Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE OPBOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET SPIRITISME (14)
Als dus de Spiritisten spreken van geesten van de afgestorvenen, dan doen wij dat ook. Wanneer zij zeggen, dat het leven hier niet af is, dat het met het leven hier op aarde niet uit is, maar dat er nog een voortbestaan is aan de Overzijde, dan doen wij dat ook. Maar als zij een bepaalden dienst met de geesten willen instellen en door middel van mediums met de geesten willen omgaan, om alzoo de geesten te laten spreeken en te laten leeren, den menschen tot wijsheid en tot zaligheid, ook wel om over de menschen te dokteren en hen te genezen — dan komen wij als Christenen daar tegen op en wij zeggen, dat de Heere ons andere wegen en middelen gegeven heeft; dan zeggen wij, dat 't geen de Spiritisten ons bieden, van God verboden en vervloekt is; terwijl ook van alle verbetering of bekeering na den dood geen sprake kan zijn.
Wij willen dus gaarne veronderstellen, dat er bij de besten en edelsten onder de Spiritisten de goede bedoeling achter zit, om de menschen van den tijd te bepalen bij de geesten van de eeuwigheid. We hebben hen wel hooren zeggen : „Wanneer de geestenwereld aan de Overzijde onze aandacht bezighoudt, dan zullen we weten, dat het leven hier niet af is, dat het wordt voortgezet na dit leven; en als we dat weten, zullen we hier meer ernst van ons leven maken, dan zal 't leven der menschen op een hooger plan gebracht worden, dan zullen de menschen beter, deugdzamer, braver worden, enz." „En als het leven hier beter wordt", zeggen de Spiritisten, „dan wordt het in de geestenwereld aan de Overzijde ook beter." Dat er nu zooveel onbenullige geestenverschijningen zijn en zulke onbeteekenende manifestaties, en zulke waardelooze openbaringen van de Overzijde komen — dat vindt z'n oorzaak in het onbeteekenende leven van velen hier. Wanneer de menschen hier meer kennis krijgen, meer deugd bezitten, beter leven — dan wordt het geluk hooger hier en het geluk hooger aan de Overzijde. Dan krijgen we een beter menschdom, dan komt er een broederschap des menschen in alle landen („Harmonia"), dan komt er veel meer rust en harmonie en vreugd en vrede in het leven en straks ook aan de Overzijde."
Zóó redeneeren de Spiritisten.
„Het ethische ideaal van het Spiritisme is, dat als men eenmaal heeft aanvaard de eeuwig-groeiende evolutie, dat men dan niet meer tevreden zal zijn met het triviale leven, maar zedelijke krachten zal aangrijpen en de groote wet van liefde en harmonie aanvaarden". „De Spiritisten vechten voor een beter Christendom, voor een beter menschdom" — aldus mr. C. P. van Rossem, van Huis-ter-Heide (Utr.), onlangs in de vergadering van „Harmonia" in 't Nutsgebouw te Rotterdam (verslag N. Rt. Ct.).
Wanneer men zulke dingen wil: een beter menschdom — dat niet ondergaat in het triviale leven — maar naar hoogere dingen zal leeren grijpen ; als men dat wil, laat men dan niet komen met het Spiritisme, om dat „een beter Christendom" te noemen, want dat achten wij spotten met 't geen God Zelf ons geopenbaard heeft in Zijn Woord en in Zijnen Christus.
Een beter menschdom — wilde Socrates, de heidensche wijsgeer, die leefde in de gouden eeuw van Pericles, geb. 470 en gest. 399, dat óók niet ? En hij leerde, dat de ijzeren wet van oorzaak en gevolg was : meer kennis, meer deugd, meer geluk.
Een beter menschdom — leerde de wijsgeer Baruch de Spinoza, geb. 1632, in zijn „Ethica" óók niet, dat wanneer de menschheid leefde naar de leer door hem voorgesteld, zij van de kermis tot de deugd en van de deugd tot het geluk zou voortschrijden ?
Een beter menschdom — willen de Vrijmetselaars dat óók niet ? En de Theosofen ? En Krishnamurti ? En zoovelen meer ! Waarbij allen 't hierover eens zijn : dat de mensch z'n eigen zaligmaker is.
Maar Christus dan ? Is Hij niet het Licht der wereld ? En is Hij niet te midden van een wereld, die verloren ligt, gekomen als Middelaar, als Verlosser, als Zaligmaker voor een iegelijk die in Hem gelooft ? Honderd wegen worden aangeprezen, maar Christus zegt: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot den Vader dan door Mij."
Vele middelen worden voorgedragen — waarbij de moderne tijd met een mengsel van godsdiensten komt aandragen, een kaars brandend voor deze en voor die, en uit de boeken van den eenen godsdienst lezend zoo goed als uit de boeken van den anderen godsdienst (denk aan de Soefies). Wat de Theosofen, die van „de onzichtbare Meesters" hun leeringen betrekken en zeggen „op den drempel van de Goddelijkheid te staan („on the Threshhold of Divinity") voordragen, geldt als de hoogste wijsheid ; hun woord is wet. En de Spiritisten zijn geen haar beter.
Maar men weigert te luisteren naar de stem van dien Eenen, die den eenigen Naam onder den hemel draagt, door welken wij moeten zalig worden. Laat men toch bedenken, dat de wijsheid der menschen dwaasheid is bij God en dat allen, die de wijsheid Gods dwaasheid heeten, twee boosheden bedrijven : zij hebben den levenden God, den springader des levenden waters, verlaten en zij hebben zich zelf bakken uitgehouwen, gebroken bakken, die geen water bevatten.
Denk u dat eens in. In een plaats van woestenij en groote droogte water te putten en dat te bewaren in bakken, die gebroken zijn Onrustig is de mensch, die tot God geschapen is, totdat hij rust vindt in Hem, Die zegt: „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u ruste geven." Dat is het ware leven voor 't heden en voor de toekomst.
En ds. Huët schrijft: door het Spiritisme verloor ik mijn Bijbel: door het Spiritisme verloor ik mijn Christus!
Natuurlijk ontkent de Christ-geloovige, die in den Heiland zijn Zaligmaker mag kennen, niet het bestaan van geesten. Goede en booze geesten zijn er. Engelen en duivelen. En het is een wereld vol wondere geheimnissen, waarvan de Heiland telkens spreekt en ook de apostelen getuigen, Jezus Christus is ook in de wereld gekomen e om de werken des boozen te verbreken. En zoo kan een Christ-geloovige nooit een z loochenaar zijn van een geestenwereld; nooit ontkennen dat er een wereld van H machten en krachten is, waarvan b.v. Paulus zoo héél ernstig getuigt, als hij zegt, dat wij den strijd niet hebben tegen vleesch e en bloed, maar tegen de geestelijke boos­heden in de lucht.
Maar het Spiritisme dringt binnen in een wereld, waarvan de Christen belijdt, dat God andere en betere wegen voor ons ontsloten heeft, waarbij Jezus Christus de bron van zaligheid is.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEESTELIJKE OPBOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's