Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTELIJKE ETHIEK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eerste oorzaak, waarom God den huwelijken staat heeft ingezet, is volgens Gods Woord en ons huwelijksformulier : „dat de een den ander trouw zou helpen en bijstaan in alle dingen, die tot het tijdelijke en eeuwige leven behooren". Wat de huiselijke, maatschappelijke dingen aan­ gaat, zullen man en vrouw „elkander helpen en bijstaan", in heerlijke samenwerking. Niet 't minst ook zullen zij in kerkelijke dingen „elkander helpen en bijstaan", medestrijders en medebelijders zijnde in 't Koninkrijk Gods ; erfgenamen des eeuwigen levens zijnde, waarom ook moet worden gewaakt, dat het gebed niet verhinderd wordt. Geestelijke samenstemming is alzoo noodig tusschen man en vrouw. En ze moeten elkander helpen en bijstaan in den strijd om 't bestaan !
Daarom moet er voortdurend uitwisseling van gaven en krachten en gedachten plaats hebben tusschen man en vrouw, waarbij geen sprake is van „meerdere" en „mindere" ; maar wel zal men moeten weten te staan op de plaats, waar God, onze Schepper, ons gesteld heeft : de man als man, de vrouw als vrouw ; de man als het hoofd, de vrouw als hem ter hulpe ; saam één van hart en één van zin.
Het echte, ware, gelukkige huwelijk eischt niet, dat beide echtgenooten „precies gelijk" zijn. Wél, dat ze „één van hart en één van zin" zijn, waarbij het gemeenschappelijk gebed niet verhinderd worde. Verscheidenheid, onderscheid is heel natuurlijk, maar met de éénheid als ondergrond.
Van „minderwaardigheid" mag geen sprake zijn. De vrouw is anders dan de man, maar volstrekt niet minderwaardig, in vergelijk met den man. En dat de man als een minderwaardige zou staan tegenover de vrouw — zou het huwelijk tot een mislukking, tot een belaching maken. De man, die zijn vrouw als een minderwaardige zou behandelen, als een nederige dienstmaagd, om nergens voor te leven dan hem te dienen, om z'n eten te koken, z'n schoenen te poetsen en hem gewillig onderworpen te zijn in z'n lusten, is zélf minderwaardig ! Want man en vrouw zijn niet gelijk — gelukkig niet! — maar 't zijn beiden persoonlijkheden, door God als mensch als redelijk, zedelijk schepsel geformeerd, beiden beelddragers Gods, beiden „erfgenamen des eeuwigen levens", zooals de Kerk van Christus onder ons zich in het huwelijksformulier uitdrukt.
Zóó durft Paulus het ook aan, geïnspireerd door den Heiligen Geest, om de vergelijking te maken : Christus het Hoofd, de Gemeente het lichaam — alzóó de man het hoofd, de vrouw het lichaam.
Daarbij heeft God nu de heilige ordinantie des huwelijks gegeven, dat deze twee één zullen zijn, waarbij de een niet over den ander zal heerschen, maar waarbij het ideaal zal zijn, dat men samen-leeft, in echt-verbintenis.
En hoe meer men elkander leert kennen, zal men elkander begeeren te helpen en bij te staan, in geloof en liefde. De vrouw zal dan mee leven met den man in zijn arbeid en den strijd om het bestaan, dien hij te strijden heeft. De man zal dan trachten te verstaan wat de huiselijke zorgen zijn van de vrouw en van de moeder. Zonder dat de vrouw den man het werk uit de handen neemt en de man de plaats van de vrouw gaat innemen, zal men toch samen-leven, samen-bidden, samen-strijden, samen-werken, om alzoo saam te genieten den dubbelen zegen in voorspoed en bij smart, die het huwelijksleven door Gods genade komt brengen aan degenen die God vreezen en elkander liefhebben !
Daarbij wil God, dat alles wat op het terrein van de geslachtsverscheidenheid ligt in het huwelijk door man en vrouw zal worden gezien bij licht van boven, opdat het heerlijke, het goddelijke wat hier geschonken is (door God, onzen Schepper, Zelf) niet neergetrokken worden in de sfeer van het onreine, onheilige, slechte en gemeene, maar gehouden wordt in de sfeer van het geoorloofde, het goddelijke, zooals de Heere het ons gegeven heeft. Want het zondige, onheilige, gemeene draagt op dit terrein den vloek in zich zelf, een veelvuldigen vloek voor lichaam en geest, voor individu en gemeenschap, terwijl hetgeen God Zelf ons gaf tot een rijken zegen en groote vreugd kan zijn, voor persoon en gezin.
Helaas ! is het reine door allerlei oorzaak dikwijls onrein en gemeen geworden en de gevolgen voor jong en oud ken dan kunnen niet uitblijven. Daarvoor moet gewaakt worden van der jeugd afaan:
Het zou onredelijk en onnatuurlijk zijn — en strijdig met Gods scheppingsordinantie — het natuurlijk gebruik van 't geen God ons gaf in het huwelijksleven uit te schakelen, te minachten of te veroordeelen en te verbieden. Maar dit natuurlijke, dat tegelijk zoo diep ingrijpt in ons geestelijk leven, moet recht gezet worden en getrokken onder het licht, dat God er over doet uitstralen in Zijn Woord. En hier ligt — laten we het maar eerlijk bekennen — niet zelden groote schuld, óók in de kringen van hen, die Gods Woord lezen en den Naam des Heeren belijden.
Het vraagstuk van de kinderbeperking met het opzettelijk ontloopen van den kinderzegen, komt hier aan de orde.
En in onzen gemakzuchtigen, weelderigen tijd in alle klassen van de maatschappij — ook in crisis-en malaisetijd —wordt dit hoe langer hoe meer een dreigend gevaar. Het samen dragen van het huwelijksleven vindt hoe langer hoe meer bestrijding, om daarvoor in de plaats te stellen het samen genieten van uithuizigheid, dat zoo arm maakt en zoo ellendig. Terwijl de zegeningen van het huwelijksleven man en vrouw nauwer aaneen verbinden en het gezinsleven verrijken — ook de zegen van de lasten en de zegen van de zorgen van het huiselijk leven is oneindig groot — zijn de „genietingen" van het los-van-elkander leven en de genoegens van het buitenshuis-leven tot een vloek en velerlei ellende.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

CHRISTELIJKE ETHIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's