Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN  MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De toepassing der beginselen.
Een van de zwakke punten, welke in het optreden van de Staatkundig Gereformeerde Partij in het Parlement wordt waargenomen, is het gemis aan practischen zin. Immers zoo spoedig de Partij het terrein der beginselen verlaat en zich op het gebied der practische politiek gaat begeven, komen de moeilijkheden. Het is duidelijk, dat men niet altijd kan blijven praten over de principes, hoe aantrekkelijk dit op zichzelf kan zijn, maar dat het noodzakelijk is deze in de wetgeving in toepassing te brengen. Daarom is het ook eisch voor het Staatkundig Gereformeerd optreden, dat 't weet aan te geven hoe de beginselen der Partij in de wetten des lands dienen te worden belichaamd. Zich daaraan te onttrekken, gaat niet. Artikel 36 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis spreekt er over: dat de wereld geregeerd worde door wetten en politiën.
Door wetten! (Politiën beteekent hier besturen of ingestelde regeeringen).
Nu ontbreekt het den Staatkundig Gereformeerden over het algemeen aan de noodige kennis en het gewenschte inzicht, hoe zij in de practische politiek, d.w.z. bij 't tot stand brengen der wetten, naar luid hunner beginselen hebben te handelen. Gelukkig zijn er Antirevolutionairen, die over meerdere ervaring en scholing beschikken en die door de Staatkundig Gereformeerden in de meeste gevallen dan ook met vertrouwen worden gevolgd. Echter, wanneer 't gebeurt, dat de Staatkundig Gereformeerden bij de behandeling van wetsontwerpen of wetsvoorstellen op eigen kompas varen, gaat het meestentijds mis.
Over een dezer gevallen hebben wij het onlangs in ons blad gehad, toen ds. Kersten bij de regeling van de voorziening in de behoeften van de ouden van dagen, zelfs in strijd met eigen program, dat in artikel 7 bepaalt, dat: „de verzorging der armen NIET tot het werk van de Overheid behoort", toch den financiëelen steun der Overheid noodig achtte om in de behoeften dezer personen te voorzien. Wij hebben toen het foutieve in de gedachte van den leider der Staatkundig Gereformeerden aangetoond, als deze de armen en behoeftigen (dat zijn die, waarvan in Markus 14 vers 9 gesproken wordt: „Want de armen hebt gij altijd met u"). gelijkstelt met de werknemers bij ouderdom, ziekte, invaliditeit en werkloosheid. Ook zij, die in de laatste drie gevallen verkeeren, worden door ds. Kersten in de categorie van armen en behoeftigen opgenomen.
De onhoudbaarheid van dit motief, zoowel als de onuitvoerbaarheid van wat ds. Kersten als zijn standpunt in de wetgeving zou willen opnemen, hebben wij bij die geegenheid in den breede aangetoond. 
Alleen reeds uit 's Rijks kas wordt jaarlijks aan pensioen een bedrag van ongeeer 60 millioen gulden uitbetaald. Voegt men bij dit bedrag de tientallen millioenen, die uit hoofde van de ongevallenwet, de invaliditeits- en ouderdomswet, benevens uit de werkloozenkassen jaarlijks worden uitgekeerd, dan zal men zeker aan den veiligen kant blijven wanneer men het totaal bedrag, waarover de Overheidskassen zouden moeten kunnen beschikken om het stelsel-Kersten mogelijk te maken, op rond honderd millioen gulden stelt.
Het stelsel der Staatkundig Gereformeerden, in 't kort hierop neerkomende dat alle werknemers die ziek, invalide, werkloos of oud zijn, die geen eigen kapitalen bezitten, en dat zijn er zeker ettelijke honderdduizenden — zich tot de Diaconie of de particuliere Armenzorg wenden, zal als gevolg hebben dat het Rijk, om de Diaconieën met rond honderd millioen gulden te kunnen bijspringen, den belastingdruk op de bevolking belangrijk zal hebben te verzwaren.
Naast de verhooging der belastingen komt dan nog — wat ons het allerverschrikkelijkst lijkt — de Staatsarmenzorg. Want daarop, en op niets anders, komt 't stelsel-Kersten neer. Predikanten, onderwijzers, hoogere en lagere staats- en gemeente-ambtenaren, benevens werknemers van allerlei gading, die over geen particuliere fondsen beschikken, alzoo naar de Diaconie. Ziedaar het stelsel der Staatkundig Gereformeerde Partij.
Zooals wij reeds vroeger schreven, zien wij het verschil niet tusschen het storten van premie of het plakken van zegels en het gedwongen worden tot het betalen van een verhoogde belasting ten behoeve van de verzorging bij ziekte, invaliditeit, ouderdom en werkloosheid. Natuurlijk komt van het verlagen der belastingen bij zulk een stelsel niets terecht. Het stelsel leidt ongetwijfeld tot den chaos.
Intusschen heeft zich thans weer een nieuw geval voorgedaan, waarvan bleek, hoe verkeerd de beide Staatkundig Gereformeerden in de Tweede Kamer handelden, toen zij ook hier een eigen weg bewandelden.
Men zal zich herinneren, dat een paar weken geleden een voorstel van het Antirevolutionaire Kamerlid, den heer Van den Heuvel, met eenige andere Kamerleden, in behandeling kwam, om den verbouwers van suikerbieten de behulpzame hand te bieden, teneinde hun bedrijf loopend te maken. Dit voorstel bedoelde voor een jaar een premie te geven van ten hoogste ƒ 1.50 per 1000 K.G. suikerbieten, wanneer de wereldprijs beneden de ƒ 17.— bleef. Hier was dus een voorstel aan de orde van louter financiëele strekking. Toch sleepte ds. Kersten er als met de haren de Arbeidswet bij. De toeslag mocht aan de verbouwers van suikerbieten niet worden gegeven om reden, dat er des Zondags in de suikerfabrieken wordt gewerkt. Ook wij keuren dezen Zondagsarbeid ten strengste af en een ieder weet wel, hoe juist van Antirevolutionaire zijde het krachtigst tegen ontheiliging van den Dag des Heeren wordt opgekomen. Maar allen in de Kamer, behalve de twee Staatkundig Gereformeerden, begrepen, dat al kwam van den toeslag niets, dit toch in geen enkel opzicht den toestand in de suikerfabrieken zou wijzigen. Wil men den Zondagsarbeid in deze fabrieken verbieden, dan moet de Arbeidswet worden gewijzigd; maar daartoe deden de Staatkundig Gereformeeraen in de Kamer nimmer een voorstel. Zij bleven op dit punt volslagen in gebreke.
Waarom dan de kwestie van den Zondagsarbeid, die met het voorstel-Van den Heuvel — gelijk gezegd — niets uitstaande had, naar voren gebracht?
Eenig en alleen om den Antirevolutionairen weer eens gram te kunnen zijn en er zich over te kunnen verheugen zooveel voortreffelijker te zijn, dan die onvaste Antirevolutionairen. Elke poging, daartoe gebruikt, is in de oogen der Staatkundig Gereformeerden oirbaar. De zaak wordt voorts opmerkelijk, als men weet dat ook in de kringen van ds. Kersten suikerbieten werden of nog worden verbouwd, terwijl men er mede bekend is dat ze op Zondag worden verwerkt. Wij bedroeven ons over zulk een houding van de Staatkundig Gereformeerden in de Kamer, waardoor de heilige beginselen een aanfluiting worden voor hen, die van een dergelijk optreden getuigen zijn. Dat de oogen van dat deel van het Gereformeerde volk, dat de houding der Staatkundig Gereformeerde Partij nog altijd toejuicht, eens voor deze onwaarachtige politiek mochten opengaan. Gelukkig heeft de Tweede Kamer zich met het voorstel van den heer Van den Heuvel vereenigd, dat tot zegen kan worden voor de in benarde omstandigheden verkeerende suikerbieten-verbouwers.
Wij hebben deze twee gevallen betreffende de moeilijkheden, welke zich voordoen zoodra de Staatkundig Gereformeerden het terrein der beginselen verlaten en zich op het gebied der practische politiek gaan bewegen, eenigszins breedvoerig be­handeld, om te doen uitkomen dat men wel gemakkelijk over de beginselen kan praten, maar dat er, om overeenkomstig artikel 36 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis te leven, nog iets meer noodig is te weten, dan alleen dit. De beginselen moeten in daden worden omgezet. En daaraan ontbreekt bij de Staatkundig Gereformeerden nog heel wat. De proeve, die zij op dit punt in het Parlement leverden, was van geen beteekenis. Zij kon den toets der critiek niet doorstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN  MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's