Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Staatsarmenzorg.
Het is geen gemakkelijke taak om eenheid te krijgen in de denkbeelden betreffende de vraag, hoe de voorziening in de behoeften van de werknemers moet plaats hebben bij ziekte, invaliditeit en ouderdom. In het bijzonder betreft dit het laatste, de verzorging van de ouden van dagen.
De bestaande regeling zoekt de oplossing van het vraagstuk in den weg van het betalen van premie, waarbij dan èn premie èn tijd gedurende welken de premie betaald wordt, verband houdt met de rente, die later zal worden genoten. Tegen dit beginsel komen de voorstanders van het z.g. Staatspensioen, die den ouden van dagen, die in behoeftige omstandigheden verkeeren, een kostelooze uitkeering uit 's Rijks kas willen geven, in verzet. Deze voorstanders zien inmiddels voorbij, dat, zoo hun denkbeeld consequent zou worden doorgevoerd, het bij een uitkeering uit de publieke kas alleen voor de voorziening bij ouderdom niet kan blijven. Hun stelsel moet er noodwendig toe leiden, dat ook ten behoeve van ziekenverzorging, ongevallenhulp en invaliditeitsuitkeering de Staat het volle pond betaait. Dat dit financieel onmogelijk is, kan al onmiddellijk blijken, als men weet, dat met Staatspensioen zonder meer alreede een bedrag van ruim 16 millioen gulden zal zijn gemoeid.
Doch niet alleen bestaat in deze zaak het geldelijke bezwaar, maar er zijn ook overwegingen van zedelijken aard, die zich tegen het stelsel van Staatspensionneering verzetten.
In dat stelsel toch, waarbij de Staat een gratis uitkeering uit de schatkist geeft, wordt niet de spaarzaamheid betoond, maar de zorgeloosheid aangemoedigd. Staatspensionneering neemt het verantwoordelijkheidsgevoel bij den belanghebbende weg. Want niet hij, die spaart, zal van Overheidswege op den ouden dag worden geholpen, maar degene, die van den eenen dag in den anderen leeft en ten gevolge daarvan bij ouderdom behoeftig is, zal het Staatspensioen ontvangen.
Dit is het spannen van de paarden achter den wagen. De sociale positie van den arbeider wordt door zulk een stelsel niet versterkt, maar verzwakt. Dit zal intusschen in nog veel sterkere mate het geval worden bij het nieuwe stelsel, waarvoor de Staatkundig Gereformeerden bij het debat de vorige week over dit onderwerp in de Tweede Kamer, de aandacht zijn komen vragen. Tot nog toe was 't, al zijn de Staatkundig Gereformeerden reeds eenige jaren in de Tweede Kamer vertegenwoordigd, nog onbekend, hoe deze Staatkundige partij over het vraagstuk van de voorziening bij ziekte, invaliditeit en ouderdom van den werknemer dacht. Op dit punt hebben zij thans bij monde van ds. Kersten hun denkbeelden ontwikkeld, welke niet hebben nagelaten bij verschillende partijen verbazing te wekken.
Naar de meening van de Staatkundig Gereformeerden behooren allen, die, door welke omstandigheden dan ook, tijdelijk of blijvend niet in eigen levensonderhoud en in dat van het gezin kunnen voorzien, zoo zonder meer, gerekend te worden tot de armen. De Kerk of de particulieren hebben in hun nood te voorzien en zoo deze te kort schieten, zal de Overheid moeten bijspringen.
Woordelijk zeide de leider der Staatkundig Gereformeerden: „ik versta onder armen allen, die in behoeftige omstandigheden verkeeren, ouden, invaliden, zieken en werkloozen."
Hij achtte in dit verband dan ook de stelling niet juist, dat de arbeiders recht hebben uit hun bedrijf te leven, ook bij ziekte, invaliditeit, ouderdom enz. Met andere woor­den: de arbeider moet zich niet aan zijne armoede onttrekken.
Wij laten deze beschouwing even voor rekening van ds. Kersten; zoo aanstonds komen wij daarop nog wel nader terug.
Dat de Kerk en de particulieren niet in staat zijn de lasten van deze armen over het geheele land te dragen, gaf ds. Kersten volmondig toe. De Overheid heeft dientengevolge het tekort aan te vullen.
Wat dit laatste beteekent is duidelijk. Uit de statistieken blijkt, dat b.v. over het jaar 1925 door de Kerken aan ondersteuning der armen een bedrag van 12.5 millioen gulden werd besteed, door particuliere instellingen 3.7 millioen gulden werd uitgegeven, terwijl de overheidskassen voor dit doel niet minder dan 39 millioen gulden hadden bij te passen. Voegt men bij dit laatste bedrag de tientallen millioenen, die in 't stelsel-Kersten zouden noodig zijn ten behoeve van de ouden, invaliden, zieken en werkloozen, waarvan de kerken desgevraagd maar een luttel bedrag voor haar rekening zouden kunnen nemen, dan behoeft men geen geleerde te zijn om te begrijpen, dat wat de Staatkundig Gereformeerden voorstaan in de praktijk op niets anders zou uitloopen dan op Staatsarmenzorg, een voorziening van Overheidswege, welke nog een graad slechter is dan die van het Staatspensioen.
Nu doen zich bij de beschouwing van de denkbeelden van de Staatkundig Gereformeerden al dadelijk twee vragen voor:
1e. hoe zijn zij aan het stelsel, dat zij voorstaan, gekomen?
2e. hoe zal dit stelsel werken? Ter motiveering van zijn stelsel verwijst ds. Kersten naar de praktijk der Gereformeerde Vaderen. Hij herinnert er daarbij aan, dat bij de verzorging der armen door Kerk en Overheid na de reformatie hoofdzakelijk drieërlei stelsel valt te onderscheiden:
ten eerste: het stelsel der zelfstandige diaconale verzorging, zonder steun der Overheid. Dit stelsel werd te Amsterdam gevolgd. Er bestond geen rapport tusschen diaconie en Overheidsarmenzorg. Wel genoten Gereformeerde armen als burgers der stad van de rijke publieke instellingen en fondsen. Ook steunde de stadsregeering de diaconie bij bijzonderen nood. Zoo bijv. werd de Waalsche diaconie gesubsidieerd ten tijde van de Fransche vluchtelingen met een jaarlijksch subsidie van ƒ 40.000 waarbij nog extra toelagen kwamen, die zelfs tot ƒ 30.000 opliepen.
Een ander stelsel werd in Groningen gevolgd. Daar was de diaconie hoofdorgaan. Met rijke subsidies werd de diaconie begiftigd, opdat zij alle armen zou kunnen onderhouden.
Het derde stelsel vond toepassing in vele plaatsen in Zeeland, wijl men daar het hoofd gebogen had onder de Staatskerkenordening van 1591. De diakenen vormden met de huisarmenmeesters een college, dat uit één beurs alle armen verzorgde. Zelfs werden diakenen verkozen door het „Collegium qualificatum", dat gevormd werd door een gelijk aantal leden van kerkeraad en magistraat.
Aan deze uiteenzetting, van wat de diaconieën na de reformatie al of niet met de hulp der Overheid ter verzorging van de armen deden, voegt ds. Kersten toe, dat zelfs in den bloeitijd der Nederlandsch Hervormde Kerk het niet mogelijk bleek dat de kerkelijke zorg in al de lasten van geheel het land voorzag.
Als bewijs daarvoor verwees hij naar wat in het jaar 1660 te Amsterdam plaats vond, toen de Diaconie ƒ 238.000.— uitgaf en bij die gelegenheid de huiszittingmeesters nog voor een bedrag van 6 millioen gulden bedeelden. Van de 110.000 inwoners, die Amsterdam toen telde, werden 16.000 personen van het noodige voorzien.
Uit de practijk der Gereformeerde Vaderen ten opzichte van de verzorging der armen, trok nu de leider van de Staatkundig Gereformeerde Partii deze conclusie, dat een ieder die op staatkundig terrein het Gereformeerd levensbeginsel belijdt, ook ten aanzien van deze materie zich aan de practijk der Vaderen heeft te houden. Ds. Kersten begreep niet hoe het mogelijk is, dat de christelijke partijen geheel van dit spoor der Vaderen zijn afgeweken en met verzaking van de verzorging der armen een voorziening in de behoeften bij ziekte, ongevallen, invaliditeit, ouderdom en werkloosheid door het betalen van premie voorstaan.
Dat ds. Kersten hier de dingen ten eenenmale verkeerd ziet, daarover D.V. de volgende week.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's