Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Voorwaar, Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt, de God Israels, de Heiland". Jesaja 45 vers 15.

EEN VERBORGEN GOD.
Het lijkt een tegenstrijdigheid, wanneer Jesaja hier Israels God een God noemt, die zich verbergt. Het is immers juist het voorrecht van Israël boven het heidendom, dat God Zich aan dit volk heeft willen openbaren. Maar ondanks die openbaring Gods blijft de Heere een verborgen God als ondoorgrondelijk in Zijn wezen en onnaspeurlijk in Zijn wegen. Al mogen wij ons in nog rijker openbaring verheugen, dan Israël bezat, toch blijft de Heere ook voor ons een verborgen God. De Heere openbaart Zich in Zijn werken en tegelijkertijd verbergt Hij zich achter Zijn werken. En in die openbaring worden wij voortdurend gesteld voor de ondoorgrondelijkheid van Zijn Wezen en de onnaspeurlijkheid van Zijn weten.
De Heere openbaart Zich in de schepping, onderhouding en regeering der wereld, die als een schoon boek ons de onzienlijke dingen Gods te aanschouwen geeft. Hoe meer we daarin met dit oogmerk lezen, des te verborgener wordt de Heere voor ons, wanneer we namelijk zoowel bij het natuurleven als in de menschenwereld voor raadselen van het Godsbestuur worden gesteld, die ons tot de erkenning moeten brengen van de ondoorgrondelijke majesteit Gods.
En zoo is het ook op het terrein van de bijzondere openbaring. Als de Heere op den Sinaï afdaalt, verbergt Hij zich achter wolkendonkerheid. Onder het volk Zijner open baring woont Hij in de duisternis van het binnenste Zijns heiligdoms. De hoogste openbaring Gods wordt in Christus gevonden als God geopenbaard in het vleesch. Maar in Hem gaat de heerlijkheid Gods schuil achter het kleed Zijner aangenomen menschheid en de majesteit Gods achter de dienstknechtsgestalte. En wie dit wonder vatten wil, buigt zich al spoedig voor het verborgene. Door Zijn Woord en Geest openbaart de Heere Zich aan Zijn volk zonder echter den sluier van Zijn ondoorgrondelijkheid op te heffen. Zelfs in den verborgen omgang met de zielen, waar Zijn vrees in woont, wordt de Heere grooter voor Zijn volk naarmate Hij Zich door Zijn Woord en Geest rijker aan hen ontsluit.
Voorwaar, Hij is een God, die Zich verborgen houdt.
Die verborgenheid van Israels God brengt Jesaja hier inzonderheid in verband met de daden en wegen des Heeren ter verlossing van Zijn volk. De profeet heeft den Heere hooren spreken over de wonderlijke wijze, waarop Hij straks Zijn volk uit de Babylonische ballingschap bevrijden zal. Daartoe zal Hij den heidenschen koning Cores (Cyrus), dien de Heere zelfs Zijn gezalfde noemt, bij de rechterhand vatten om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen (vers 1) en door hem het bevel laten uitvaardigen tot terugkeer van Zijn volk Israël naar zijn eigen land en tot herbouw van stad en tempel. En als de profeet deze wonderlijke verlossingsdaden des Heeren hoort beschrijven, begint hij den Heere groot te maken. Hij is wonderlijk van raad en groot van daad. Een verborgen God.
En dat geldt evenzeer van de verlossing van 's Heeren geestelijk Israël. Want wonderlijk zijn de wegen, waarop de Heere Zijn volk leidt. Zooals Hij Israël in het gericht der ballingschap schijnt om te laten komen, verbergt Hij zich, wanneer Hij met Zijn volk in het gericht gaat om het de zonden ordelijk voor oogen te stellen en 't zwaard Zijner gerechtigheid tegen hen te dóen ontwaken, zoodat het Zijn rechtvaardige gerichten leert billijken en de ontdekte zondaar vreest om te zullen komen. En wonderlijk is ook de weg der verlossing, dien Hij in Christus, Zijn Gezalfde, geopend heeft om hen uit het diensthuis te bevrijden en Zijn de daden der verlossing, die Hij aan hen verricht, wanneer Hij hen wederbaart, reinigt en heiligt. En als Gods kinderen de wegen overdenken, die Hij met hen gehouden heeft, en de daden der verlossing, die Hij hun heeft bereid, en de middelen, waardoor Hij hen tot kennis der zaligheid heeft gebracht, zullen zij met Jesaja instemmen : „Voorwaar, gij zijt een God, die Zich verborgen houdt."
In die verborgenheid schuilt 's Heeren heerlijkheid, die ons tot aanbidding moet brengen. Het is immers Gods eere een zaak te verbergen (Spr. 25 vers 2). De natuurlijke mensch neemt ergernis aan deze verborgenheid des Heeren, als hij voor de raadselen van het Godsbestuur in wereld-en menschenleven komt te staan. Hij keert zich af van een God, wiens gedachten en daden, wegen en werken hooger zijn dan de onze en wiens doen louter majesteit en aanbiddelijke heerlijkheid is. Maar Jesaja begint te aanbidden en maakt zich hierin de tolk van een verlost volk, voor wie de Heere de Aanbiddenswaardige is in Zijn ondoorgrondelijkheid. Hoe meer de Heere Zich in Zijn gunst aan Zijn volk openbaart, hoe dieper zij in Zijn heilsgeheimen worden ingeleid ; hoe inniger zij gemeenschap met Hem mogen oefenen, des te ondoorgrondelijker wordt de Heere voor hen in Zijn genadedaden, 't Is er mede als met Israels heiligdom. Hoe dichter bij God, des te donkerder het werd. Eerst het zonverlichte voorhof, dan het schemer-donkere heilige en daarachter het allerheilige met de ark des verbonds als Gods troon en de engelen, begeerig om in te zien, gebogen over het verzoendeksel in volslagen duisternis. En hoe ondoorgrondelijker de Heere voor de Zijnen wordt, des te meer wordt hun aanbidding opgewekt. Het hoogtepunt der aanbidding werd bereikt, als de hoogepriester als de vertegenwoordiger van het volk in het binnenste heiligdom mocht ingaan tot God, die in de donkerheid woont. Thans is 't voorhangsel gescheurd en voor ieder van Gods kinderen een vrijmoedige toegang tot 's Heeren troon geopend in den Hoogepriester onzer belijdenis, doch hoe dichter zij den Ondoorgrondelijke mogen naderen, de ste hooger klimt hun aanbidding : „Voorwaar, Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt".
Die verborgen God is de God Israels, de Heiland.
Tevoren heeft de Heere Zijn volk moeten wijzen op  Zijn souverein beschikkingsrecht over al Zijn schepselen, alsook over Israël zelf als zijn Heilige en Formeerder. De Heere weet, dat Israël het niet eens zal zijn met 's Heeren wonderlijke wegen. Het was dan ook wel moeilijk te aanvaarden, dat een heidensch koning, in de beroering der volkeren tot opperheerschappij gebracht, de verheven taak zou ontvangen om het bevrijdingswoord voor Israël te spreken. Ook Gods kinderen zijn het in kleinmoedigheid of ongeduld niet altijd eens met de wegen des Heeren. Maar als een verlost volk bespeurt, dat Israels God de Heiland is, wiens wegen leiden tot heil van Zijn volk, begint het den verborgen God als den God Israels en den Verlosser Israels te aanbidden : „Voorwaar, Gij zijt een God, die Zich verborgen houdt, de God Israels, de Heiland".
Een verborgen God moet worden gezocht, gelijk al wat verborgen is gezocht moet worden. En de Heere wil ook gezocht worden. Hoeveel er voor ons ook verborgen is en blijven zal in 's Heeren algemeene en bijzondere openbaring, dit heeft Hij niet in het verborgene gesproken : „Wendt u naar Mij toe; wordt behouden, alle gij einden der aarde ! want Ik ben God en niemand meer" (vers 22).
En wie zich tot Hem leerde wenden, wachte op Hem, óók wanneer Hij Zich schijnt te verbergen. Want ook dit heeft Hij niet in het verborgene gesproken : „Ik heb tot het zaad van Jacob niet gezegd : Zoekt Mij tevergeefs" (vers 18). Te bestemder tijd zal Hij ook u, evenals Israël, Zijn wonderlijke daden en wegen ter verlossing toonen.
Op dien verborgen God mag het vertrouwen van Gods volk gevestigd blijven. In hun levensmoeilijkheden en zielestrijd kan de verborgenheid Gods hen in verwarring en tot klagen brengen. Dan gaat het hun als het zieke kind, dat in koortsgloed moeder niet ziet en om moeder roept, hoewel zij dag en nacht aan zijn sponde waakt met zorgzame hand en bezorgd hart. God is een God, die Zich verborgen houdt, maar niettemin Israels God en Verlosser. Op dien God moogt ge uw vertrouwen stellen, al is het gemakkelijker dat vertrouwen te beoefenen, als de Heere Zich in den rijkdom van Zijn gunst openbaart dan een verborgen God aan te hangen. Uw lot en leven liggen veilig in Zijn hand. Ja, van heel Gods Kerk. Want zooals de verborgen hand Gods eens door de beroeringen der volkeren en hun machthebbers de bevrijding van Zijn volk heeft tot stand gebracht, zal Hij door de verwikkelingen der wereldgebeurtenissen henen Zijn volk een
eeuwige verlossing bereiden, opdat het gansche zaad van Israël zich zal kunnen beroemen in een God, die Zich verborgen houdt, de God Israels, de Heiland.
O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods ! hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordeelen, en onnaspeurlijk Zijne wegen ! Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's