Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHPPIJ

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE FASCISTISCHE BEWEGING.
In het wereldleven doet zich in den laatsten tijd een beweging voor, die de bijzondere aandacht tot zich trekt.
Het is de beweging van het fascisme in Italië en van het nationaal-socialisme in Duitschland.
Het fascisme, dat de schepping is van den Italiaanschen minister Mussolini, is te beschouwen als de reactie op den chaotischen toestand, waarin Italië na den wereldoorlog was geraakt.
Dit staatkundig en maatschappelijk stelsel draagt een sterk nationalistisch karakter. Het streeft er naar om de politieke macht met terzijdestelling van het parlement in handen te brengen van één persoon, aan wien onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verschuldigd is.
Wel ontvangt de minister-president — de dictator van Italië — zijn mandaat (lastbrief) van de kroon, en is hij aan haar verantwoordelijk, toch is de kroon in den fascistischen Staat niet veel meer dan een ornament, waaraan het volk zich weinig laat gelegen liggen.
Voor alles gaat het bij het Italiaansche volk om het gezag van Mussolini, de incarnatie (belichaming) van het fascistisch stelsel.
Uit denzelfden wortel nu, waaruit 't fascisme in Italië is voortgekomen, leeft ook het nationaal-socialisme In Duitschland, dat nog wel niet den omvang en de beteekenis heeft gekregen van de fascistische beweging in eerstgenoemd land, doch ook reeds zijn aanhang telt bij millioenen.
Men zal zich herinneren, hoe bij de presidents-verkiezing in Duitschland van eenlge weken geleden op Hitler, de Duitsche Mussolini, niet minder dan 13.5 millioen stemmen werden uitgebracht.
Dat de wording en de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitschland evenals het fascisme in Italië niet een proces was van jaren, maar eene beweging is, die vrij plotseling hare beteekenis kreeg, is bekend.
Die plotselinge groei is ook gebleken bij de onlangs gehouden Duitsche landdagverkiezingen.
Het aantal zetels van de nationaalsocialisten klom in den Pruisischen landdag van 9 in de oude Kamer op 162 in de nieuwe Kamer
In Wurtemberg, Beieren en Anhalt ging het niet anders. Ook in deze Staten van de Duitsche republiek was de groei der nationaal-socialistische stemmen geweldig. Het getal zetels in de Landdagen van genoemde gebiedsdeelen ging van respectievelijk 1.9 en 1 tot 23.43 en 15 omhoog.
Deze enorme vooruitgang der partij geschiedde ten koste van de Sociaal-Democraten, die geduchte verliezen leden.
Wat nu de oorzaken zijn van den snellen groei der nationaal-socialisten, deze oorzaken behoeven niet verweg gezocht te worden.
Als eerste oorzaak is te noemen de afloop van den wereldoorlog met het daarop gevolgde vredesverdrag van Versailles, welk verdrag in zijne voorwaarden voor het Duitsche volk zoo vernederend en krenkend was, dat het nationalistisch gevoel, dat in den loop der jaren niet bevredigd werd, ontwaakte en de goede burgerzin voor nationalisme ging plaats maken.
Een tweede oorzaak is de economische nood, waarin het Duitsche volk sedert de laatste jaren verkeert.
Bij dien nood kwam nog de weinig sympathieke en uitdagende houding van Frankrijk, die Duitschland aan den rand van den financiëelen afgrond bracht, zonder dat een der partijen bij machte was om aan de moeilijkheden het hoofd te bieden of een uitweg uit de dreigende gevaren aan te wijzen. In Hitler ziet men nu den sterken man, die, evenals Mussolini dit in Italië deed, in Duitschland in de verwarring orde zal brengen, en van wien verwacht wordt, dat hij het Duitsche volk uit zijn vernederde positie zal opheffen en Duitschland zijn oude welvaart weer zal teruggeven.
Een derde oorzaak ligt in het optreden der Sociaal-Democraten, die door hunne eenzijdige klassepolitiek, welke aan allen: nationalen zin is gespeend, benevens door hun gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, huns ondanks de gangmakers voor de nationaal-socialistische beweging werden,
Zoo groeide de nationaal-socialistische partij in korte jaren van een kleine groep tot de machtigste partij, die op dit oogenblik in Duitschland gevonden wordt.
Wat het beginsel van deze partij betreft is zij evenals het fascisme in Italië var. revolutionairen stam.
Nationaal-socialisten kennen zoomin als fascisten de juiste verhouding tusschen gezag en vrijheid. Beide groepen nemen hun toevlucht tot het staats-absolutisme, waarvan de geschiedenis leert, dat zulk absolutisme na tijdelijke opkomst weer ten gronde gaat.
Nationaal-socialisten en fascisten erkennen noch de souvereiniteit Gods, noch die in eigen kring. In wezen staan ze vijandig tegenover het Christendom en den Christus. Zij stellen hun hoop niet op een leven in gehoorzaamheid aan de ordinantiën Gods maar op een beter menschenras.
Dezer dagen schreef het weekblad „De Bezem", het orgaan der Nederlandsclie fascisten, — de beweging van het fascisme groeit over de geheele wereld — : dat het Calvinisme in Nederland het geheele maatschappelijke leven van zijn levensbeschouwing wil doordringen, doch daarvoor, zeg 't blad, „zijn wij Nederlanders te nuchter",
En nu moge het een feit zijn, dat de nationaal-socialisten in Duitschland ook in Christelijke kringen vele aanhangers hebben, wij zeggen het, doch met andere woorden „De Bezem" na : de Christelijke kringen in Nederland zijn er te nuchter voor, om zich door het klatergoud van het fascisme te laten beïnvloeden.
Het fascisme met zijn jongeren broeder het nationaal-socialisme zijn bezig om den toren van Babel opnieuw op te bouwen.
Doch ook deze toren zal tenslotte ineenstorten.

EEN KLOEK GETUIGENIS.
In het nummer van ons blad van 12 Mei maakten wij enkele opmerkingen over he: wetsontwerp-Donner, dat bedoelt om het wetboek van strafrecht aan te vullen met voorzieningen betreffende bepaalde voor godsdienstige gevoelens krenkende uitingen.
Wij gaven toen als ons bezwaar tegen het voorstel van den Minister te kennen, dat in het wetsontwerp niet de Godslastering als zoodanig tot een voorwerp van onderzoek wordt gemaakt, maar dat de actie gaat tegen bepaalde uitingen, die voor de godsdienstige gevoelens krenkend zijn.
Prof. dr. Visscher, die bij de openbare behandeling van het ontwerp van wet  vorige week in de Tweede Kamer het woord voerde, sprak over dit bezwaar in eenzelfden geest.
Van de belangrijke rede, die de Utrechtsche oud-hoogleeraar bij die gelegenheid hield, drukken wij hieronder, als vervolg op ons artikel van 12 Mei, een paar passages af.
In zijne inleiding besprak de antirevolutionaire afgevaardigde het feit, dat de minister door de omstandigheden was gedwongen geworden om zijn wetsontwerp in te dienen.
Daarvan zeide hij :
Het schijnt mij een veeg teeken, der behoefte ontstaan is aan strafrechtelijke bestrijding van het gruwelijk kwaad der godslastering. Er blijkt wel uit, dat de ontkerstening in ons volksleven reeds diep is doorgedrongen. Tot nu toe behoorde Nederland tot die Statengroep, die in hun Wetboek van Strafrecht de godslastering niet hebben opgenomen onder de reeks van strafbare handelingen. Het is mogelijk, dat niet bij al deze Staten hetzelfde motief heeft gegolden om godslasteringen voorbij te gaan, maar ik meen, dat ten onzent deze voorbijgang daaraan te danken is geweest, dat de behoefte niet dringend werd gevoeld. Dat het thans aan de Regeering noodig schijnt, toont hoezeer in dezen kritieken tijd de grondslagen onzer cultuur aangetast worden. De religieuse levensidealen, die de voorgeslachten als lichtende sterren geleid hebben op de baan naar hoogere cultureele ontwikkeling, werden langzaam maar zeker in de groote massa ondermijnd. Ik zal over de oorzaken daarvan nu niet spreken, om er slechts op te wijzen, dat de emancipatie van eeuwigheidslicht ver is voortgeschreden. Om met Viviani (de Fransche Minister) te spreken, kan gezegd worden van onzen tijd, dat de lichten aan den hemel voor duizenden zijn uitgedraaid. Daarom is dan ook de duisternis dik geworden.
Eigenlijk staan wij voor een paradoxalen (schijnbaar ongerijmden) ontwikkelingsgang. Naarmate op allerlei sociaal levensterrein de vrijheden aan banden gelegd werden door eene wetgeving, die beoogde het cultureele peil der massa te verhoogen, naar diezelfde mate verscheen er op hooger geestelijk gebied een losbandigheid onder het masker der vrijheid, ondanks de vele millioenen aan de volksopvoeding jaarlijks ten offer gebracht. Men kan moeilijk zeggen, dat de Regeering met haar poging te vroeg is. Zij wachtte tot de nawerking der Russische antireligieuse razernij zich in een smakelooze nabootsing openbaarde.
Na deze inleiding kwam professor Visscher tot de zaak zelve, waarbij hij zijn leed er over uitsprak, dat hij de wijze, waarop de Regeering zich in het wetsontwerp van haar taak kweet, om het kwaad der godslastering te bestrijden, niet onvoorwaardelijk kon toejuichen. De antirevolutionaire afgevaardigde erkende, dat de materie moeilijk en kiesch is, en door hare subtiliteit (teerheid) hooge eischen aan den wetgever stelt. Daarom had hij bij de indiening van het wetsontwerp aan een principiëele opvatting de voorkeur gegeven.
Het wetsontwerp gaat, zooals het thans werd ingediend, van een gedachte uit, die aan de modern-philosophische wereldbeschouwing ontleend is.
Tegen afschuiving van den logischen eisch des beginsels : de erkentenis, dat God is, bestond bij het antirevolutionaire Kamerlid ernstig bezwaar. Ernstig bezwaar, zoo vervolgde hij, niet alleen, omdat het met de logika strijdt, maar vooral om den inhoud van het beginsel zelf. Indien het waarachtig is, dat God is, en voor het religieus bewustzijn is dit het onbetwijfelbare gegeven, zonder welk het zelfs niet zou kunnen zijn, dan kan het goddelijk Wezen zelf, bij een onderwerp als dit, niet buiten beschouwing blijven. Indien in het sociaal bewustzijn het Godsgeloof zoo machtig spreekt, dat het op velerlei wijze in onze wetgeving naklinkt, indien duizenden bij duizenden, hoezeer ook overigens verschillend in levensopvatting, ontroerd worden door den Naam van Hem, in wien wij leven en ons bewegen, dan kan daaruit slechts één consequentie volgen, namelijk, dat de lastering van dien Naam strafbaar moet zijn. En dit niet, omdat daardoor religieuze gevoelens worden gekwetst, maar omdat God God is, naar het woord des profeten ; „Ik ben de Heere, eer de dag was, ben Ik". Religieuze gevoelens, hoe teeder en verheven ook, zijn ten slotte toch puur menschelijk. Voor mij is het een vraag, of in een maatschappij als de onze krenking van gevoelens wel onder de strafwet kan worden gebracht, want ons moderne sociale leven is zóó, dat onze gevoelens, religieuze, ethische, aesthetische, telkens gekrenkt moeten worden. Dat is het noodwendig gevolg van wat de vrijheid genoemd en als vrijheid geroemd wordt. Wat mij aangaat, ik zou tegenover een wetsontwerp, waarin werd vastgehouden aan het uitgangspunt van de Memorie van Toelichting en dat dus uitgaat van de these : „God is", veel sympathieker staan dan tegenover het nu ons voorgelegde.
Dit voorgelegde houdt in, zooals hier boven gezegd, het strafbaar stellen van hem, die door smalende godslasteringen zich op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat.
Terecht zegt professor Visscher dan ook, dat in onze maatschappij het kwaad der godslastering onder de strafwet behoort te worden gebracht, omdat godslastering de publieke openbaring is eener fanatieke vijandschap tegen het bestaan van het Opperwezen in woorden, beelden of symbolen.
Op godslastering — en dit is onbetwistbaar — moet straf worden gesteld. Onze professor eindigde zijne redevoering met deze opmerking :
Wat de godslastering aangaat, is dus de vraag deze, of voor de zekerheid ook der zedelijke voorwaarden, die door gezond maatschappelijk leven gevorderd worden, blasphemie ongestraft mag en kan blijven. Welnu, indien dan als een sociaal feit in onze gemeenschap de erkentenis van Gods bestaan leeft, hoe de menschen daaraan dan ook uitdrukking geven, dan kan de lastering Gods zonder groot nadeel voor de sociale ontwik­keling niet ongestraft blijven, zoodra, zooals thans het geval is, de ervaring leert, dat dit euvel een dreigend gevaar wordt.
Wij zijn het met de zienswijze van den antirevolutionairen afgevaardigde hier geheel eens en danken hem voor het kloeke getuigenis, dat hij in de volksvertegenwoordiging aflegde.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

STAAT EN MAATSCHPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's