Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DEN WOORDE GODS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DEN WOORDE GODS.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 19 : 2—4. De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk sprake uit en de nacht aan den nacht toont wetenschap. Geene sprake en geene woorden zijn er, waar hunne stem niet wordt gehoord.

(Nadruk verboden).
VII.

De hemelen welven zich boven onze hoofden en verkondigen de glorie der oneindigheid van Zijn goddelijk Wezen, van de wondere wijsheid, waarin zich Zijn goddelijk denken openbaart, van Zijn eeuwig goddelijk Zijn, waarin zich Zijne onveranderlijkheid uitspreekt, van de grootheid Zijner krachten, waarin zich Zijne almachtigheid vertolkt. Alzoo staat in de hemelen een Gods Woord geschreven, dat de kinderen der menschen aan alle oorden en in alle tijden op meer of minder klare wijze er in hebben gelezen. En dat behoeft ons niet te verbazen, want Gods Woord, zooals het niet slechts in de Natuur, maar in de Schriftuur voor ons ligt, verklaart het ons. De apostel Johannes, de diepe denker onder de apostelen, leert het ons, dat het Woord, dat bij God was en God was, waarin het leven en het licht der menschen is, het Woord is, waardoor alle dingen gemaakt zijn en zonder hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. „De wereld", zegt hij, „is door Hem gemaakt". En daaruit moet dus wel volgen, dat in die door het Woord gemaakte wereld, ook van dat Woord te lezen is voor de rede der menschen, die hun licht is. En de geschiedenis leert het dan ook, dat de menschheid krachtens schepping een zaad der religie in haar zielsbestaan draagt en dat zij al naar de mate harer cultureele ontwikkeling met meerdere of mindere klaarheid den Naam van den eeuwigen en almachtigen God gelezen heeft in hetgeen de hemelen te aanschouwen geven. En zoo bloeide dan ook onder alle volken religieus leven op, dat een cultus baarde, waarin ook de hemelen een hoofdrol hebben vervuld, 't Is bekend, hoe overal, met name in het Oosten, in Babylonië en Assyrië, het nachtelijk firmament in het centrum der belangstelling stond en de hooge torens, als die van Babel, welks opperste in den hemel zou reiken, moesten dienen om den loop der hemellichamen te volgen met de pijnlijkste nauwkeurigheid. En herinneren ons niet de wijzen van het Oosten, die Messiaansche verwachtingen koesterden, aan deze waarneming des hemels, waaraan zij de ster aanschouwden, die sprak van den geboren Koning der Joden ? Die cultus des hemels werd voor deze Chaldeën de aanleiding om Immanuël te zoeken, van wiens komst zij vernomen hadden door Israël in de ballingschap. De natuurlijke prediking, die van den nachtelijken hemel uitging, werd alzoo voor de heidenen zelfs eene heenwijzing van de heerlijkheid Gods in de natuur naar die andere, levendmakende heerlijkheid Gods in de daad der genade, gewrocht in den Christus, het vleeschgeworden Woord.
Daarbij komt nu bovendien, dat in de komst van Gods Koninkrijk onder 't Oude, zoowel als onder het Nieuwe Testament, de hemelen, die de heerlijkheid Gods verkondigen, eene beteekenisvolle functie hebben. Zooals de verschijning van den Heere Jezus Christus zelve niet slechts voor de zaligmaking Zijner kerk van volstrekt belang is, maar in den diepsten grond betrekking heeft op de wedergeboorte van het gansche heelal, zoo moet daaruit wel volgen, dat de heemelen ook daarom en daarin een Woord Heeren meespreken tot de kinderen der menschen. Zoo lezen we, dat in Mozes' Worstelingen met Pharao, om de verlossing van Gods volk, Israels leidsman zijne hand moet uitstrekken naar den hemel, die hagel geeft over Egypteland en een geweldig onweer, waarin met een regen van hagel ook het vuur schiet naar de aarde, Exod. 9 vs. : 2. 23. En daarna strekte hij wederom de hand uit naar den hemel, tengevolge waarvan duisternis komt, zóó dicht, dat zij als tastbaar wordt drie dagen lang. En zoo beloofde de Heere : Ik zal voor ulieden brood uit den hemel regenen. En Debora zong van Sisera : Van den hemel streden zij, de sterren uit hare loopplaatsen streden tegen Sisera, Richt. 5 vers 20. En Hanna's loflied spreekt een vloek over die met den Heere twisten, want Hij zal in den hemel over hen donderen, 1 Sam. 2 vers 10. Zoo is er dus telkens een verband gelegd reeds in het Oude Testament tusschen den hemel en de oordeelen Gods op deze aarde over de zonde der menschenkinderen. En de profeet Joel leert ons, dat de komst van het Godsrijk zelf zal gepaard gaan met wonder teekenen in den hemel en op de aarde. Zij profeteert van de zon, die zal veranderd worden in duisternis, en de maan, die in bloed zal verkeeren, eer dat die groote en vreeselijke dag des Heeren komt. En Daniels gezichten schouwen de geweldige historische bewegingen in verband met evoluties in de hemelen, waarbij sommigen van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde worden nedergeworpen. En in de nachtgezichten schouwde hij „en ziet, er kwam een met de wolken des hemels als eens menschenzoon en hij kwam tot den Oude van dagen en zij deden hem voor Denzelven naderen" en dan wordt hem gegeven heerschappij en eer en het koninkrijk, dat hem „alle volken, natiën en tongen eeren zouden". Zoo blijkt het dus, hoezeer de groote heilsdaden Gods in verband worden gebracht met hetgeen de hemelen te aanschouwen geven en welk een samenhang Gods Woord legt tusschen, wat wij zouden kunnen noemen, de natuurlijke geschiedenis van den ganschen kosmos en de heilsgeschiedenis, zooals zij uit de daden der genade Gods opkomt.
En wat nu reeds in het Oude Verbond profetisch in de hemelen gelezen wordt van Gods genadewerk tot redding en zaliging van Zijn volk, dat wordt door den Heere Jezus Christus zelven met nog veel grooter klaarheid aan Zijne discipelen voorgehouden, in de redenen des Heeren, die op de laatste dagen toetrekking hebben. Ook Hij spreekt van de verduistering der zon, van de maan, die haar schijnsel niet geven zal, en van sterren, die zullen vallen van den hemel. En de Heere Jezus heeft een diep inzicht in de kosmische krachten, die op zoo wondere wijze de milliarden hemellichamen dragen langs hunne banen, die het Al tezamen binden in de harmonische organisatie, die in hare eeuwige wetmatigheid voor ons oog verschijnt en welker ondergang Hij profeteert, als Hij zegt, dat de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En dan stelt Hij wederom de hemelen ons voor als de verkondigers der heerlijkheid Gods, van Zijne scheppersheerlijkheid niet alleen, maar ook van Gods zedelijke heerlijkheid in de openbaring van Zijn onkreukbaar recht, waarmede Hij verschijnt als met een verterend vuur. Immers, dan zal in den hemel verschijnen het teeken van den Zoon des menschen en dan zullen al de geslachten der aarde weenen en den Zoon des menschen zien, komende op de wolken des hemels met groote kracht en heerlijkheid. En alzoo kondigt Hij aan, hoe Gods uitverkoren volk zal worden vergaderd van de vier winden. Daarom worden nu de discipelen opgeroepen om acht te geven op alle deze teekenen aan den hemel, want de hemel is de verkondiger der majesteit en der heerlijkheid van God, die in de eindontwikkeling zich zal openbaren met ongetemperden glans in de oneindige, reddende liefde over Zijne kinderen, zoowel als in het onuitblusschelijk vuur, waarmede verteerd wordt al wat zich tegenover Gods souvereiniteit heeft gesteld.
Zoo zal de hemel prediken tot aan het einde der dagen het goddelijk recht, dat zich voltrekt met eene volstrekte onafwendbare zekerheid. Daarom kon Petrus zeggen : „Maar de hemelen, die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels en der verderving der goddelooze menschen", 2 Petr. 3 vers 7.
In het Woord van God wordt er dus een onlosmakelijk verband gelegd tusschen wat er geschiedt in den hemel en de zedelijke toestanden op deze aarde. Niet zooals de moderne astrologie zulks doet in navolging van de heidenen. De afval, die in onzen tijd zoo ver om zich heen grijpt en die dwingt aan de redenen des Heeren over het laatste der dagen te denken, openbaart zich ook daarin, dat duizenden, die zich veel te verlicht wanen om aan Gods Woord het oor te leenen, die van geen Evangelie-prediking willen weten, die zich veel te ontwikkeld wanen om met Gods volk te vergaderen om des Heeren Woord, weer zoeken de dingen der heidenen, de guichelaars en de waarzeggers en de toovenaars om zich te laten voorlichten over hun toekomst; wel te verstaan over hun aardsche toekomst, want over de eeuwige denken zy nimmer. Sla de groote bladen op en de dure advertenties leeren u, hoe massa's menschen hun heil zoeken in het bruutste bijgeloof. En onder dat bijgeloof is de astrologie een gezocht middel. Denk slechts aan de planeetjes, die worden getrokken. Welnu, die astrologie gaat, zooals alle dwalingen, die opgang maken, uit van eene grondwaarheid, die dan tot onherkenbaar wordens toe wordt bedolven onder een stroom van on-en bijgeloof. Het uitgangspunt is, dat er een samenhang is tusschen het gansch kosmische leven. Gods Woord leert ons, dat zulks inderdaad het geval is. Maar de dwaling is deze, dat deze samenhang, die door God gelegd werd, misbruikt wordt voor eene verklaring van allerlei persoonlijke futiele bijzonderheden des menschelijken levens, waarover in den samenhang van het al niets voor ons is te lezen. Zoo wordt er een geloof geboren in de sterren en met dat sterren-geloof een sterren-verklaring, die op hare beurt een afgodendienst oproept, eene loochening van den eenigen, waarachtigen God. Voor deze astrologie is de aarde het middelpunt van het heelal en de mensch een spiegelbeeld daarvan, zoodat hij aan dezelfde wetten onderworpen is. Het goddelijke, dat gedacht wordt in de sterren te zetelen, is ook in den mensch, zoodat hij nooit alleen is, maar van het oogenblik zijner ontvangenis tot het uur van zijn dood door verborgen draden is saamgeweven met de beelden daar in den hemel. En het komt er dus op aan de draden dezer samenweving te leeren kennen, deze te ontwarren en uit te leggen. En dit doet dan de astroloog. Zoo wordt dus de hemel eene plaats der openbaring, waar alle wijsheid en alle wetenschap werd neergeschreven en waar de mensch in den loop der sterren de aan zijne ziel ingeboren harmonie kan kennen. Zoo is deze astrologie de eeuwen door eene kunstmatige profeteering, waarin de horoscoop en de tafelen van het noodlot woorden te lezen gaven van duistere machten.
In onzen tijd, die op zoo duidelijke wijze de kenteekenen der ontkerstening draagt, die wijst op het naderen van den anti-Christ, op den afval van het Evangelie, neemt de astrologie in breeden kring weer hare plaats in. zy vindt wederom vele beoefenaren onder hooge en lage standen. En zoo wordt het bewijs geleverd, dat de afval van den Christus der Schriften gepaard gaat met eene overwoekering van bijgeloof. De Heere heeft reeds in zeer oude tijden Zijn volk tegen alle deze kunsten der heidenen gewaarschuwd. En de Christelijke religie heeft dan ook van den beginne afwijzend gestaan tegen dit heidensche streven. Maar met de verwording van de zuiverheid des geloofs komt met name in de middeleeuwen ook de astrologie in Christelijke kringen weder op. Hoewel de Scholastiek eenerzij ds waarschuwde tegen haar, hebben toch vele scholastieken aan deze „kunst" geloof gehecht. En vooral ook in hofkringen speelde de astrologie een grooten rol. Zelfs onder de pausen waren er, die er een groot vertrouwen in stelden. Maar de Gereformeerde godgeleerden hebben van den aanvang af, hoezeer zij ook voorstanders waren van de wetenschappelijke beoefening der sterrekunde en der natuurkunde in het algemeen, van dit gebruik der astrologie niet willen weten, omdat zij gedachtig waren aan Gods gebod, dat onder Israël niet gevonden zou worden, die omgaat met waarzeggerij, geen guichelaar, geen man, die op vogelgeschrei acht geeft. geen toovenaar, zoo min als duivelskunstenaar of die de dooden vragen. En zoo hieven dan ook onze Vaderen hunne oogen en harten niet op naar den sterrenhemel, opdat zij daarin zouden leeren de verborgenheden der toekomst, maar alleen om er den Naam des Almachtigen te lezen, van Wien alle goede gave en alle volmaakte gift moest nederdalen. En zoo is dan ook in ons Avondmaalsformulier reeds voorgeschreven, dat aan alle afgodendienaren en daaronder ook aan allen die creaturen aanroepen, aan alle toovenaars en waarzeggers, die vee of menschen mitgaders andere dingen zegenen en die daaraan geloof geven, de toegang tot des Heeren tafel verboden werd. En tot dezen afgodendienst toehoorde nu ook de sterrenwichelarij, die de hemelen misbruikte door het Woord, dat de Schepper er in geschreven heeft tot Zijne verheerlijking, te lezen als een openbaring der sterren, die toch, hoe heerlijk zij ook mogen blinken, schepselen zijn, die gehoorzamen aan Zijn wil en niet mogen worden beschouwd als waren zy redelijke wezens, machtig om de toekomst te ontsluieren en bestemd om de plaats in te nemen van den Almachtige. De hemelen vertellen Gods eere, opdat de menschenkinderen Hem zullen aanbidden, die in den beginne schiep den hemel en de aarde, opdat zij samen zouden oproepen tot de verkondiging van Zijn lof en de gemeente zou zingen : „looft Hem vanwege Zijne mogendheden, looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid !"

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

VAN DEN WOORDE GODS.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's