijdige driehoek met den naam van den Bond als randschrift, terwijl het middenvak wordt ingenomen door een kandelaar met drie brandende kaarsen, aan den voet waarvan staat: Luc. XII: 35. De gedachte voor dit insigne werd ontleend aan het referaat: „De Lendenen omgord en de Kaarsen brandende", op den Eersten Bondsdag gehouden door ds. B. Batelaan, Utrecht.
De rekening en verantwoording der penningmeesteresse sloot met een klein batig saldo.
Vervolgens werd het woord verleend aan den heer J.H. van Erven, afgevaardigde van den Bond van Ned. Herv. Jooigelingsvereenigingen op Geref. Grondslag, die namens dien Bond de vergadering toesprak en zijn blijdschap te kennen gaf over den bloei van den Meisjesbond, tot uitdrukking komende in de toename vam het aantal afdeelingen en het medeleven en de belangstelling der Bondsafdeelingen, doch in het bijzonder ook in de op dezen Bondsdag heerschende stemming.
Voorts kwamen schriftelijke en telegrafische gelukwenschen in van het Ned. Verbond van Christelijke Meisjesvereenigingen en den Bond van Meisjesvereenigingen op Geref. Grondslag in Nederland.
Na vaststelling van het Huishoudelijk Reglement, met eenige bespreking gepaard gaande, nam daarna mevrouw Luteijn het woord voor de behandeling van het onderwerp: „De Tucht en het Hedendaagsche Kind", hetwelk spr. aan de hand der H. Schrift in het kort van Christelijk standpunt behandelde.
Na de pauze, welke hierna werd gehouden, vermeldde de agenda als eerste punt het referaat: „Dina, de Dochter Jacobs", dat gehouden werd door ds. J.J. Timmer, Ermelo. Na een korte inleiding, waarbij Z.Eerw. een vergelijking maakte tusschen Dina, de dochter van den geloovigen Vader Jacob, die zijn kind ongetwijfeld naar strenge beginselen zal hebben opgevoed, en de jongemeisjes van Christelijken, Gereformeerden huize, wees spr. er op, dat zulk een opvoeding alléén de meisjes niet kan beschermen tegen de haar omringende gevaren, indien zij niet zelven de verieiding vlieden. Tenslotte verleende de presidente het woord aan mevrouw v.d. Wal, vice-presidente van den Bond, die een inleiding hield, getiteld: „Christelijk Meisjesleven". Spr. verdeelde haar onderwerp in twee deelen: meisjesleven in het algemeen, en christelijk meisjesleven, aan elk dezer onderdeden een korte bespreking wijdende en den nadruk leggende op het verschil, dat tusschen beide valt op te merken.
In de morgen- zoowel als de middagvergadering werden door een koor, gevormd uit de Utrechtsche bondsafdeelingen, op verdienstelijke wijze eenige zangstukjes ten gehoore gebracht.
De Rondvraag, aan het einde der vergadering gehouden, lokte eenige bespreking uit.
Hierop werd gezongen Psalm 19: 6, waarna door ds. Batelaan, inmiddels ter vergadering verschenen, de Bondsdag met dankgebed werd gesloten. Het aantal bezoeksters — leden en belangstellenden — bedroeg ongeveer 370. De stemming was zeer opgewekt; het Bestuur heeft ook ditmaal weer alle reden, met groote voldoening en dankbaarheid op dezen bijzonder welgeslaagden Bondsdag terug te zien.
Na afloop werd door een aantal leden wederom gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid tot nadere kennismaking met het Bondsbestuur.
H. VAN WILLIGEN.
Secretaresse.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's