Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke opbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke opbouw

De Christelijke Ethiek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dogmatiek en Ethiek moeten saam genoemd worden. Geloofsleer en levensleer. Dogmatiek om ons het geloof te beschrijven in zijn wezen en zijn inhoud, Ethiek om ons het geloof te beschrijven m zijn werking en zijn practische toepassing voor heel het leven des christens.
En dan de Ethiek steunend in de Dogmatiek. Want zooals onze Dogmatiek is, zoo is onze Ethiek. Het zijn twee onderscheidene kanten van één en dezelfde zaak, het centrale van des christens geloof en leven.
Bij onze Ethiek — en wij spreken, als Christus-belijders en liefhebbers van Gods Woord, van Christelijke Ethiek — gaan we dus uit van onze Dogmatiek. En van die Dogmatiek — onze Christelijke Dogmatiek, opgebouwd naar de beginselen van Gods Woord, Gereformeerd georiënteerd naar de beginselen van onze Calvinistische levens en wereldbeschouwing — behoeven we hier nu niet allerlei „stukken" breed uiteen te zetten. Dat hebben we in onze Gereformeerde Geloofsleer gedaan. En op dien grondslag bouwen we nu voort.
Natuurlijk worden we dan weer „onwetenschappelijk" genoemd ; en velen oordeelen dan, dat we liever „van den grond" af moesten beginnen en niet maar aannemen al die oude en versletene dingen, die men „Christelijk" of „Calvinistisch" noemt.
De moderne Wetenschap — en dat woord mag dan wel met een hoofdletter geschreven worden, terwijl de woorden bijbel, christelijk enz. met een kleine letter moeten worden ingezet — begint vrij en onbevooroordeeld en bouwt zelfstandig van den grond af haar tempel, in welks heiligdommen een groote schare in- en uitgaat. Maar wij zijn zoo bekrompen en ouderwetsch en zoo onvatbaar voor echte wetenschap, dat er met ons niet valt te praten en men begrijpt het best, dat  de tempel der Wetenschap door ons niet wordt bezocht noch gewild.
Alsof de Modernist, de Evolutionist, de Atheïst geen onderbouw hebben, waarop zij moedig voortwerken aan de voltooiing van het gebouw, dat door de eeuwen reeds voor lang telkens en telkens weer veroordeeld is, als onsolied, onbetrouwbaar, onwetenschappelijk, onwaarachtig !
Het verlaten van den Bijbelschen bodem komt ons altijd nog onraadzaam voor. En als wij kiezen moeten tusschen den modernistischen, evolutionistischen, materialistischen grondslag en de Schriftuurlijke fundeering, dan is onze keuze bepaald.
Het verschil tusschen de Modernisten — die leven bij oude dwalingen met nieuwe misvattingen versierd — en ons, die ons willen houden bij de Heilige Schrift, zit niet hierin, dat zij „onbevooroordeeld" zijn en wij door allerlei vooropgezette meeningen vastgehouden worden. Neen, het is dit : dat zij zich baseeren op de beginselen van het humanisme met de wereldsche wetenschap en wij ons willen stellen op bijbelschen bodem met de Christelijke weten schap, die Gods Woord eert als de geopen baarde Waarheid en de vreeze Gods erkent als het beginsel van alle wijsheid.
Beiden zijn we bepaaldelijk georiënteerd, de wereldsche wetenschap en de Christelijke wetenschap, hoewel er natuurlijk maar één wetenschap is. Niet de wereld heeft een wetenschap, en de christen heeft een wetenschap. Maar we zijn verschillend georiënteerd, verschillend gebonden, verschillend levend. En het Woord Gods staat tusschen ons in om scheiding te brengen. De een bedankt er voor, om dat Woord te nemen als geopenbaarde, grondleggende en eeuwige Waarheid, de ander wenscht er voor te buigen en begeert er bij te leven en zoekt er naar te spreken overal en altijd.
Om nu bij ons onderwerp, de Ethiek te blijven. Is het niet aanstonds duidelijk, dat ieder, wanneer wij het willen hebben over den mensch en wel over den mensch in zijn zedelijk handelen ; over den mensch en zijn levensoorsprong en levensbestemming ; over den mensch en zijn levensroeping, levensplichten, levensfuncties — dat ieder, die hierover gaat spreken, zich partij moet stellen ?
Hier moet gekozen worden tusschen onderscheiden standpunt en grondbeginsel, als er vragen in 't geding zijn als : waar komt de mensch vandaan ? is de geschiedenis van den zondeval waar, zooals Gods Woord ons dat bericht, of niet ? Als er vragen komen rakende het al of niet noodzakelijke en mogelijke van wedergeboorte door den Heiligen Geest en het ingeënt worden in Christus, om dan als een nieuw schepsel, met de vreeze Gods in het hart, naar Gods Woord te leven ?
Wie kan hier „neutraal" blijven ? Gaat de Evolutionist en Darwinist en Materialist hier niet aanstonds werken met z'n dogma's ? Heeft hij niet een „kijk" op de dingen, om vanuit zijn gezichtspunt alles te beoordeelen ? De Modernistische, Evolutionistische. Materialistische Dogmatiek is vast ingeroest bij velen, die „onbevooroordeeld" zijn, die volkomen `vrij" zich bewegen, die niets dan „de wetenschap" lief hebben —
Waar komt de mensch vandaan ? Wat is de mensch als wezen en in werkelijkheid ? Wat is z'n oorsprong en z'n toekomst en z'n levensroeping ?
Wie blijft hier nu „neutraal" ? We moeten ons hier partij stellen, of we willen of niet.
En ieder, die over Ethische kwesties redeneert en oordeelt, beschouwingen gevend aangaande den mensch en zijn zedelijk handelen en zedelijk leven, rakende de veelsoortige levenskringen en levensterreinen waar de mensch zich te bewegen heeft, stelt zich ook inderdaad partij ; niemand uitgezonderd !
En de christelijkke en niet-christelijke of anti-christelijke levensbeschouwing wordt dan ook in de onderscheidene „wetenschappelijke" kringen wel openbaar.
Natuurlijk moest dat niet zoo zijn. Want de mensch — waarover we het bij de Ethiek willen hebben — is zooals hij is. Hij is of van God geschapen, öf uit de stof, uit de dierenwereld voortgekomen in den weg der evolutie, ontwikkeling. Het is óf een product van Gods scheppend alvermogen, geschapen naar Gods beeld en Zijn gelijkenis, beginnend waar God hem heeft geschapen, man en vrouw — of hij is een product van de ontwikkeling der eeuwige stof, een gemoderniseerde kwal of een geciviliseerde aap.
Bij onze Ethiek moeten we een keus doen.
En als wij daarom spreken van ChristeIijke Ethiek, dan is dat, om bij alles te laten uitkomen dat wij een keus hebben gedaan en wel voor het beginsel, dat alles moet worden opgebouwd niet uit óns, maar naar uitwijzen van Gods Woord, dat met volstrekt gezag bekleed is, terwijl wij belijden, dat de vreeze des Heeren het beginsel van alle wijsheid is.
Dat is onze "wetenschappelijke" positie, ons „bevooroordeeld" standpunt ; belijdende, dat Gods Woord ons een lamp voor den voet en een licht op ons pad is ; waarbij het verlaten van de wegen des Heeren, die naar Zijn Woord zijn, in het donker ellendig en armelijk doet ronddwalen.
„Los van het Woord" dat is, naar ónze overtuiging, los van de ware wijsheid en voert tot dwaze, valsche wetenschap.
Laten we dat maar even dadelijk en duidelijk met een voorbeeld illustreeren.
Niet lang geleden werd in de Nieuwe Rott. Courant — waarlijk niet de minste onder de vrijzinnige dagbladen — weer eens een beschouwing gegeven omtrent het ontstaan van den mensch, naar aanleiding van een bericht, dat het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden een mooie verzameling van den Gorilla, uit het centrale gedeelte van Fransch Congo rijker was geworden. En terwijl een woord van opwekking werd geschreven om toch ijverig studie te maken van het apenbeenderen-materiaal, dat nu in Leiden voorradig is, kwam er ook deze beschouwing uit de pen van den zeker zéér knappen „wetenschappelijken" medewerker van een van onze groote liberalistische dagbladen :
Waartoe die studies ons zullen leiden ? Het valt nog niet te zeggen ; maar vermoedelijk is hier nog weinig wijziging gekomen in de omstreeks 1913 populair geformuleerde opvatting, door een Nederlandschen geleerde gegeven.
Wij mogen concludeeren, dat de mensch niet uit een der tegenwoordige levende aapsoorten, zelfs niet uit de hoogst ontwikkelde is voortgekomen. Toch wijzen de eigenaardigheden van de voor-historische menschen uit de vroegste geologische perioden, waarin wij den mensch door zijn fossiele overblijfselenhebben kunnen aantoonen, er op, dat onze voorvaderen, meer dan wij, op de apen in het algemeen moeten hebben geleken. Indien wij een genetisch verband van den mensch met de dierenwereld aannemen, dan moet onze stamvader wel uit de groote groep der apen, der fossiele apenstamvaders zijn voortgekomen. Kennen wij nu onder de fossiele apen vormen, waaruit de mensch zou kunnen zijn voortgekomen ? Of nog algemeener de vraag gesteld : Kennen wij onder de fossiele overblijfselen van de hoogste zoogdieren vormen, die wij met zekerheid of met groote waarschijnlijkheid tot den rang van voorvaderen van het menschelijk geslacht kunnen promoveeren ? Het antwoord op deze vraag kan slechts negatief zijn. Noch onder de fossiele apen, noch onder de verdere fossiele overblijfselen van zoogdieren kennen wij een vorm, dien wij tot de directe voorvaderen van den mensch kunnen fekenen. In groote lijnen kunnen wij de afstammingsrichting van den mensch aangeven ; wat de directe tusschenvormen zelf betreft, moeten wij den mensch nog steeds beschouwen als een „homo novus", een , .parvenu", d.w.z. niet iemand die geen voorvaderen heeft, doch iemand wiens voorvaderen niet bekend zijn ".
»De stations waarlangs de lijn van de ontwikkeling van het menschelijk geslacht heeft geloopen, kennen wij niet«.
Hier wordt dus „in groote lijnen" de „afstammingsrichting" van den mensch" aangegeven. De „directe tusschenvormen", de „stations, waarlangs de lijn van de o n twikkeling van het menschelijk geslacht heeft geloopen", kent men wel niet. Maar 't komt genoeg uit, waar men den oorsprong van den mensch zoekt en wat het wezen van den mensch is.
Dat is natuurlijk heelemaal „onbevooroordeeld" en „echt-wetenschappelijk".
De Evolutionistische-, Darwinistische-, Materialistische Dogmatiek doet hier natuurlijk absoluut geen dienst.
De Ethiek heeft hier niets te maken met de Dogmatiek
Of is 't ook hier : zooals de Dogmatiek is, zoo is de Ethiek.
En als de Dogmatiek „los van 't Woord" is, dan is de Ethiek óók „los van 't Woord''.
De aap-mensch tot mensch-aap uitgegroeid, zal hier professor spelen. In de "openlucht-school" misschien ?

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijke opbouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's