Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

CHRISTELIJKE ETHIEK

6 minuten leestijd

De groote beteekenis van Socrates ligt: in het denken en doen nadenken over den mensch ; over den mensch in zijn kennen en kunnen, kennen en handelen, weten en doen — in het aandringen op het vormen van begrippen der dingen waarmee men te maken had en het vragen naar wat deugd, wat goed, wat nuttig is.
Socrates heeft geen boeken geschreven. Geen letter zette hij op papier. Door persoonlijken omgang verwierf hij vele leerlingen. Verschillende scholen beriepen zich later op hem als hun leermeester.
Behalve de groote Socratische school van Plato, staan de vier kleinere Socratische scholen bekend in de geschiedenis waarvan de twee laatste, n.l. de Cynische en de Cyrenaïsche school, zich aansloten bij de ethische leer van Socrates.
De Cynische school (genoemd naar de plaats waar het onderwijs gegeven werd, n.l. een gymnastieklokaal Kynosarges geheeten, wat letterlijk beteekent „hondenzaal", want het woord Kynbs beteekent hond. De Cynische school is dus letterlijk de „honden-school" hechtte alle waarde aan de zelfbeheersching (autarkeia). Eigenlijk waren de Cynici voor alles ongevoelig en onverschillig ; zij bewaarden bij alles hun zelfbeheersching en namen alles ijs-koud op, zelfs waren ze onverschillig voor den dood. Als de dood er niet was, was de mensch er ; dan was er dus geen oorzaak om over den dood te spreken of voor den dood te vreezen. En als de dood er was, dan was de mensch er niet, dan was de mensch weg, en dus dan behoefde de mensch er ook niet meer over te peinzen en zich ongerust te maken.
Zelfbeheersching en zelfgenoegzaamheid, ongevoeligheid en onverschilligheid was hun kenmerk en karaktereigenschap.
De hoogste deugd is vrij te zijn van alle begeerten, genoeg te hebben aan wat er is. Men moest doen wat er te doen was en verder niet over de dingen denken.
Naast Antisthenes waren Diogenes en Krates de meest vermaarde Cynici. Zij konden onbarmhartig den geesel van hun spot zwaaien ©ver de menschelijke dwaze pretenties. Vrijwillige armoede was onder hen zeer gewoon. Zij beoefenden een soort wijsgeerige ascese en filosofische armoede. Bij het volk stonden ze niet zelden hoog aangeschreven.
Het geluk bestond dus voor de Cynici in het vrij zijn van alle behoeften. (Denk weer aan het Boeddhisme, al is hier verschil). Bezit van rijkdom, eer, vaderlandsliefde, vrienden enz. enz., het is alles onverschillig, d.w.z. noch goed, noch slecht. De ware „Wijze" is zichzelf genoeg, van allen onafhankelijk (Boeddha). Het type van den echten Cynicus was Diogenes (gestorven 323). Getrouw aan dit cynisch deugdideaal, wandelde hij in bedelaarsplunje (Socrates zag z'n hoogmoed door de gaten in z'n mouwen gluren) en in Corinthe's Cypressenpark lag hij als een vagebond in het gras en in Athene woonde hij in een leemen hutje, spottend „ton" geheeten (dus niet letterlijk „Diogenes in de ton"). Op zijn graf vond men een gebeeldhouwden hond. (Alexander de Groote heeft Diogenes meermalen bezocht en bij zulk een gelegenheid zou de laatste eens tot den grooten Macedoniër gezegd hebben : „Ga uit den weg, want ge beneemt mij het zonlicht").
In hunne ethische beschouwingen zijn de Cynici de voorloopers van het Monnikenwezen (het ascetisme, armoede enz.) en van Rousseau, als deze laatste den terugkeer tot de natuur bepleit (z'n psedagogisch boek „Emille" ; leer van het Naturalisme : leven naar de regels van de natuur).
Als methodistische predikers gingen de Cynische wijsgeeren te werk om de menschen voor hunne gevoelens te winnen.
Op het gebied van de religie waren ze deels spotters met de Goden, deels allegoriseerden ze de mythen uit Homerus. Ze hadden wel een theologie, maar geen religie. Ze wilden wel over God praten, maar van toewijding en godsdienst wilden ze niet weten. Net als de artsen, die over ziekten redeneerden en de zieken wilden helpen, maar zelf niet ziek waren en niet wilden zijn — zoo hadden zij theologie, maar geen religie.
Zelfgenoegzaamheid, ongevoeligheid, onverschilligheid, vrijwillige armoede zijn de levenstrekken van de Cynische school. Autarkeia of zelfbeheersching. De wetenschap was tot niets nut (scepticisme). Zinnelijke lusten en begeerten evenmin (ascetisme). Familiebanden, vaderlandsliefde, zeden en meeningen — 't liet hen koud (KosmopolittS|ne, .of practisch indifferentisme) .
Vlak tegenover de Cynische school (Antisthenes, Diogenes, Krates en diens echtgenoote Hypparchia) stond de vierde van de vier kleine Socratische scholen, n.l. de Cyrenaïsche school met de leer van de lustgevoelens (Hedonisme van het Gr. woord hedonè, dat lust beteekent).
De stichter van de Cyrenaïsche school met de leer van het Hedonisme of leer van het genieten, (de naam Cyrenaisch komt van de plaats Cyrene, het zelfde stadje waar Simon van Cyrene vandaan kwam) was Aristippus, die in z'n jeugd volgeling was van Protagoras en in 416 een ijverig leerling van Socrates werd. Tweemaal is hij aan het hof van Syracuse geweest, waar hij eens met Plato tegelijk was.
In Cyrene stichtte hij zijne school, waartoe ook zijne dochter Are te behoorde.
Op de Socratische vraag : wat is het levensdoel des menschen ? gaf hij ten antwoord : genieten wat er te genie^ ten valt. (Hedonisme, afgeleid van het Gr. woord hedonè = lust).
Hij kwam met het lustgevoel van den mensch, dat bevrediging zoekt en bevredigd moet worden. Ook zinnelijk genot is daarbij ingesloten, al meent hij ook — leerling van Socrates — dat behoorlijke geestelijke ontwikkeling en in 't algemeen ingetogenheid en zelfbeheersching noodig zijn om 't leven naar waarde te genieten. Zijn stelling was-: jaag het genot zooveel mogelijk na, geniet wat er te genieten valt, maar doe het met mate, dan houdt men het 't langste uit! Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, maar netjes blijven !
Bij al de smart die er was in het leven, was het verstandig zich niet al te veel van al de ellende aan te trekken en te genieten wat er te genieten viel. En werd het te zwaar, dan was de zelfmoord er ook nog ! Hegesias, die dat leerde, mocht de voldoening smaken, dat in Alexandrië, waar hij leefde, het aantal zelfmoorden grootelijks toenam. Zoo werden de verschillende vraagstukken, waarmede een zoo universeel man als Socrates zich had bezig gehouden, door zijne volgelingen in „de Socratische scholen" onder de oogen gezien. Hunne eenzijdigheid leidde begrijpelijkerwijs tot niet zulke groote resultaten, al is hun optreden niet van belang ontbloot. Hij, die den meester evenwel 't best begrepen heeft en ook op hem zelfstandig en geniaal heeft voortgebouwd, is Plato.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's