Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE EENHEID DER KERK. (4)
Na de eeuwenlange uniformiseering door Rome, traden de nationale verschillen na de dagen der Reformatie des te scherper aan den dag. Zoowel de Lutheranen als de Calvinisten zetten den strijd der middeleeuwsche secten tegen de Kerk voort, terwijl de nonconformisten (de niet-accoord gaande en andersdenkenden) optraden tegen de resten van de Roomsche Kerk, die in de Engelsche Staatskerk in wezen waren gebleven. In de Luthersche landskerken staan „vrije kerken" en secten op, om het „papistische zuurdeeg" te bestrijden in de dogmatische en in de kerkrechtelijke voorschriften. Maar ook de „vrije kerken" splitsen zich weer in tallooze andere : Presbyterianisme, Methodisme, Baptisme, Congregationalisme. Steeds ontstonden weer nieuwe tegenstellingen van collectieven of individueelen aard, die leidden tot nieuwe groepsvormingen en splitsingen.
Het land van de sectevorming bij uitnemendheid zijn de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, 't land van de onbegrensde mogelijkheden, dat geen geschiedenis heeft en de vrijbuiterij hoogtij kan vieren. En toen daar de „Disiples of Christ", om een einde te maken aan de atomiseering, „het eenvoudige Evangelie van Jezus" wilden stellen tegenover alle secte-en kerkvorming, had dat geen ander gevolg, dan dat er weer een nieuwe afzonderlijke groep ontstond naast de reeds bestaande.
De Kerkhistoricus tracht al deze splitsingen te verklaren. En al berust hun ontstaan dikwijls op - zondige motieven, toch ontstonden zeker vele er van uit het zoeken naar de waarheid en waren zij niet altijd louter een vloek, maar dikwijls ook een zegen. Zij hebben de Kerk in vele gevallen vernieuwende krachten toegevoerd Ook voor de Roomsche Kerk zelve is het soms een invloed ten goede geweest. Men denke op Roomschen bodem maar aan de ketterij der Waldenzen, hoe zy indirect door de Franciscaansche strooming ingewerkt heeft op de pauselijke Kerk. Of aan den invloed der Reformatie op de Roomsche Kerk. Dat het Roomsch-Katholicisme in Duitschland tegenwoordig vrijer en opgewekter is dan b.v. in de Roomsche landen, en dat het dikwijls krachtige evangelische inslagen vertoont, berust ook op de inwerking van de Hervorming. Evenzeer is de evangelicale beweging in de Anglicaansche Kerk te danken aan den invloed van het Methodisme. Ook de ketterijen der oude Kerk zijn niet zonder zegen geweest en oefenden een grooten invloed uit. Zij brachten de Kerk er toe b.v. het Christologische dogma in die evenwichtigheid, alzijdigheid en fijnheid uit te werken en te formuleeren, waarin wij het tegenwoordig in de geloofsbelijdenissen ken­nen als de twee-naturen-leer, „waarachtig God en waarachtig mensch" (perfectus Deus, perfectus homo). Wanneer we de geschiedenis nagaan, denken we aan 1 Cor. 11 vers 19 : „Want daar moeten ook ketterijen onder u zijn („oportet et hseresis esse"), opdat degenen die oprecht zijn openbaar mogen worden onder u". Oók opdat de waarheid in haar volheid en zuiverheid steeds duidelijker en helderder in het licht zou treden, en opdat alle bederf en daimonie (demonische invloed), die altijd weer in de Kerk van Christus binnensluipt, daaruit verdreven worde. „De splitsingen der Kerk" (zegt prof. Heiier) „zijn vloek en zegen tegelijk en men zou er haast toe geneigd zijn een Kerkgeschiedenis te schrijven uit het oogpunt van den zegen der splitsingen — uit het oogpunt der altijd nieuwe renaissance van den Oerchristelijken geest. De vloek echter overweegt den zegen. Immers elke isoleering van een waarheid, elke afscheiding en groepvorming beteekent wel voor 't oogenblik een scherper inbeelding van een waarheid, maar leidt noodzakelijk in den loop der ontwikkeling tot verarming. En dan — van hoe onzegbaar veel tranen, van hoeveel leed, van hoeveel oorloges en bloedvergieten tengevolge van de splitsingen der Christenheid is de wereld getuige geweest! Hoeveel liefdeloosheid en hardheid, hoeveel tegenstrijdigheid met het gebod van Christus en met het wezen Zijner Kerk ligt in deze splitsingen ! Daarom moet de éénheid van Christus' Kerk voor oogen gehouden worden, om die eenheid der Kerk te bevorderen, zonder verloochening van de Waarheid.
(Wordt voortgezet).

EEN VALSCHE VOORSTELLING.
Wij hadden gelegenheid de laatste dagen wat te kunnen lezen in „Verzamelde Studiën" door prof. dr. A. Bruining, in leven hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam. Deze „Studiën" zijn door de dochter, dr. N. A. Bruining, na den dood van haar vader, in drie deelen uitgegeven bij de firma Noordhoff te Groningen en tegenwoordig voor een matig prijsje te verkrijgen bij verschillende boekhandelaren, die met „goedkoope aanbiedingen" werken. Het spijt ons volstrekt niet, dat wij deze „Verzamelde Studiën" van prof. Bruining, die oud-modern was, nu in ons bezit hebben, want er staan vele interessante artikelen en studiën in, waaruit we kunnen gewaar worden hoe mannen als Bruining, Meijboom e.a. over dogmatische, kerkelijke, wijsgeerige onderwerpen dachten en hoe zij, in hun dagen, stonden tegenover de vragen van den dag, die zich op theologisch en godsdienstig gebied aandienden.
Het eerste deel (348 blz.) bevat: „Dogmenhistorische studiën" ; deel twee (400 bladz.) : „Wijsgeerige en dogmatische studiën", en deel drie (343 bladz.) : „Studiën van verschillenden aard". Wij hebben lang niet alles gelezen. Met het eerste deel begonnen we, maar we zaten spoedig in het derde deel te snuffelen, waar belangrijke artikelen te vinden zijn, o.a. „Godsdienst en Verlossingsbehoefte", „De toekomst onzer theologie", „De Kentering in het Modernisme" (naar aanleiding van een rede van dr. Roessingh, waarbij dan door prof. Bruining het oud-Modemisme en 't nieuw-Modernisme van de „Malcontenten" besproken wordt) enz. In het tweede deel vinden we o.a. studiën over : Intellectualisme, het leerstuk der schepping, Pantheïsme en Theïsme, het geloof aan God en het kwaad in de wereld, de vrijheid van den menschelijken wil, enz. enz. In het eerste deel staan de volgende „Studiën" : Lutheranisme, Roomsch-Katholicisme en Zwinglio-Calvinisme in de 16de eeuw ; De grond der geloofsverzekerdheid bij Luther ; Melanchton en het Lutheranisme ; Het Anti-Trinitarisme in den Hervormingstijd ! Servet; De Socinianen ; De Roomsche leer van het Donum Superadditum; De Roomsche Kerk en Augustinus, enz.
Men ziet, 't is een rijkvoorziene disch ! En we kunnen begrijpen, dat theologen van grooter kennis en grooter vermaardheid dan wij zyn, ook Gereformeerde theologen, verklaard hebben, dat het een voorrecht is te achten, dat deze Verzamelde Studiën" van prof. Bruining, die anders in verschillende tijdschriften zoo goed als verloren zouden zijn, op deze wijze zijn bewaard geworden en nu gemakkelijk kunnen worden nageslagen.
Wanneer wij nu boven dit artikel hebben gezet: „Eerivalsche voorstelling", bedoelen we niet, dat we in de „Studiën" van prof. Bruining iets gevonden hebben, waarvan wy zouden moeten zeggen : „hier geeft de geleerde schrijver een valsche voorstelling van de dingen". Daar hebben we het niet over. Maar er loopt onder de Modernen, met name ook onder de Vrijzinnig Hervormden, een legende, die men nu al jaren en jaren van hand tot hand doorgeeft, n.l. dat de Hervormers, ook Luther, als hoogste beginsel in de dagen der Reformatie hebben geproclameerd : dat het geweten met autoriteit bekleed is en dat wij. Protestanten, naar de inspraak van het geweten hebben te handelen — zonder meer.
„De souvereiniteit des gewetens", is het mode-woord van den Vrijzirmige. En zoo wordt het geweten van den mensch, dat is de mensch zélf (de menschelijke spraak, de menschelijke meening, 't menschelijk oor­ deel) de hoogste autoriteit in de theologie, in den godsdienst, in de Kerk, ja, overal.
Dan ontkomt men aan de autoriteit van Gods Woord, van de Heilige Schrift, van 't geschreven Woord Gods, van den Bijbel.
En dan komt men in de ruimte te staan, in de vrijheid. Dan krijgt men autonomie, zelfbeschikkingsrecht. Dan wordt men z'n eigen baas. En men heeft het voordeel, dat men anderen verbieden kan, om met een andere meening te komen, want een ander heeft niet het recht om over de conscientie van iemand te heerschen of het geweten van iemand aan banden te leggen. Vrijheid, blijheid ! En in de ruimte uitvliegend, ontvlucht men Gods Woord. Dat brengt dan ook de „vrijheid" in de Kerk. Want immers dan is veroordeeld alle gebondenheid, alle tucht, elke belijdenis; zelfs Gods Woord, de Bijbel, is op die manier zonder medezeggenschap, want het geweten des menschen, en dus des menschen gevoelen, is immers met de hoogste autoriteit bekleed ! Wie zou het durven wagen den „Koningsmensch" in z'n vrijheid te binden ? Immers niemand !
Maar de Hervormers kwamen niet met den „Koningsmensch", die verwaten op een troon klimt en proclameert: „ik ben de waarheid"; om dan voor die menschwaarheid onbeperkte vrijheid te eischen.
Dat hebben wel altijd de revolutiemannen, de anarchisten, de communisten, de socialisten, de bolsjewisten gedaan. De mensch zelf is daar immers God ; en met de souvereiniteit van den waren, den eeuwigen, den levenden God — slechts een waandenkbeeld van de dwaze, domme, slaafsche Christenen ! — is het uit!
Liberalisme en Socialisme zijn in zooverre in deze verwant, dat men net zoo gemakkelijk zegt: „de Staat ben ik" als „de waarheid ben ik", „de souvereine ben ik" enz. Het mensch-woord is met gezag bekleed, het Woord Gods van gezag beroofd !
De gewone voorstelling van de Modernen, ook van de Vrijzinnig Hervormden, is, dat de Hervorming ons gebracht heeft „de souvereiniteit van het geweten des menschen" en dat alle andere gezagsobjecten sinds van de baan zijn, óók de Bijbel. Terwijl er in werkelijkheid niets waars is in deze legendarische voorstelling. Want de Hervorming heeft niet vrijheid gevraagd voor des menschen gevoelen, zonder meer, maar de Reformatie heeft de volstrekte souvereiniteit van Gods Woord, van de Heilige Schrift, van den Bijbel geproclameerd. Waarbij ook het geweten van den mensch en des menschen ervaren, des menschen gevoelen, des menschen denken en des menschen leeren, de gebondenheid aan de Heilige Schrift moest betrachten, om zoo bij de Waarheid Gods te leven en naar Gods Woord te handelen en te wandelen. De Reformatie kwam op voor de vrijheid, om God vrij te mogen dienen naar Zijn Woord, in tegenstelling van de slaafsche gebondenheid aan de traditie, aan het gezag der Kerk, aan de souvereine macht der geestelijkheid, zooals Rome dat voorstond.
Juist omdat de Kerk het gezag geroofd had van Gods Woord, om zelve zich de kroon op 't hoofd te zetten, waardoor de geestelijkheid, de Kerk, als een god op den troon kwam ritten, vroegen de Hervormers, dat Gods Woord over ons zou heerschen en de Kerk, de geestelijkheid, niet anders zou doen dan in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift, spreken en handelen. Waarbij men aan degenen, die dat wilden verhinderen, vroeg : geef ons vrijheid om met een vrij en gerust geweten God vrij te dienen naar Zijn Woord. Niet; om God te dienen op willekeurige wijze ; in wegen van spiritualistisch anarchisme. Maar: om God te mogen dienen naar de overtuiging des harten, in alles wijsheid puttend uit het Woord, in alles gehoorzaam zijnde aan de Heilige Schrift, waarvan de geesten, die niet uit God zijn, de menschen los maken, maar waaraan de Geest des Heeren de Christenen bindt, om ze in te leiden in alle waarheid, die naar Gods Wet en Getuigenis is.
Tegenover die valsche voorstelling, die veelal door Modernen, ook door der Vrijzinnig Hervormden, telkens gegeven wordt, n.l. dat het bij de Reformatie ging om de souvereiniteit van het geweten des menschen, verzet prof. Bruining zich in zijn belangrijk en lezenswaardig artikel: „Lutheranisme, Roomsch-Katholicisme en Zwinglio-Calvinisme enz." En hij zegt zeer terecht, dat het toen veeleer ging om „het meest strenge Schriftgezag". Deel I, bladz. 13.
Zou men in vrijzinnige kringen die legende aangaande het beginsel der Hervorming nu niet eens voor goed kunnen en willen uitroeien ?
Want wat men ook nu nog weer gedurig vertelt, is niets dan een valsche voorstelling.
Niet de souvereiniteit van het geweten, maar het volstrekt gezag van den Bijbel moeten we als goede Protestanten, als goede Hervormden, hebben.

„HET MEEST STRENGE SCHRIFTGEZAG".
Prof. dr. A. Bruining schrijft over bovenbedoelde kwestie in zijn „Studiën" (Deel I, bladz. 13) letterlijk het volgende :
„Velen formuleeren aldus: Volgens de roomsche theorie wordt de kennis van den weg der zaligheid den mensch van buiten af, door de Kerk aangebracht en heeft hij haar eenvoudig op gezag der Kerk aan te nemen; naar protestantsche opvatting moet het geloof persoonlijke, eigengevormde overtuiging zijn. Maar deze formuleering is onzuiver. Niemand der zestiende-eeuwsche protestanten, Luther en ook Zwingli zelven niet uitgezonderd, heeft, mogen wij veilig zeggen, er ook maar in de verte aan gedacht, de persoonlijke medezeggenschap te geven in zaken van geloof, aan 's menschen rede en geweten recht tot oordeelen op het gebied der bovenzinnelijke waarheid toe te kennen" (bladz. 12).
In plaats van de souvereiniteit van de Kerk vroegen zij om de Schrift, waarvan zij — in tegenstelling met Rome — beleden dat zij „in zichzelve volkomen duidelijk is".
„Het is niet ongewoon, Luther te hooren voorstellen als den man, die tegenover de roomsche gezagstheorie het recht der persoonlijkheid, de souvereiniteit des gewetens op godsdienstig gebied, heeft geproclameerd en doen gelden".
„Ook al mocht van Luther gezegd kunnen worden, in de eerste periode zijner refformatorische werkzaamheid metterdaad de souvereiniteit der persoonlijkheid in geloofszaken te hebben gehuldigd" (wat niet waar is, en wat prof. Bruining zelf in een noot tegenspreekt; zie hieronder) „waar het geldt de verhouding, waarin de protestantsche partijen der 16e eeuw onderling en tegenover Rome hebben gestaan, Is het de vraag, welk beginsel hij als leider van de Duitsch-protestantsche partij heeft vertegenwoordigd, welk beginsel hij zijnen volgelingen heeft voorgehouden s en dezen van hem hebben overgenomen. |
En dit is — dat lijdt toch geen twijfel — het beginsel geweest van het meest strenge Schriftgezag.
Bij de Hervormers is het niet geweest, dat de mensch, gelijk eerst van het leergezag der Kerk, ook van het gezag der Schrift zich ging emancipeeren.
„Dit is er door de hervormers niet in gezien en allerminst mede bedoeld, Bij hen is het enkel geweest het stellen van het ééne gezag in plaats van een ànder".
Het ging bij Luther c.s. om een rechtmatig gezag, n.l. de Schrift te stellen in de plaats van een aangematigd gezag, n.l. de geestelijkheid en de Kerk.
Merkwaardig is in dit verband wat prof, Bruining op bladz. 14 in een noot zegt, Daar lezen we :
„Ook al mocht van Luther gezegd kunnen worden, metterdaad in de eerste periode zijner reformatorische werkzaamheid de souvereiniteit der persoonlijkheid in geloofszaken te hebben gehuldigd: zeide ik boven. Maar ik kan niet nalaten daarbij op te merken, dat het m.i. zeer twijfelachtig is, of dit met recht van hem kan worden gezegd. In geen geval, dunkt mij, mag men zich op de verklaring te Worms beroepen. Immers de woorden „weil  wider das Gewissen zu handeln beschwerlich, un heilsam und fahrlich ist" (d, i. — omdat het gevaarlijk is en niet raadzaam  iets tegen z'n geweten te doen) „zijn niet te scheiden van het onmiddellijk voorafgaande „sintemal ich im Gewissen am Gottes Wort gefangen bin" — waarin dan nu met „Gottes Wort" blijkens het verband van het geheel, de Schrift bedoeld is
Ook prof. Bruining zegt dus nadrukkelijk va dat Luther zich in zijn geweten gebonden en gevangen wist door Gods Woord, door de Heilige Schrift, en dat hij het nu niet raadzaam vond iets te doen tegen z'n geweten, dat is tegen het getuigenis van Gods Woord, van de Heilige Schrift.
„Het meest strenge Schriftgezag" moet in de Reformatie gehandhaafd blijven !
En het echte Protestantisme moet zich daaraan ook houden !
In alles moeten we, in onze ziel, in onze conscientie, in ons denken, in ons gelooven en belijden, ons gebonden weten aan de Heilige Schrift!
En met name het Calvinisme wil alles: gezin. Kerk, school, maatschappij, wetenschap, kunst, enz. enz. stellen onder de autoriteit van Gods wil en waarheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's