Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

CHRISTELIJKE ETHIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Orfisme (waarschijnlijk afgeleid van Orfeus, zanger en dichter van Griekenland, in wien de mythe alle krachten van muziek en poëzie vereenigde, zóó zelfs, dat hij met de accoorden, aan een gouden lier ontlokt, alles onder bekoring bracht, zelfs de wilde dieren, ja boomen en rotsen tot zich deed naderen !) met de Orfische Mysteriën, bewijst dat ook het oude Grieksche volk zuchtte naar verlossing. Want „de ingewijden" zochten in den weg van ascese, reiniging, extase, vervoering en vertrekking van zinnen met de godheid één te worden. (Het woord mysterie is waarschijnlijk afgeleid van myein, dat „inwijden" beteekent en ook wel „de oogen sluiten". Het is dat geheimzinnig opgaan in extase en het onmiddellijk gemeenschap oefenen met het hoogere, wat voor „de ingewijden" mogelijk is).
De mensch heeft de zucht naar het hoogere in zich; en de godsdienstige vragen houden alle menschen, alle volkeren, bezig, zij het dan op onderscheidene wijze. God houdt de menschen in hun consciëntie vast. En zoo is er een zoeken en tasten, ook bij de heidenen, of ze het ook vinden mochten ! (Rom. 1). Waar nu de mensch uit den weg Gods uitgevallen is en de heidenen hoe langer hoe verder van de bijzondere Godsopenbaring, van het Paradijs af aan, aan de menschen geschonken, verwijderd geraakt zijn, daar wordt door het afgevallen menschengeslacht van nature het schepsel tot godheid gemaakt en inplaats dat men z'n heil zoekt bij den Heere, wordt het schepsel hulde en aanbidding gebracht. (Rom. 1).
Dat de Grieken, die met een wijsgeerigen geest en met een oog voor de natuur begiftigd zijn, zich bizonder met de natuur bezig hielden en daarin hun godsdienst vonden, kan ons niet verwonderen. Het Naturisme (heel iets anders dan het Naturalisme, dat een natuur-levenswijze is) is de volksgodsdienst in den oertijd. De dichterlijke geest stelde zich de natuurkrachten voor als personen, waarvoor men vreesde en aan wie men eerbied en hulde bood. De Godenberg (de Olympus), de lucht, de natuur, de hemel en de aarde en de zee, waren bevolkt, overal waren goden.
Neen, de volkeren zijn in wezen niet atheïstisch, niet los van God; ook het Grieksche cultuur-volk der oudheid niet. Ook de Grieken zijn van Gods geslacht. (Hand. 17)., En ieder volk bemoeit zich dan weer met de religie en met de vragen van het leven, op eigene wijze. De droomerige Oostersche volken doen het — gelijk we zagen bij het Boeddhisme. De wijsgeerig aangelegde nuchtere volken van het Westen doen het ook — gelijk de Grieken, de Romeinen, de Germanen enz. bewijzen. Voor de oogen van den Apostel Paulus is dan ook heel de wereld zoekende en tastende of zij God mochten vinden, maar — God is voor hen „de Onbekende". En hij, de heiden-Apostel, voelt zich schuldenaar om beiden, Grieken en Barbaren, te verkondigen 't Evangelie van Jezus Christus ! De vragen naar het ontstaan der wereld — het Kosmologisch vraagstuk — dringen zich bij voortduring op aan de Grieksche filosofen; en dat leidt er toe, dat zij zich gaan bezig houden met vragen naar de ziel, naar het leven des menschen enz., waardoor de ethische vraagstukken aangaande het hoogste goed en aangaande de middelen en wegen, die tot dat hoogste goed kunnen leiden, op den voorgrond treden. Van het Kosmologisch vraagstuk gaat het dan naar het vraagstuk rakende den mensch en de vragen van het zedelijk leven des menschen.
Zoo is er ontwikkeling, opklimming in de gedachtenwereld der Grieksche filosofen.
Eerst krijgen we den Mythischen tijd — van sagen en mythen vol — tot 1100 voor Christus. Dan komt de ontwikkeling van de Grieksche Staten, waarbij Athene langzamerhand het centrale punt wordt; van 1100 tot 500 voor Christus. Aan het eind van dat tijdperk (dus ongeveer de zesde eeuw voor Christus) begint de Grieksche filosofie, voorafgegaan door de 7 Wijzen uit de 7de en 6de eeuw voor Christus. [Die Wijzen zijn : Thales — Pittacus — Solon — Cleobulus — Periander — Chillon en Bias.
Laten we even zien wat die 7 beroemde oude Grieksche wijsgeeren zoo ongeveer leerden.
Thales (640—550) te Milete, is een filosoof, die naar de oorzaak aller dingen zoekt (Kosmologisch vraagstuk) en leert, dat aan de veelheid der verschijnselen, die zich aan onze oogen voordoen, een éénheid ten grondslag ligt. Alles is — zoo leerde hij — ontstaan uit het water. De vochtigheid is de oer-stof, waaruit alles, langs den weg van een wonder geheimzinnig proces, geworden is.
Anaximander, een vriend van Thales, leert dat alles voortgekomen is uit iets, dat hij het „onbepaalde" noemde. Hij had er geen bepaald woord voor en kon er geen nadere omschrijving van geven. Iets heel wonderlijks was de oorsprong van alles — wat een benaderen van het eeuwige, het oneindige verraadt.
Anaximenes, ook een filosoof uit dien zelfden tijd, leerde, dat alles uit de lucht ontstaan was, door verdikking en verdunning (wat ons doet denken aan de z.g.n. nevel-theorie, in den modernen tijd voorgedragen door de wijsgeeren Kanten Laplace).
Ook Pythagoras van Samos (aan de liefhebbers van wiskunde goed bekend) zocht naar de verborgen natuurkrachten. Hij was iemand, die van alle markten thuis was. Hij was musicus (grondlegger van de leer der acoustiek), beoefenaar van de sterrenkunde, theoloog, reformator van de zeden en stichter van den z.g.n. Pythagoreïschen Bond. Dat is een bond van mannen en vrouwen, een soort Kloosterorde, waaraan een novitiaat verbonden was. Pythagoras doet het kosmisch vraagstuk overgaan in 'n ethisch vraagstuk, rakende het zedelijk leven van den mensch. Hij brengt een getallen-mystiek (wat we later ook bij Plato terug vinden). Dat zit zóó. Pythagoras leerde, dat de muziek grooten invloed had op 's menschen zielsaandoeningen (denk aan de geschiedenis van koning Saul en den harpspeler David). De toon is iets geestelijks ; en — zoo leerde hij — is aan regels gebonden : toonafstanden als octaaf, quint, kwart, enz. Dat deed bij hem de gedachte ontstaan : „het getal is het wezen van alles". Het getal geeft de verhoudingen bij alles aan. En zoo komt ook het getal, de rythme, de maat en de orde in het zedelijk leven van den mensch, die orde op z'n leven moet stellen en maat moet weten te houden. Pythagoras was dan ook een mystisch asceet, die zijn volgelingen (een soort „monniken" ; denk weer aan 't Boeddhisme) een vegetarische leefwijze voorschreef.
Tijdgenoot van Pythagoras was Heraclitus, „de weenende filosoof", met een pessimistische wereldbeschouwing, die aan de menschen leerde, dat bedachtzaamheid en voorzichtigheid de hoogste deugd is.
Ook hier gaat het Kosmologisch vraagstuk over in een ethisch vraagstuk.
Heraclitus van Efeze verklaarde de physische wereldorde door zijne stelling : panta rei, d.i. alles vloeit; alles stroomt voorbij, niets is, alles wordt. Het heden van nu, was zoo pas nog toekomst en straks is het verleden Niets blijft; niets is bestendig van duur. Hij schreef een werk „Over de Natuur", maar een blijden kijk op het leven had hij niet! Hij wordt wel genoemd „Jantje huilt", in tegenstelling met Democritus (die later, 400 voor Christus, in de eeuw van Socrates, leefde) die „Jantje lacht" genoemd wordt. (Jean, qui pleure et Jean, qui rit).
De altijd vlietende tiroom stond Heraclitus voor oogen. Dat was voor hem 't symbool voor het leven, 't Is altijd weer ander water wat men te zien krijgt in den stroom en daarom is het altijd weer een andere rivier die men ziet. Dat maakte hem pessimist. Dat deed hem spreken van den strijd, die altijd gevoerd wordt en waardoor alles ontstaat. Alles is in beweging, in beroering, in strijd. „Strijd is de vader aller dingen" leerde hij, die ook tot levensleuze had „pant rei" — alles vloeit Door de worsteling — door de beweging, die strijd en worsteling is. — komt het eene uit het andere voort. (Het latere spreekwoord : „Du choc des opinions jaillit la verité" = „door wrijving van gedachten, uit den strijd der meeningen, komt de Waarheid te voorschijn — herinnert hier aan). Als ethische waarheid leerde Heraclitus daarbij : bedachtzaamheid, voorzichtigheid is de hoogste levensdeugd voor den mensch. Een bedachtzaam, voorzichtig leven is een deugdzaam leven, waar bij de mensch het meest welvaart.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's