Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De crisis.
Het onderwerp, dat op dit oogenblik veler aandacht bezig houdt, betreft de vraag: op welke wijze de ministeriëele crisis, die tengevolge van het aangeboden ontslag van het Kabinet-De Geer, in verband met den uitslag der verkiezingen is ontstaan, zal worden opgelost. Dat bij deze oplossing een zaak van ongemeen groote beteekenis betrokken is, die voor ons land en volk van verstrekkende gevolgen kan worden, treedt duidelijk in het licht, als men zich er rekenschap van geeft dat de beslissing, welke staat genomen te worden, zal bepalen in welke richting het schip van Staat in de komende vier jaren zal worden gestuurd. 
Het is toch niet onverschillig in een tijd, waarin de ontkerstening van ons volk op ontstellende wijze om zich henen grijpt, of de leiding van het Staatsbestuur zich in vaste, krachtige hand bevindt en waarbij de Overheid zich bewust is te zijn dienaresse Gods, dan wel, dat het richtsnoer, waarnaar wordt geregeerd, zijn uitgangspunt heeft in den volkswil en zich laat regelen naar de wisselende inzichten, die zich in dien wil komen te openbaren.
Nu zou de oplossing van de crisis vrij eenvoudig zijn, ware het Kabinet-Colijn in December 1925 niet gedwongen geworden om af te treden. Het parlementaire ministerie, steunende op de samenwerking van Rechts, had dan niet behoeven plaats te maken voor het extra-parlementaire Kabinet-De Geer, en zoo gezegd — zouden in dat geval de moeilijkheden niet zoo groot zijn geweest.
Immers is de politieke toestand van heden niet zoo verschillend van dien, welke zich in 1925 voordeed.  Het Kabinet-Colijn had dan, evenals dit in het jaar 1922 met het ministerie Ruys de Beerenbrouck het geval was, toen dit kainet werd gecontinueerd, een tweede periode kunnen ingaan. Doch zoo staan de zaken op dit oogenblik niet. De groote moeilijkheid, waarin wij ons thans bevinden, houdt verband met de houding, welke de Christelijk Historischen in den laatsten tijd hebben ingenomen.
De vraag, die zich ditmaal voordoet en die van zoo overwegend belang is, is deze, of de Christelijk Historischen bereid zullen worden gevonden om een kabinet te steuen, dat het voornemen heeft op de parlementaire meerderheid van de 53 rechtsche kamerleden te rusten.  Over het antwoord op deze vraag zijn wij, gezien wat het Christelijk Historisch dagblad „De Nederlander" daarover schreef, niet gerust. Intusschen zal, nu jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck de opdracht ontving tot samenstelling van een kabinet, steunende op de rechterzijde, het spoedig blijken wat daarvan aan is.
Mocht de opdracht niet slagen, dan is 't zoo goed als zeker, dat de oplossing van de crisis van langdurigen aard zal worden, waarbij dan nog dit komt, dat het voor goed zal zijn uitgesloten dat ooit weer een rechtsch parlementair kabinet optreedt.
Het gevolg van een en ander zal er op den duur toe leiden dat de Roomsch Katholieken zich op de Sociaal Democraten gaan oriënteeren, wat een ramp voor ons land zou beteekenen. In dit verband mag er nog op worden gewezen, dat de ervaring leert, dat antipapistische hetze nimmer grondslag voor een practische Staatkunde kan zijn.
Dat blijkt ook weer duidelijk uit hetgeen ds. Kersten in „De Banier" over de politieke situatie schrijft.
Hoe de Staatkundig. Gereformeerden zich een oplossing van de crisis denken, daaraan wagen zij zich natuurlijk niet. Evenmin als men van dien kant ooit iets verneemt over de practische uitvoering van de bekende 21 woorden van Artikel 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis.
De Staatkundig Gereformeerden wachten zich er wel voor om ten aanzien van den politieken toestand, waarin wij verkeeren, open en rond aan te geven, hoe naar hunne meening de gang van zaken moet zijn.
Zij breken wél af, doch van verantwoordelijkheid willen zij niet weten. Het eenige, wat wij van ds. Kersten vernemen, is dit:
Welk ministerie wordt samengesteld, ook nu weder, nu de verkiezingen zijn geschied, het zal ons tegen moeten vinden, als het, de ware vrijheid ten spot, voor ieder vrijheid geeft zijn geloof (bijgeloof of ongeloof) te openbaren.
Ook dit advies staat weer in het negatieve. Voorts is, wat ds. Kersten hier zegt, voor ons een raadsel. Want wat verstaat deze Staatkundig Gereformeerde onder het woord openbaren? Zeker kan niet bedoeld zijn, dat b.v. de Roomsch Katholieken hun godsdienst niet zouden mogen belijden, want dan zou ds. Kersten moeilijk den eed van getrouwheid aan de Grondwet kunnen afleggen, waar in Artikel 168 staat: dat ieder zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid belijdt.
Maar wat wil de leider der Staatkundig Gereformeerde Partij dan met het woord openbaren zeggen? Ziet dit o.m. op de opheffing van het processieverbod? Doch dan kan hij te dien aanzien gerust zijn, want geen enkel Antirevolutionair of Christelijk Historische denkt er aan om voor zulke opheffing hunne medewerking te verleenen.
Merkwaardig is ook, wat ds. Kersten in het slot van zijn artikel schrijft. Hij wil n.l. dat over ons volk een regeering wordt gesteld, „die met nederwerping van alle losbandigheid in het openbare leven des volks de vrijheid hergeven wil, waarvoor de vaderen zichzelf en het hunne ten offer brachten".
Ook de Antirevolutionairen willen dit. Maar hoe wil ds. Kersten deze regeering — hij bedoelt natuurlijk het kabinet — samenstellen? Welke mannen moeten in 't nieuwe kabinet zitten, die aan zijne wenschen zullen tegemoet komen? Het zou belangrijk zijn daarover iets meer te vernemen. Men kan wel theoretisch over de zaken praten, maar in de practijk komt het op handelen aan.
Artikel 36 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis zegt: „dat de wereld wordt geregeerd door wetten", niet door praten. Maar aan dien eisch van Artikel 36 schijnen de Staatkundig Gereformeerden weinig waarde te hechten.
Wij zouden o zoo gaarne zien, dat ds. Kersten eens duidelijk aangaf op welke wijze naar zijne meening de crisis zou moeten worden opgelost. Het blijkt telkens, dat de kleine partijen niet de moeite nemen om zich rekenschap te geven van de wijze, waarop in de practijk de beginselen moeten worden toegepast. Gaan zij zoo voort, dan sluiten zij zichzelf buiten de gemeenschap. Met negatieve leuzen wordt, de crisis niet beëindigd. De groote dingen, waarom het thans gaat, en die voor de toekomst van ons volk van zoo uitnemend belang zijn, eischen ernstig overleg.  Laat dit een ieder begrijpen, die van God en verantwoordelijke plaats heeft ontangen. Alleen dan kan de oplossing van de crisis tot zegen van ons volk strekken en zal het land er mede worden gebaat.

Een parlementair Kabinet? 
Belangrijker nog dan de vraag: wie de kabinetsformateur is? is de vraag: wat krijgen wij voor een Ministerie? Want juist aan het te vormen Ministerie hangt zooveel voor onze politieke ontwikkeling. Velen vergeten in de dagen van den verkiezingsstrijd, dat 't er ten slotte om gaat: welke raadslieden van de Kroon er zullen komen, hoe ons volk geregeerd zal worden. 
Of ds. Lingbeek al door de Kamer heenloopt en ds. Kersten en ds. Zandt nu en dan wat zeggen, dat helpt ons niet. Ons volk moet geregeerd worden en daartoe heeft onze geëerbiedigde Koningin een Ministerie noodig met een program, opdat, naar het beginsel van de Grondwet, ons volk wetten en ordinantiën zal ontvangen. Een wilde massa van partijen, zooals we pas nu weer bij de stembus gezien hebben, is een droef teeken. Men werpt zich zóó maar in den verkiezingsstrijd. Maar ons volk is er niet door geholpen. Er moet meer éénheid komen in de groote lijnen voor een regeeringsprogram. Daaraan heeft ons volk behoefte.
Een weinig schitterend figuur heeft ook nu weer de vroeger zoo machtige liberale partij gemaakt. Het percentage van den Vrijheidsbond daalde van 8 tot 7.5. Vele kleine partijen slorpen de „liberale" stemmen op en zijn dan verloren, waardoor het politieke liberalisme met lamheid geslagen wordt. Afgaande wateren! — Vervallen grootheid!
Dat is een waarschuwing ook voor ons. De Staatkundig Gereformeerde Partij rooft van de Antirevolutionaire Staatspartij de stemmen in stad en dorp. En wat is het gevolg van deze dingen? De vrouwen van de Staatkundig Gereformeerden moeten er voor naar de stembus. In de stad loopen ze reeds hard. Op de dorpen blijven ze ook niet achter meer. Van 't een komt 't ander! Met groote woorden aangaande Artikel 36 van de Ned. Gel. Belijdenis heeft men veel beroering gebracht, vooral door de Antirevolutionairen verdacht te maken. En zelf heeft men geen program nu. Het rapport, dat over Artikel 36 zou komen, blijft uit. Men weet er geen weg mee en in eigen kring komt er verdeeldheid door. „Zoo men doet, zoo men ontmoet". Het anti-sociale element kan aanvankelijk voor vele eenvoudigen en voor de ouderen een aantrekkingspunt zijn, maar zelf is men ten opzichte van de verzekeringskwestie niet zoo kieskeurig en het sociale leven laat zich door negatieve leuzen en groote woorden op den duur niet tevreê stellen. Men kan wat heen en weer springen en z.g.n. ,,getuigen", waarbij men anderen niet zelden in een valsch licht zet en de regeering des volks bemoeilijkt. Maar op den duur kan men politiek daar niet van leven en ons volk is er niet door gebaat.
Intusschen zijn de Antirevolutionairen er niet zonder kleerscheuren afgekomen. Alphen gaf 333 stemmen aan de partij van ds. Kersten, Benthuizen 147 (aan de A.R. maar 55), Bodegraven 205, Gouderak, 164, Hillegersberg (vooral Terbregge) 186, Krimpen a.d. IJssel 350, Ouderkerk a.d. IJssel 472 (aan de A.R. maar 396), Reeuwijk 118, Ter Aar 62, Waddingsveen 400 (aan de A.R. maar 512), enz. enz. (om bij Zuid-Holland maar te blijven, Kamerkieskring Leiden).
Dat heeft meegewerkt dat de Antirevolutionairen wat achteruit zijn gegaan. Daar door heeft de A. R. Partij schade geleden. Wat ons te meer bedroeft, omdat vooral door de stemmen, die aan de Staatkundig Gereformeerde Partij gegeven zijn, het bewijs geleverd wordt dat ook kerkelijk de zaken schier hopeloos verdeeld liggen. En ds. Kersten èn ds. Zandt èn de heer Van Dis (die als lid en oud-ouderling van de Chr. Gereformeerde Kerk op politiek terrein overal werd aangediend), doen de verwarring op kerkelijk gebied met den dag toenemen; die eertijds één waren, leven nu verdeeld, waarbij Kerk en School en Vereeniging — om van andere dingen nu niet te spreken — groote schade ondervinden. En men vindt deze dingen zóó heeriijk, dat men 't hemelhoog prijst en het vooral als heel ,,geestelijk" voorstelt. Maar èn op de dorpen èn in de steden ligt alles schier hopeloos verdeeld nu, en de tegenpartijders lachen in hun vuistje en spinnen er garen bij. Men moet maar eens zien, hoe het Socialisme groeit in Amsterdam, in Rotterdam, maar ook op het platteland, ook in Zeeland. Amsterdam gaf 45.7 % voor Socialisten en Communisten. Gaat dat proces door, dan zal straks de hoofdstad een Socialistisch-Communistische meerderheid bezitten!
Jammer, dat er Rechts onder de Protestantsch-Christelijke partijen zooveel ontbindende factoren zijn. Ieder ijvert kerkelijk en politiek voor z'n eigen huis en de echte samenbinding is weg. De vrijbuiterij en de kwakzalverij viert hoogtij. De zotste dingen doen opgeld. En het wordt alles gesierd met het woord „geestelijk", waarij intusschen Kerk en School, waarbij zeer ook de politiek en heel het sociale leven, schade lijdt. Men maakt de menschen maar wat wijs en velen laten zich verkeerdelijk leiden, terwijl onder het jongere geslacht duizenden bij duizenden vallen in handen van het ongeloof.
Waar is de éénheid? Waar is de chriselijke liefde? Waar is de samenbinding? Waar is het saam strijden op elk terrein des levens onder hen, die als broeders één moesten zijn?
't Is wèg. En er is voor in de plaats gekomen een schermen met groote woorden, en ijveren voor eigen huis en een elkander verbijten en vereten.
Te midden van deze dingen verblijdt ons, dat, ondanks de moeilijke omstandigheden waaronder de strijd moest worden gestreden, de meerderheid van ons volk bewust blijft kiezen tegen de ondermijning van de Christelijke grondslagen van ons volksleven en voor de handhaving der ordinantiën Gods voor het leven van Staat en Maatschappij.
Door allerlei omstandigheid leven we in een gevaarvollen tijd. Van alle kanten worden we ernstig bedreigd. Wij zien de krachten werken, die de basis van alle gezag willen wegbreken; die huwelijk en gezin van den christelijken grondslag willen duwen; die den nationalen zin en de roeping van een volk in de handhaving der nationale zelfstandigheid durven belagen; die het revolutiegif willen druppelen in ons sociale leven.
Neemt men nu den uitslag der stemming in zijn geheel, dan kan wel gezegd, dat ons volk in goede meerderheid koos vóór de handhaving van het gezag, vóór de bewaring van het christelijk huwelijk, vóór het behoud van onze nationale verdediging en vóór een sociaal leven, waarin 't recht en de verantwoordelijkheid blijven geëerbiedigd.
Onze nationale goederen zijn zwaar bedreigd, vooral waar men den aanval deed schuil gaan onder allerlei mooi klinkende beloften, maar door Gods goedheid is de aanval afgeslagen. Ons volk heeft in meerderheid een keuze gedaan die ons verblijdt. En terwijl in andere landen het revolutiegevaar al grooter en grooter wordt, heeft Neêrlands natie, onder invloed van 't Evangelie, een betere keus gedaan.
Maar het gevaar blijft dreigen van allen kant! — — — —
Nu heeft ons volk, ons christenvolk, er ook recht op dat het geholpen en gesteund wordt door een Ministerie, dat steunt op de Rechtsche partijen.
De drie Rechtsche partijen hebben saam, in hoofdzaak, voor dezelfde beginselen gekozen: tegen de ondermijning van de Christelijke grondslagen van ons volksleven en vóór de handhaving der ordinantiën Gods voor het leven van Staat en Maatschappij. Het komt ons voor, dat, waar de drie Rechtsche partijen saam minstens 53 zetels tellen (1 van ds. Lingbeek en 3 van de Staatk. Geref. Partij nu eens, in dit verband, niet meegerekend, wat anders de 53 zou kunnen opvoeren tot 57) er geen oorzaak is voor de vorming van een extra-parlementair Kabinet. We behoeven ons door de tegenpartij in deze de schoenen niet te laten aanmeten. Er is geen enkele oorzaak, dat de drie Rechtsche partijen niet zouden samenwerken tot een Rechts-parlementair Ministerie. De rechterzijde heeft wederom de meerderheid behaald; dat is niet tegen te spreken.
En de rechtsche groepen zijn door hun beginsel op elkaar aangelegd, wat èn om de wille van onze Vorstin èn om de wille van ons volk gelukkig is te achten. De rechterzijde, Roomschen, Antirevolutionairen en Christelijk Historischen, is in haar geheel te vinden voor behoorlijke instandhouding van onze weermacht, voor bezuiniging op de rijksfinanciën, voor uitbouw van onze sociale wetgeving op christelijken grondslag, voor bevestiging van de vrijheid van onderwijs, waarbij het bijzonder onderwijs niet komt achter te staan bij het openbaar onderwijs.
De rechterzijde in haar geheel is tegen een radicale wijziging onzer huwelijkswetgeving en zeker niet minder voor handhaving van de begrippen zonde en straf op het terrein van de rechtspraak en inzake het strafrecht.
De rechterzijde in haar geheel is te vinden voor bescherming van Indië, voor centraliseering van het gezag en de toekenning van plaatselijke autonomie, terwijl ten aanzien van de vraag der Zendingsgebieden tusschen roomsch en protestant een vergelijk niet uitgesloten is.
De rechterzijde in haar geheel is voor een nationale politiek tegenover het buitenland, met name ten opzichte van België. Ten opzichte van de Zondagsheiliging staan de rechtsche groepen zeker het dichtst bij elkaar. En zoo zijn er méér punten, die de mogelijkheid scheppen voor een rechtsch regeeringsprogram — gelijk het Utrechtsch Dagblad o.i. reeds terecht opmerkte.
Natuurlijk zal alles wat rood is en wat liberaal is, steeds op den loer liggen om het werk van een rechtsch Ministerie te bemoeilijken of onmogelijk te maken; waarbij vooral het oud-liberalisme nog altijd doet alsof de rechtsche partijen onder voogdij van de liberale tante behooren te staan. De kleine partijen, met name van ds. Lingbeek en van ds. Kersten, zullen de critiek ook niet sparen. Woorden zijn goedkoop.
Maar de rechtsche partijen moeten het belang van het land in het oog houden en moeten begeerig wezen onze geëerbiedigde Koningin te dienen met raad en daad.
„Het volk, moet zich gewaarborgd zien", zoo lazen we ergens, „een staatsbestuur, waarvan de Christelijke beginselen de zuurdeesem zijn".
Van harte hopen wij, dat wij spoedig de samenstelling van een Rechtsch Ministerie lezen mogen, hetwelk de Heere moge gebruiken tot zegen voor ons volk. Wat zou het vreeselijk zijn, indien de linksche groepen eens de meerderheid hadden behaald — — —; als we daaraan denken, dan smart het ons te meer dat velen, die anders de A.R. steunden, nu hebben meegewerkt aan de afbraak van die partij; en we danken onzen getrouwen God, dat Hij voor ons zorgde en uit goedheid ons gaf, dat, ondanks de verdeeldheid onder de broederen, Links niet heeft gewonnen, maar de Rechtsche partijen in de meerderheid bleven.
De vreugd van de kleine partijtjes is nu, dat zij er niet aan hebben meegewerkt. Dat is 't positieve van hun optreden —

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's