Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De viering van het Kerstfeest.
Van den aanvang af heeft de Christenheid haar hoogtijden, haar feesten, gekend, lederen eersten dag der week vierden de Christenen het feest der opstanding en als jaarlijksche feesten had de Kerk Paschen en Pinksteren. Die laatste feesten waren er altijd geweest bij de Joden, in de Oud-Testamentische Kerk en de Gemeente des Heeren onder de Nieuwe Bedeeling nam die twee feesten over, met een anderen inhoud. Paschen werd het feest van de opstanding van Jezus Christus uit de dooden, en Pinksteren het feest van de uitstorting des Heiligen Geestes. Om naast deze gedenkdagen meer in het bizonder een feestdag te wijden aan de geboorte van den Heere Jezus, daaraan dachten de Christenen niet.
Van het Kerstfeest of Christus-feest in de eerste apostolische gemeenten kan dus niet gesproken worden. Het bestond niet.
Wel was er een feest op 6 Januari, om te gedenken den doop van den Heiland door Johannes in de Jordaan, later vervangen door de herdenking der Wijzen uit het Oosten (het Drie-Koningen feest), maar tot in de 4e eeuw — tot vér in 300 na Christus — kende de Christelijke Kerk geen geboortefeest des Heeren, geen Kerstfeest. Eerst in de 4e eeuw — omtrent 350 na Christus — vindt men in de Westersche Kerk voor 't eerst 25 December als Jezus' geboortedag gevierd.
Toch was vanaf het jaar 150 in het feest van 6 Januari — het feest van Epiphanie of het Verschijningsfeest — ook de geboorte van Jezus betrokken.
Deze herdenkingsdag (later Drie-Koningenfeest) werd Epihanie, de Verschijning of het Verschijningsfeest (Epiphaniën-feest) genoemd. Het is ontstaan in Egypte bij de Gnostieken, een Christelijke secte, die de heidensche wetenschap en 't Christelijk geloof dooreen mengde, om langs den weg van de kennis (Grieksche woord : gnosis) de dingen te verstaan ; niet langs den weg van het geloof, maar langs den weg van 't weten moest - het gaan tot verlossing. (Gnosis = kennis ; Gnostieken). Basilides was een van de hoofdleeraars van de gnostiek, in Egypte.
De Basilidianen met hun gnostiekeverlossingstheorie, herdachten op Epiphaniënfeest, op 6 Januari — naar onze tijdrekening 6 of volgens anderen 10 Januari — den doop èn de geboorte des Heeren. En dat Epiphaniën-feest is gebleven. Want ongeveer 300 werd dit feest in Egypte en in Thracië kerkelijk gevierd en in den loop der 4e eeuw nam de Christenheid het bijkans overal in den kerkelijken kalender op. In de 4e en 5e eeuw was dit feest een der belangrijkste hoogtijden van de meeste gemeenten.
Het karakter van het feest was intusschen geheel gewijzigd. Herdacht werden de doop in de Jordaan, de verschijning van de ster aan de Oostersche Wijzen, de openbaring van Jezus' Messiasschap en goddelijke macht op de bruiloft te Kana, de spijziging der 4000 en de opwekking van Lazarus. Op dezen dag werden ook de heiden-Christenen en de kinderen gedoopt en later werden op Epiphanie de jaarlijks door de gemeente van Alexandrië aan de Christenheid rondgezonden Paaschbrieven voorgelezen. Langzamerhand werd overal in 't Westen dit Epiphaniën-feest overvleugeld door het Kerstfeest, dat kort na 325 (in de dagen dus van het Concilie van Nicea, met den strijd over de godheid van Christus, in welken strijd Arius en Athanasius optreden werd ingevoerd.
Het Epiphaniën-feest leeft als Driekoningendag (6 Januari) in de Roomsche Kerk nog voort. Dertien dagen na de geboorte — zoo zegt de legende — „quamen ghereden" uit het Oosten drie Koningen :
„Sy vielen opter eerden voor 't Kindeke XIH dagen out, Sy offerden hem met weerden Wierooc, myrre en gout".
Het staat niet volkomen vast, waarom men juist den 25sten December voor de viering van het Kerstfeest bestemde. Oudtijds wilde men het wel verklaren, dat men dezen datum gekozen had om verband te leggen tusschen de scheppingsdagen en den geboortedag van den Heiland. Een oud boekje, van ongeveer 221, waarin berekeningen over de Paaschdata staan (in de dagen van den chronograaf Sextus Julius Africanus verschenen) bevat de opmerking, dat de schepping begon op 25 Maart. Waarom beweerde men dat ? Wel — zoo redeneerde men op dezen dag viel immers — naar de toen bestaande tijdrekening — de dag-en nachtevening in de lente ; dus het begin van dit seizoen en daarmede het natuurlijk begin van het komende, nieuwe jaar. Dat is dus de natuurlijke dag voor de schepping ; toen is alles begonnen en — volgens het scheppingsverhaal gerekend — is de zon dus 28 Maart geschapen. Men rekende toen, dat Christus dan ook 28 Maart geboren moest zijn.
Het Kerstfeest zou dan 28 Maart, bij 't begin van de lente, moeten vallen, en niet 25 December, in 't hartje van den winter.
Hippolytus (220) rekende anders. Die zei, dat de Heiland 25 December was geboren, maar op den 25sten Maart was ontvangen van den Heiligen Geest, en den 25sten Maart van het jaar 29 is gestorven.
(Het geboortejaar wordt door Hippolytus vier jaren vóór onze jaartelling gesteld).
Het meest waarschijnlijk is, dat 't Kerstfeest, dat ongeveer 350 in de Westersche Kerk opkwam en vandaar naar het Oosten overgebracht werd, in verband staat met de feesten, die de heidensche Romeinen gewoon waren op 't eind van het jaar te vieren ter eere van de "geboorte der onoverwinnelijke zon", wanneer na den langsten winternacht de zon, als nieuw geboren, weer langer en krachtiger met haar stralen de aarde begon te koesteren en te verlichten.
De Romeinsche Keizer had bepaald, dat de 25ste December zou gevierd worden als DiesNatalis Soils Invicto, d. i. Geboortedag der Onoverwinnelijke Zon, welk feest nog lang gevierd is met den Dertiendag als besluit. Bij die Romeinsche Saturnalië roemde men onder luidruchtige vroolijkheid de toenemende kracht der zon, die na den winterstilstand weer telkens langer aan den hemel stralen ging. Men wist, dat men dan midden in het Bevruchtingstijdperk was, de periode, in welke onze aarde schijnbaar haar winterslaap doet, maar in werkelijkheid aan duizend geheime werkplaatsen, nu en dan door een sneeuwtapijt gedekt, nieuwen groei en bloei voorbereidt, 't Was de tijd, die allerlei beloften in zich had en daarom werd het feest van het opgaand licht vroolijk en blij gevierd.
Het is nu het meest waarschijnlijk, dat de vaststelling van het geboortefeest van den Zaligmaker op 25 December en volgende dagen (want in de oude Kerk duurde het Kerstfeest veel langer dan één of twee dagen) in verband staat met de Zonne-feesten, die de heidensche Romeinen gewoon waren dien tijd te vieren. Immers ook Christus was een opgaand licht, de Zon der gerechtigheid, die de duisternis van zonde, vloek en dood, kwam verdrijven, om over de geheele aarde nieuw leven te wekken en een Gemeente des Heeren zou doen geboren worden.
Eerst werd het Romeinsche feest door de Kerk overgenomen en werd het een vrome gewoonte om Kerstfeest te vieren op 25 December en volgende dagen, waarbij de Kerk aan de heidensche feesten een anderen inhoud gaf; en Paus Leo de Groote stelde omstreeks de 4e eeuw vast, dat wat eerst gewoonte was, voortaan in de Kerk zou zijn voorgeschreven (omstreeks 350).
Zóó is het Kerstfeest ook naar ónze landen overgekomen, toen het Christendom door onze Voorouders werd aangenomen. En bij onze Germaansche vaderen bleek 't toen óók samen te vallen met hun winterfeest, de z.g.n. Twaalf Dagen. Dat waren de Heilige dagen, dagen van rust. De akkers sliepen onder hun sneeuwdek, het vee droomde in de stallen, handwerk en huiselijke arbeid lagen stil. De stormen woedden, ook werd geloofd, dat de geesten der dooden rondvlogen, ook vriendelijke godinnen maakten de rondte en brachten vrede in de huizen, waar het offervleesch gebraden werd en waar het deeg werd klaargemaakt voor de koeken, die in een vorm van dier of mensch werden gebakken en daarna gegeten, om door het eten van deze gebeelde koeken de zegeningen der goden deelachtig te worden en de goden-kracht in zich op te nemen.
Het was een lang feest van. vele dagen, vol vroolijkheid. Want de lange winternacht ging nu ten einde, de zon herwon hare .krachten, als de Schoone Slaapster zou de aarde opstaan uit de dooden. En onder de Germanen leefde de voorstelling, dat eens, na den ondergang dezer tegenwoordige 'Wereld, eene andere, schooner en beter, verrijzen zou.
Zoo was ook in deze landen het feest van de Zon de voorbereiding voor het Kerstfeest, want Jezus Christus was het licht, dat schijnen ging in duistere plaatsen ; Hij was de Ster uit het Oosten, die een schoonen dageraad brengen kwam ; Hij zou van alle einden der aarde Gode Zich een volk, een Kerk, vergaderen ; Hij zou ook uiteindelijk een nieuwen hemel en een nieuwe aarde scheppen, een nieuwe wereld van vrede en welbehagen;
Niemand twijfelde er aan, dat juist 25 December de geboortedag van den Heiland was en van dien dag af tot 6 Januari was 't heilige tijd — 't waren de 13 Heilige Dagen — en op dien laatsten dag herdacht men, dat de Drie Koningen „quamen ghereden".
Dat bij de heidensche Zonnefeesten allerlei geschenken werden gegeven aan Frey, den god van zon en vruchtbaarheid, opdat de, ze straks, als hij zijn zonnewagen beklom, met kwistige hand zijn goede gaven over de aarde zou uitstrooien, is te verstaan. Onder die geschenken was ook een varken of zwijn, dat door de dwergen uit de onderwereld aan de Zon werd aangeboden.
Inzonderheid in Duitschland en Engeland spreekt men nog van 't Kerst Varken en de heusche kop van het varken vormt daar dikwijls den hoofdschotel van 't Kerstmaal. Met bloemen getooid, wordt dit gerecht onder veel luidruchtige vroolijkheid binnen gebracht, terwijl er 'n bekend versje bij gezongen wordt. Ook de varkens van marsepain in onze banketbakkerswinkels (maar bij ons meer met St. Nicolaas dan met Kerstfeest !) herinneren er aan.
De Kerstkrans, ten onzent ook bekend, 't zij van banket of chocolade, is blijkbaar een symbool van de Zonneschijf of van het rad van den Zonnewagen. En het Kerstbrood herinnert wellicht aan de offerkoeken van weleer. Met de Kerst blokken en het Kerstvuur, in Engeland bizonder in eere, ook in Frankrijk, leeft ook symbolisch voort wat onder de heidenen gewoonte was. De wrijving van houtblokken, waarbij voor te voorschijn kwam, was onder hen gebruikelijk en het vuur was louterend en reinigend, ook wél het zinnebeeld van bescherming en onheilwerend, waarom de "feestvuren" werden ontstoken.
De nachten rondom 25 December waren de nachten, waaruit de 12 nieuwe maanden geboren werden Weihnachten, zooals de Duitschers zeggen — en zij lokten uit tot vroolijkheid. Misschien dat het woord Joelfeest er mee in verband staat. De een zegt, dat het afgeleid is van het Latijnsche woord jocus, d.i. vroolijkheid ; de ander beweert, dat het in verband staat met 't Engelsche woord wheel d.i. rad, in casu het rad of wiel van den zonnewagen. De Germanen wijdden dit feest aan den oppergod Wodan. In den Joeltijd daalden, zooals het volksgeloof wilde, de goden uit hun hoog verblijf op aarde neder om tijdelijk onder de menschen te wonen en hun vereering in ontvangst te nemen.
Toen de Christelijke Kerk het Kerstfeest overnam en er een eigen inhoud aan gaf en het Christus-feest noemde, strekte de kerkelijke viering zich aanvankelijk over heel een reeks van achtereenvolgende dagen uit, terwijl ook de avond, die aan den hoogen feestdag op den 25sten December voorafging, reeds van ouds als "de heilige avond", de avond van den „stillen heiligen nacht" in groote eere werd gehouden.
Later werd het tijdperk der kerkelijke Kerstviering ingekort.
Het Concilie van Constanz in 1094 beperkte haar tot een viertal dagen. Nog weer later werd ten minste de derde Kerstdag, althans in de Roomsche Kerk en een gedeelte van de Luthersche Kerk, — dus na de Reformatie — aangehouden. Terwijl, gelijk men weet, tegenwoordig het aantal Kerstdagen nog vrij algemeen twee is, al gaan er dan ook hier en daar stemmen op, om, gelijk dat in de Roomsche Kerk reeds geschied is, de officiëele, kerkelijke viering tot den Eersten Kerstdag te beperken en den Tweeden als zoodanig — dus wat de kerkelijke viering betreft — af te schaffen.
Ook de Kerstboom hangt samen met het Joelfeest, dat de heidenen vierden.om daarmede den terugkeer van het licht der zon en de onvergankelijke kracht der natuur te vieren. De altoos groene dennenboom moest dienen als symbool van vruchtbaarheid en voortgaande kracht der natuur. De Christenen hebben dit nu overgenomen en ook hier een christelijke gedachte willen indragen, doelende op het leven dat in Jezus Christus is, den levensboom, met het licht en de goede gaven, welke Hij aan de wereld brengt. De levensboom en het licht der wereld dus.
Er zijn er wel, die zeggen, dat de Kerstboom niet bepaald heidensch is in oorsprong. In 1605 zou hij voor het eerst in Straatsburg bij een Kerstfeestviering gebruikt zijn en pas na 1840 in Engeland, Frankrijk, en Ook in ons land. Indien dat waar is, is het niet waarschijnlijk dat oude heidensche gebruiken hierbij hebben ingewerkt.
't Voornaamste echter in deze is niet, of het oorspronkelijk een heidensch gebruik is geweest, .maar hoe het gebruik bij ons is.
En dan kunnen we het verstaan, dat de menschen — vooral de kinderen — die behoefte hebben en houden aan 't zichtbare, aan het symbolische, dat uitbeeldt en laat zien, bij het Kerstfeest, dat altijd omringd is geweest van zooveel zichtbare dingen (kinderwiegen in de Roomsche Kerk b.v.) tot het gebruik van een Kerstboom zijn gekomen, de altijd groenende, de lichtende Kerstboom ; rondom welke boom ouders en kinderen en familie zoo gaarne allerlei Kerstliederen zingen. Maar het gevaar is zoo groot, dat de Kerstboom komt in de plaats van den Christus ; dat de geschenken in de plaats komen van 't heil, dat in Sions Borg en Middelaar voor een arm, in zonden verloren, volk ligt.
En het kan ons bedroeven, dat de Kerstboom nu staat in bioscoop, danszaal, kroeg winkel, enz., aan plaatsen, waar men aan het Kindeke van Bethlehem niet meer gelooft, waar men van een "heilige, stille nacht" niet meer weet, waar men spot met het heil des Heeren, in Christus geopenbaard.
Het gevaar dreigt onder ons, dat de vreugde van het Kerstfeest niet daarin bestaat, dat God Zijn eeniggeboren Zoon ons geschonken heeft, maar in chocolademelk, in krentenbrood en Kerstboekjes.
Het gevaar dreigt, dat ook dit feest veruitwendigt. Dat de geschenken der menschen overschaduwen de rijke gave, die God ons schonk in het Kindeke van Bethlehem. Immanuël : God met ons. Het vleesch geworden Woord. Halleluja !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's