Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

HIJ EN IK.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij moet wassen, maar ik minder worden. Johannes 3 : 30.

Sedert de stichting van het Christendom is de haat er tegen openbaar geworden.
De stichter werd gekruist; de aanhangers werden vervolgd of gedood. En op zijn minst ontvingen zij de versmading van de kinderen der wereld.
Hoe komt dat toch ?
Het natuurlijk hart van den mensch kan het met Christus niet vinden. Een aanhanger van den versmaden Nazarener te zijn is verre van uitlokkend.
Maar bovenal, de Heere Jezus Christus is zoo veeleischend. Hij vraagt niet slechte, dat wij willig Zijn kruis zullen dragen, maar Hij eischt op het gansche leven des menschen, hoe ver vertakt ook, opdat het Hem gewijd zal worden.
Hij eischt van ons ondergang, opdat Zijn invloed bevestigd kan worden. Deze gedachte wordt u zoo duidelijk vertolkt in het bijbelwoord, boven deze overdenking afgedrukt.
Geweldig is het optreden van Johannes den Dooper geweest.
Gekleed in een harig kleed, kwam hij in den geest en de kracht van Elia om Israël, ja, om al zijn hoorders het oordeel Gods aan te zeggen.
Geen zondaar werd gespaard. Soldaat en tollenaar, maar ook Farizeër en Schriftgeleerde kregen een gepast woord op hun levensweg mede.
Bij het ontstaan van berouw, doopte hij tot vergeving der zonden en wees hen naar den Messias, die in hun midden stond : het Lam Gods, gereed om de zonden der wereld weg te dragen.
Geen wonder, dat de menigte tot hem uitstroomde. Deputaten uit Jeruzalem werden naar hem heengezonden met de vraag, of hij de herrezen Elia, of de beloofde Messias was.
Zes maanden later begint Jezus Zijn taak onder het volk. Toegerust door den doop van Johannes en de verzoeking in de woestijn, gaat Hij naar Jeruzalem om den tempel, het huis Zijns Vaders, te reinigen. Hierop gaat Hij naar het vlakke land van Judea, om niet ver van het terrein, waarop Johannes arbeidde, te prediken, terwijl Zijne discipelen doopten.
Was dit nu wel noodig, dat deze beide beroemde predikers zoo dicht bij elkaar werkten ?
Was het niet krenkend voor Johannes, te bemerken, dat zijn toeloop verminderde, omdat de één na den ander liever naar den nieuwen prediker ging ?
Johannes werd met die vraag door zijn eigen discipelen lastig gevallen.
En wat antwoordt hij nu ?
Dit: „Hij" — n.l. Christus — „moet wassen, maar ik minder worden".
Welk een geloofswoord van den Dooper ! Hij was zich bewust slechts wegbereider te zijn voor Hem, die als de Koning Israels zich onder Zijn volk openbaren wilde.
Hij was er van overtuigd, dat hij slechts een getuige van het Licht was, maar dat Jezus het Licht zelf was, gekomen in de wereld om een iegelijk te verlichten.
Hij zag in zichzelf slechts een vriend van den Bruidegom, die zich verheugen mocht in de huwelijkssluiting tusschen Christus en Zijn volk, maar die, zooals van zelf spreekt, een zeer bescheiden positie innam.
Hij zag in Christus den hemelling, die hemelsche woorden sprak, terwijl hij slechts uit de aarde was.
Daarom sprak hij 't woord, indruischend tegen vleesch en bloed, uit: „Hij moet wassen, maar ik minder worden".
Dat woord is in vervulling getreden. Johannes werd door Herodes gevangen gezet, en later onthoofd. Zoo zakt de invloed van den machtigen Dooper weg, maar Jezus gaat voort te midden Zijns volks te prediken het welbehagen des Vaders, zoodat de schare het uitjubelt: „Een groot profeet is onder ons opgestaan !"
Gelukkig, als de leeraren in onze dagen het Johannes'-woord leeren beoefenen. Het kost ons zooveel om tevreden te zijn met vermindering van onzen aanhang, en verheugd te zijn als door anderen de schare Christus verkondigd wordt.
Het is wel eens moeilijk om het heenwijzen naar Christus te zien bekroond met een minder worden van onszelf. Ook, ja, bovenal, de dienaren des Woords hebben zoo noodig de toename van Christus' heerschappij in hun eigen leven, opdat zij aan al hun eigen wijsheid en deugd en kracht zullen leeren sterven.
Rijze ook in onze dagen het gebed der Gemeente op, opdat de leeraars, door Gods Geest gedrongen, die plaats mogen innemen, die Johannes zichzelf toedacht !
Het is voor alle kinderen Gods zoo zwaar om hun „ik" te leeren verliezen.
In den aanvange des geestelijken levens is er een steunen, op hetgeen Gods kind in geestelijke verrichting toont. Ondanks veel vermaan, wordt het zoo slecht ingezien, dat de genade Gods alleen plaats laat voor den „Hij" van ons Schriftwoord.
Gelukkig, dat dit toch geschiedt. Het moet, volgens Johannes. Het is immers Godverheerlijkend, het is de eenige weg voor ons heil.
Hebt ge er op gelet, dat „Hij moet wassen" voorop staat. Het aanwassend leven van den Christus drijft het oude leven uit. Hoe meer groei van Christus' leven, hoe meer afname van het „ik-leven" van den mensch. Bij het opgaan van Zijn goddelijk licht in onze ziel, verdwijnt al óns licht, gelijk de zonneopgang het sterrenlicht verdonkert.
Door Zijne wassende priesterlijke bediening in ons leven wordt Zijn eenige offerande en gebed dierbaar, en verdwijnen onze offertjes en gebedjes, waarop wij vaak zoo steunen.
Door Zijne toenemende koninklijke heerschappij wordt onze zelfhandhaving en zelfregeering verminderd en leeren wij alleen veilig en zalig zijn onder Zijne heerschappij.
In dit leven zal er helaas maar al te vaak strijd overblijven. Het is en blijft een worsteling tusschen „Hij" en „ik". Er kunnen tijden zijn, dat van dien tweestrijd zoo weinig bemerkt wordt. Het zijn de tijden, waarin het „ik" weer zijne heerschappij uitoefent. Het kunnen moeilijke tijden zijn, als de doorwerkende macht van Christus' genade zoo gemist wordt en Gods kind alleen zijn afschuwelijk, hoogmoedig „ik" ontdekt.
Johannes moest sterven, en toen wies de machtige invloed van Jezus Christus. Pas als uw „ik" den dood ingaat, kan Christus, als de wijsheid en gerechtigheid, ja, als uw verlossing gekend worden.
Dat zijn slechts zeldzame oogenblikken. Tijden, waarnaar gij terug verlangt, maar ook tijden, die u heenwijzen naar de verre toekomst.
Christus' invloed in deze wereld is zoo klein. Satan is nog steeds haar overste en zijn heerschappij lijkt onbeperkt.
Maar Christus' heerschappij, vergroot door het toebrengen van meerdere onderdanen, zal eenmaal volkomen zijn uitgegroeid, als Hij als Koning verschijnen zal op de wolken des hemels.
Gelukkig tijdstip voor al de kinderen Gods ! Geen klacht wordt dan meer vernomen over de slechte beleving van dit Schriftwoord. Het brutale „ik" zal dan voor immer zijn invloed hebben ingeboet.
En „Hij" zal Koning zijn, niet slechts op aarde, maar ook in de vernieuwde menschheid.
Dan is de strijd tusschen „Hij" en „ik" uitgestreden en beëindigd in de volle overwinning van den Christus.
Wat zal dat rijk zijn !
En omdat Hij met Zijn goddelijk leven ten volle Zijne kinderen doorstroomt, zal de ontelbare schare uit volle borst jubelen : „Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden".
Zal onze stem ook zijn in het koor dezer jubelzangers ?
Rotterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's