Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in den gebede." Rom. 12 : 12.

Drie schoone uitspraken, Gel.
De Apostel Paulus spreekt tot dezulken, die door vrije, opzoekende genade met Christus op 't allernauwst vereenigd, in Hem het leven mochten vinden.
Wedergeboren tot een levende hoop, is de opwekking om zich in de hoop te verblijden, voor hen zeer gepast.
Immers, de uitnemendste van al Gods kinderen heeft nog steeds noodig te bedenken, dat alles wat wij hebben, alleen vrije genade is.
En dat niet alleen, maar ons is ook noodig te bedenken, hoe de Heere wil, dat wij die genade zullen aanleggen, niet als een talent, dat in de aarde wordt begraven, maar als een kapitaal, dat vermeerderd moet worden.
Zich te verblijden in de hoop, is dus met dankbaarheid te genieten de genade, u van God geschonken.
De hoop is het anker der ziel.
Daar ligt het scheepje aan vast, te midden van stormen en schuimende golven. En wie zijn het, die zich in de blijde hoop mogen verheugen ?
Alleen Gods rechtvaardigen !
In die blijdschap der hope, gel., reist ge moedig voorwaarts, bij al hetgeen u dringt en omringt.
Dan gaat de ziel door goed en door kwaad gerucht, in het vaste vertrouwen, dat uw Zaligmaker en Heere u helpen, ondersteunen en troosten zal, overeenkomstig Zijn eigen Woord en getuigenis ; „Ik zal u niet begeven noch verlaten ; Mijn oog zal op u zijn."
Die hoop voert u gedurig als op de hoogte van Pisga, vanwaar gij, zij het ook uit de verte, het beloofde land moogt aanschouwen.
Die God, die deze heerlijke hope in Zijn gunstvolk gewekt heeft, geeft ook psalmen in den nacht en maakt hunne voeten vaardig tot het loopen van het pad Zijner geboden.
Die hoop geeft ook kracht om geduld te oefenen in verdrukking.
Gods uitverkorenen toch hebben lijdzaamheid van noode, zullen zij, den wil van God gedaan hebbende, eens de kroon des eeuwigen levens beërven.
De duivel, de wereld, het eigen zondig, totaal verdorven vleesch, zij allen houden niet op hen gedurig aan te vechten.
Vandaar dat zij gedurig de Alvermogende en Goddelijke ondersteuning noodig hebben van Hem, wiens kracht en genade in de zwakheid der Zijnen wordt volbracht.
In wat een groote mate hebben zij Zijn sterkte noodig in den strijd tegen hun geliefkoosde boezemzonden, in de verzoekingen, beproevingen, en vooral tegen de listen en lagen der in-en uitwendige vijanden.
Ook hun kracht faalt, als zij die 't meest van noode hebben, want zij zijn zoo geheel weerloos en machteloos, telkens in gevaar van te bezwijken en om te komen op den weg.
In hen is geen kracht tegen de menigte, die tegen hen opkomt en opdat zy Zijn sterkte, genade en hulpe gedurig zullen afsmeeken van den Heere, zoo behaagt het den Heere weleens naar Zijn vrijmacht Zijn vriendelijk Aangezicht voor hen te verbergen, hen schijnbaar aan hen zelven over te laten, en dan ?
Dan zinken zij en wordt hun klacht gehoord : „Hoe lang, o Heere, zult Gij UW aangezicht voor ons verbergen ? "
Zoo verbreekt Hij hun eigen kracht, opdat zij in diepe machteloosheid Zijn sterkte zullen aangrijpen en zich daaraan vastklemmende, zullen roemen : „De Heere is mijn sterkte, de Heere is mijn levenskracht; Hij is mij tot heil geweest."
Geduldig zijn in de verdrukking, is nog iets anders dan onverschillig te wezen. Het is zich kinderlijk onderwerpen aan den wil des Heeren om geloovig Hem te volgen, die op Zijn tijd en wijze Zijn verdrukt Sion zal doen juichen en verblijd zijn om Zijns zelfs wil.
En nu volgt de opwekking van den Apostel om te volharden in den gebede.
Immers, die volhard zal hebben tot den einde toe, zal zalig worden.
Neen, al weten wij, dat het gebed het uitnemendste stuk der dankbaarheid en daarenboven een machtig wapen in den strijd is ; al weten wij, dat de weg des gebeds ons door God is voorgesteld als de weg, waarin de Heere ons ontmoeten en zegenen wil, toch is daarmee volstrekt nog niet gezegd, dat wij menschen van gebed zijn.
Om te volharden in 't gebed inoet men leeren, wat bidden eigenlijk is.
En bidden, gel., bidden leert de ziel eerst aan den troon der genade, ais de Heere, de vrijmachtige God, het harde hart des zondaars komt te verbrijzelen en Hij hem in 't verborgene op de knieën doet zuchten, weenen en treuren om zijn zonden. Want dan wordt bewaarheid de uitspraak des dichters :
„Het innigst en welsprekendst bidden, Dat is een zucht, dat is een traan."
Ja, als de Heilige Geest in ons bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen, dan heeft het vuur van 's Heeren genade ons aangeraakt. Dan wordt de ziel gelouterd en leert zij door eigen ervaring te midden van alle moeiten en gevaren, dat de Heere Zijn gunstvolk niet verlaat, maar het door Zijn Goddelijke kracht uit alle benauwdheden redt.
Die nabijheid, die hulpe Gods nu wordt 't meest gezocht en genoten in de donkerheid.
Die bevindingen, volk van God, moeten u leeren gemoedigd voort te gaan op den pelgrimsweg, naar Sion. Zij maken u ook bekwaam om anderen te leeren en te vertroosten. Valt hier ook de beproeving des geloofs al eens zwaar, eens, dat is zeker, zult gij den Heere danken, dat Hij u door verdrukking, gebed en lijdzaamheid leerde, omdat gij juist daardoor bevinden mocht, dat uw God getrouw en almachtig is.
Wat u dan ook treffe en wedervare, de kracht der hope zal u sterken in alle beproevingen van Gods Vaderhand. Wat meer zegt, Gods genade zal u genoeg zijn om geduldig en met lijdzaamheid te loopen de loopbaan, u voorgesteld.
O, bij die hope, die niet feilen kan, in 't vooruitzicht van die alles overtreffende zaligheid, uitverkoren doemelingen weggelegd en beloofd, zijn bergen vlak en zeeën droog.
Die hope toch, volk van God, kan niet beschamen ; want God, de Amen, de Waarachtige en getrouwe Getuige, is gisteren en heden dezelfde en tot in alle eeuwigheid.
Hij zal Zijn ellendigen niet begeven noch beschaamd doen uitkomen, maar hen eens in heerlijkheid tot Zich nemen, opdat het zij :
„Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen !”
G.-N.H.
J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's