Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

GUSTAAF ADOLF 1632—1932.
De geschiedenis legt de Heere voor ons en onze kinderen open als een schoon boek, opdat we Gods groote daden zullen zien. Daar staan de voetstappen des Heeren. Daar ligt de uitwerking van Zijn Raad. De Heere regeert, de aarde verheuge zich. Want ja, als de Heere niet regeerde, dan zou 't er vreeselijk langs gaan!
Ook Gustaaf Adolf, koning van Zweden, die 6 November 1632 in den veldslag bij Lützen sneuvelde, spreekt, nadat hij gestorven is, van Gods groote daden en wondere wegen. Want laat het waar zijn, dat hij, de koning van Zweden, die ingreep in den 30-jarigen oorlog (1630), na groote overwinningen behaald te hebben, op het oorlogsveld gevallen is, pas 38 jaren oud, toch is hij het geweest die genoemd mag worden de redder van het Protestantisme in Duitschland en ver daarbuiten.
Als een jonge boom is hij geveld, maar hij heeft z'n plaats niet nutteloos ingenomen.
Wij denken nu, 300 jaar na zijn dood, met grooten eerbied aan hem, danken God voor Zijn goede gave in hem geschonken, zwijgen stil bij den weg die door de diepte en door den dood ging.
Zooals men weet, heeft Gustaaf Adolf als koninklijke zanger ons een lied nagelaten, dat onder ons nog voortleeft. Het heet:

„Vrees niet, gij klein, kuddeke".
Wees niet vervaard, gij kleine stoet! Hoe luid des vijands overmoed Zijn zegelied doe klinken; Hij rekend' op uw ondergang, Maar voedt dien ijd'len waan niet lang ; Laat gij den moed niet zinken !
't Is Godes zaak, waavoor gij strijdt: Op Hem gehoopt, vertrouwd altijd ; Laat rustig God regeeren ! Zijn liefd', in Christus eind'loos groot. Zal, daar Hij hulp beschikt in nood. Zijn Woord doen triomfeeren.

WEINIG POSITIEF.
De Evangelische Maatschappij, opgericht 1853, is een bekende vereeniging, die zich ten doel stelt , de bevordering van kennis van het Roomsch Katholicisme en de bestrijding van het Ultramontanisme als den vijand van onze godsdienstige en staatkundige vrijheid".
Ook wil zij „de verspreiding van zuiver Protestantsche beginselen, de instandhouding van den vrijen Protestantschen geest en het Protestantsch bewustzijn".
Een tweeledig doel heeft de Evangelische Maatschappij alzoo: zich zetten tegenover Rome om de Roomsche Kerk en de Roomsche macht te bestrijden ; maar ook om : op te komen voor de Protestantsche beginselen en den Protestantschen geest te bewaren en te propageeren onder ons volk.
Wat is nu die Protestantsche geest: Wat zijn nu de Protestantsche beginselen ?
Als we naar het positieve van de Evangelische Maatschappij een onderzoek instellen, valt het niet mee. Men zegt zoo weinig wat nu de inhoud is van het Protestantisme — gelijk het gewoonlijk gaat' bij de menschen die spreken van het Protestantisme „zonder meer". Men legt dan gewoonlijk meer nadruk op hetgeen men niet is, dan op hetgeen wen wèl is. En wanneer men nog zegt wat men dan wèl is, dan doet men het nog in negatieven vorm en zegt: we zijn anti-Roomsch.
Waarom is men als „Protestant" zoo vaag in z'n beginselverklaring ? Vermoedelijk omdat men het positieve van het Gereformeerd Protestantisme of van het orthodoxe Lutherdom niet begeert en men liever op de vlakte blijft met allerlei schoon klinkende, maar toch eigenlijk nietszeggende algemeenheden.
Maar dat is voor óns juist de oorzaak, dat wij weinig of niets ophebben met „de Evangelische Maatschappij". Menschen, die niet opkomen voor het hart van het echte Protestantisme, moesten zich anders noemen. En menschen, die niet voor het Evangelie van Gods genade, in Jezus Christus geopenbaard, durven uitkomen en niet durven zeggen : wij willen niets anders weten dan het Evangelie des Kruises —, moesten zich niet tooien met den naam van „Evangelische" Maatschappij.
Men heeft ons oorzaak gegeven om hierover iets te schrijven.
Want men is zoo vriendelijk geweest — wat we zeer waardeeren — ons een klein boekje toe te zenden, een „Vraagboekje ten dienste van catechisaties", waarin „verschUpimten tusschen geloofsbegrippen van Protestanten en Roomschen" worden behandeld.
Aangaande Rome worden dan allerlei dingen genoemd : de Paus, de Voorrang van Petrus, de Bijbel, de Priester en de Sacramenten, de orde der Jezuïeten, de opperste vereering van Maria, enz.
Maar dan komen er ook twee hoofdstukjes over de Kerkhervorming en de vrijheid van Geweten.
Maar als daarin dan „de geloofsbegrippen van Protestanten" worden uiteengezet, is het toch eigenlijk treurig en jammerlijk armoedig, 't Eenige wat dan gezegd wordt is, dat Luther z'n 95 stellingen in het licht gaf (geen woord wordt er verder over de geloofsdaad van Luther gezegd!) en als de vraag gedaan is (het is een Vragenboekje) : „Waarom beschouwen wij deze gebeurtenis als een zegen ? " — dan volgt als antwoord : „Omdat het bederf, dat in de Roomsche Kerk was ingeslopen, door Luther met groote kracht en vrijmoedigheid is bestreden". En dat is dan alles, alles wat van de Hervorming gezegd wordt ! Van den positieven inhoud van dat ontzaglijk groote en wereldschokkende geloofs werk geen enkel woord.
Wel wordt in het volgende lesje over „de Vrijheid van Geweten" dan gememoreerd, dat Luther op den Rijksdag te Worms in 1521 gezegd heeft: „het is niet raadzaam iets tegen het geweten te doen".
Ook hier weer zoo opvallend algemeen.
Want is de daad van Luther nu b.v. geweest, dat hij geleerd heeft: voortaan moet ieder maar doen wat z'n geweten hem voorschrijft, en meer niet ? Is dat de prediking van Luther geweest ? Is dat de beweging van de Hervorming geweest, door mannen als Luther, Zwingli, Calvijn begonnen, voorafgegaan door voorloopers als Huss, Wicklef en anderen? Om het geweten des menschen te maken tot de hoogste autoriteit ? Is de Hervorming niet geboren uit de worsteling van arme zondaren aan den voet van het Kruis ? Is de Hervorming niet gekomen met de leer : dat de Kerk van Christus Kerk des Woords moest zijn en niet Kerk der Overlevering, Kerk van Christus, en niet Kerk van den Paus, terwijl de verlossingsweg in Jezus Christus het middelpunt van alles moest zijn, met de prediking van Gods vrijmachtig welbehagen ?
Wil men het dan in dit verband hebben over „de vrijheid van geweten", laat men dan als eerste stuk in deze leeren, dat de echte Protestanten van den Rijksdag te Spiers, in 1529 gehouden, gevraagd hebben om God te mogen dienen naar Zijn heilig Woord, en dat men hun consciëntie, die in deze mee getuigde, niet aan banden moest leggen.
Dan wordt het héél iets anders.
Dan gaat het er om, dat men onder beslag gekomen is van Gods Woord, van Gods Waarheid in de Schriften ons geopenbaard.
En neen ! dan kan men niet meer gehoorzamen de Overlevering der Roomsche Kerk, die van Gods Woord is afgeweken. Dat verbiedt ons dan het geweten. En het is niet raadzaam dat een Christen iets doet tegen de stem van z'n geweten ! Aan de stem van zijn geheiligd geweten, dat van God geleerd is naar Zijn Woord, mag hij zich niet onttrekken.
Jammer, dat er zoo'n gescharrel is met het woord Protestant en dat men het geweten zoo gaarne autonoom wil maken en tot een soort God verheffen.
Dat is in den grond van de zaak niet anders dan „afgoderij". Want dan gaat men naast of boven God, Die Zichzelf in Zijn Woord geopenbaard heeft, z'n geweten (dat door de zonde verduisterd is) stellen en wil men in den grond der zaak zoo gaarne naar zichzelf luisteren ! Liever dan als leerlingen van Christus te luisteren naar Gods Woord en getuigenis, dat in de Schriften tot ons komt.
Men wil niet aanvaarden, dat we moeten spreken van de zondige, van de verduisterde, van de dwalende stem van het geweten. En men wil niet erkennen, dat óók onze consciëntie geheiligd moet worden door den Heiligen Geest en geleerd door Gods Woord. Ook onze consciëntie moet gezuiverd worden van leugen en doode werken.
Als onze consciëntie zelfstandig verheven wordt tot iets naast of boven of tegenover Gods Woord, verloochent men het beginsel der Hervorming.
De Hervorming is gekomen met de autoriteit, met de waarheid, met de heerlijkheid van Gods Woord. En het Evangelie des Kruises staat in het midden. Daar zal de geheiligde consciëntie van den Christen gaarne bijvallen.
Waarom noemt en roemt men niet als het beginsel van het Protestantisme : de leer van de rechtvaardiging des zondaars door Jezus Christus ? Waarom zegt men niet, dat de Kerk van Christus de Kerk des Woords moet zijn ? Omdat men het hiermee niet eens is, misschien ?
Maar wij aanvaarden het niet, dat b.v. tot predikanten, tot zendelingen enz. gezegd wordt: predikt hetgeen uw consciëntie „zonder meer" zegt. Wij zeggen met den Heiland, dat het Woord, dat het Evangelie Gods moet worden verkondigd.
En ieders consciëntie zal aan dat Woord, aan dat Evangelie moeten worden getoetst en geconformeerd.
Niet de zondige mensch zal uit zichzelf het goede voortbrengen. Maar de mensch, de predikers vooral, zullen moeten vragen naar Gods Woord, Gods Wet, Gods Getuigenis. „Heere, maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend", zal de dagelijksche bede moeten zijn, met verzaking van onzen wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's