Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PINKSTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PINKSTEREN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 2:4. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest en begonnen te spreken met andere talen, zooals de Geest hun gaf uit te spreken.

De wereld, waarin wij leven, is een toonbeeld van verwarring. Nergens is in dit moderne leven onder de menschen samenhang en eenheid te ontdekken. De Schrift leert ons wel, dat uit éénen bloede, uit een enkel ouderpaar allen stammen, maar het verschil tusschen rassen en volken is zoo groot, dat het uiterst moeilijk wordt die eenheid terug te vinden bij zoo groote verscheidenheden. De menschen-typen gaan uiteen in gelaatskleur en lichaamsbouw. Zij mogen dan uit één menschenpaar zijn opgekomen als uit één kiem, ontkend kan niet, dat deze planting vele variëteiten voortgebracht heeft. En zooals de volken lichamelijk verschillen, zoo zijn zij ook zielkundig verscheiden. Dit is het merkwaardige, dat naast geestelijke gaven, waarin alle menschen met elkander geheel overeenkomen er toch ook zijn, waarin zij uiteengaan en elkander niet gelijken. Er bestaat eenvormigheid in het grondwezen van den menschelijken geest, die zich openbaart in hunne redelijkheid, maar in al wat met het gevoelsleven saamhangt, is er eene wonderrijke verscheidenheid. Daarom is er zulk een groot verschil in levenswaardeering en wereldbeschouwing. Het is dan ook zeer verklaarbaar, dat zij, die buiten het licht van Gods Woord staan, met het oog op deze geweldige verscheidenheid van de eenheid des menschelijken geslachts, van een gemaakt zijn uit één bloed niet willen weten. De veelheid van rassen en de gevarieerde levensvormen schijnen hun met zulk eene eenheid in afstamming niet vereenigbaar te zijn.
Toch is dit bezwaar slechts schijnbaar van beteekenis, want niet slechts Gods Woord, maar ook de ervaring leert, dat de wondere rijkdom van Gods scheppend vermogen in en door het ééne het vele voortgebracht heeft. Eenheid in veelheid van vormen is eene ordinantie Gods, die in Gods schepping steeds zich openbaart. Hij schiep alle dingen naar hunnen aard. In dezen aard is hun wezenlijk karakter gegeven, is gegrond het soortbegrip, hoewel elk exemplaar toch weer iets bijzonders heeft, waardoor het van elk ander onderscheiden is. De boomen van dezelfde soort vertoonen overeenkomst, zoodat de eiken en de linden, de sparren en de berken in het algemeen worden onderkend aan hunne eigenschappen. Doch dat neemt niet weg, dat elke eik en elke linde, elke spar en elke 'cerk toch weder iets bijzonders heeft, zoodat ze ieder voor zich als een maaksel van eigen orde verschijnen, als een bijzonder schepsel Gods. Zoo openbaart zich, in onderscheiding van de menschelijke kunst, de onuitputtelijke rijkdom van Gods scheppend vermogen. Die rijkdom verschijnt in de diepten der hemelen, waar eene andere is de heerlijkheid der zon, eene andere is de heerlijkheid der maan, eene andere die der sterren. En ook van die sterren zegt de apostel: „ster verschilt in heerlijkheid van ster". En wat nu van alle schepselen geldt, zelfs in de engelen-wereld doorgaat, is ook op den mensch van toepassing.
Ook in die menschenwereld een oneindige rijkdom van levensvormen, ook daarin geen twee menschen precies gelijk, zelfs dan niet, als zij gedragen werden in ééne moederschoot, gezoogd werden aan ééne moederborst in eene zelfde spanne tijds. Deze verscheidenheid is er dus krachtens schepping en zou er ook zijn, indien de Wanklank van den zondeval de harmonieën des levens niet had verstoord. Ook dan zou die rijkdom Gods zich hebben geopenbaard. Ja, zelfs zou deze dan op nog veel schooner Wijze zijn verschenen. Ook dan zou de menschheid in veelheid van levensvormen ^ijn uitgebroken, zouden er ook rassen geboren zijn, met eigen lichaamsbouw en huidkleur, die de eenheid van het menschelijke op eigen wijze vertolkten. En deze verscheidenheid blyft niet slechts staan voor het lichamelijke, doch strekt zich ook uit over het zielkundig leven. Die verschillende rassen en de natiën, waarin zij uiteengaan, onderscheiden zich ook door de uitgangen huns levens, door heel de wijze, waarop zij het wereldleven doorvoelen en waardeeren.
In den oorsprong hebben zij allen, krachtens Gods schepping ten doel de heerlijkheid des Scheppers op het schoonst te doen uitstralen, moesten zij allen meewerken de menschheid op te bouwen tot een tempel der Majesteit Gods, opdat hun aller samenstemming in één lofaccoord het lied zou vertolken, dat de mensch als aller schepselen hoofd, zou aanheffen tot verheerlijking Gods. Op zichzelve is dus deze verscheidenheid in de menschenwereld instrument tot de openbaring van de wonderheid van Gods scheppend vermogen. Doch juist daarom doet ook in haar de werking van het gif der zonde zich gelden als een factor van verderf, van verwoesting, van versplintering en ontbinding des doods. Zij vooral werd een wapen in de hand van den overste dezer wereld om de vijandschap ten toppunt op te voeren. In den dienst der ongerechtigheid werd zij een prikkel om rassen tegen rassen, volken tegen volken, in haat en vijandschap te ontvlammen. Zij werd alzoo een middel, dat de wereld kon zetten in vuur en vlam, dat het monster van den oorlog kon ontketenen. De geschiedenis onzer dagen leert het, als wij maar denken aan het anti-semitisme, dat in Duitschland zijne triumfen viert.
Merkwaardig is ook, dat deze zelfde in zonde gevallen mensch, zoodra hij meent, dat deze in de schepping gegronde verscheidenheid hem een hinderpaal schijnt in het nastreven zijner doeleinden, zijne krachten gaat inspannen om ze uit te roeien en de uit het leven geboren verschillen door doode eenvormigheid weg te wisschen. De zonde dringt den mensch vaak in eene hopelooze worsteling tegen de ordinantièn Gods, zoodat telkens in de geschiedenis hefc communisme opstreeft om tot eene doode eenvormigheid te brengen wat God zelve verscheiden heeft gemaakt. En zoo leert ons ook Gods Woord, dat toen de gansche aarde nog van eenerlei sprake was en de menschen begonnen te vreezen, dat er verscheidenheid optreden zou, de menschen dit wilden voorkomen en zeiden : „kom aan, laat ons voor ons eene stad bouwen en eenen toren, welks opperste in den hemel zij en laat ons eenen naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de gansche aarde verstrooid worden". Maar dan komt ook de Heere en zegt: „Ziet, zij zijn eenerlei volk en hebben allen eenerlei spraak". Hij sneed af wat zij bedacht hadden te maken. En Hij verwarde de sprake, opdat een iegelijk de spraak zijns naasten niet zou verstaan. Zoo blies de Heere in de plannen der menschen, die ingaan tegen Zijn Raad, ingaan dus ook tegen Zijne ordinantie in de schepping neergelegd. Zoo werden de natiën geboren, en wijl zij overheerscht worden door den overste der wereld, met deze overheersching de eeuwige strijd, die nimmer, ook in onze dagen met hun volkenbond en conferenties voor den vrede, niet bezworen worden zal.
In die verwarde wereld is nu de Heere Jezus Christus verschenen, door Wiens levenswerk zij uit de dooden werd herboren en wat verstoord werd door den val hersteld in nieuwigheid des levens. En daarom als de verrezen Heiland is opgevaren ten hemel, brengt Hij Zijne Middelaarstaak ten einde. Hij laat niet af te arbeiden, totdat het werk der wederbaring zal voltrokken zijn en de nieuwe aarde is gekomen, waarin gerechtigheid woont en de kennis Gods tot hare volheid zal zijn opgebloeid. En opdat die dag zal aanbreken, zond Hij nu in Zijne plaats den Trooster, den Heiligen Geest, waardoor het werk voleindigd worden zal, dat Zijne hand begon. Daarom volgt op Paschen de hemelvaart en dan het Pinksterfeest. De eeuwen door zal Gods Kerk alzoo door den Heiligen Geest gedenken moeten aan wat gewrocht werd in den Heere Jezus, toen Hij werd opgewekt uit de dooden.
Zoo zien wij dan ook het Pinksterfeest intreden in de geschiedenis van Gods Kerk onder een reeks van teekenen, die te zamen de strekking hebben ons het wederbarend werk des Geestes af te malen. En een daarvan is het talen-wonder, dat ons leeren moet, hoe die wederbaring, die in Christus is volbracht, nu ook daartoe streKt, om de verscheidenheid der scheppingswerken, die door de zonde werd verkeerd in afgescheidenheid en vijandschap, in verwarring en ontwrichting, hersteld wordt tot eene schoone, God verheerlijkende levensharmonie.
De uitstorting des Heiligen Geestes wordt ons beschreven onder de teekenen van wind en vuur, dat op een iegelijk der discipelen zat. En toen begonnen zij te spreken met andere talen, zooals de Geest hun gaf uit te spreken.
Merk nu wel op welken weg de Heere volgt op den Pinksterdag. Vele vreemdelingen waren samengekomen te Jeruzalem. Van heinde en verre waren zij toegestroomd om de stad des grooten Konings te zien. En de talen van alle landen der toenmalige volkeren-wereld werden er gehoord. En de Heilige Geest komt in Zijne gemeente en die vreemde talen worden niet weggenomen, noch ook die eenerlei sprake der wereld van voor Babels torenbouw hersteld door eene machtige wonderdaad. Integendeel, de Heilige Geest past Zich in Zijne werking bij de werkelijkheid van het taalverschil tusschen de volkeren aan en Hij leert de discipelen de groote werken Gods verkondigen in al die vreemde talen. De ééne sprake des Heiligen Geestes roept Gods genade-daden in den Heere Jezus Christus uit in eene veelheid van talen om ons te leeren, dat Gods Kerk zal worden geroepen uit alle volken, tongen en natiën en komen zal uit de duisternis tot het wonderbare licht. De eenheid van Gods Kerk moet openbaar worden te midden eener zoo rijk gevarieerde menschenwereld. Andere talen spraken de discipelen, doch niet naar hunne willekeur. Niet zooals zij zelven begeerden, doch zooals de Geest hun gaf uit te spreken. De ééne waarheid Gods, het ééne licht genomen uit het eeuwig licht van Gods deugdenbeeld werd uitgedragen door den Heiligen Geest, doch de klankvormen, waarin het uitging, verschilden. Het was de ééne Heilige Geest, die in de discipelen zoo wonder machtig werkte, dat zij, elk naar de mate der Geestes-gaven, spraken in de talen hunner hoorders. Ook hier in dit werk der wederbaring verschijnt dus weder de grondtrek in Gods scheppend werken doordat het ééne in het vele uitblinkt. De ééne, diep verborgen eenheid van het door Gods Geest gewekte zieleleven openbaart zich in de veelheid van de taalvormen, waarin de discipelen spreken.
Zoo wordt ons dus geteekend de roeping van Gods Kerk als gewrocht van Gods Heiligen Geest. De discipelen spraken met andere talen, zooals de Geest hun gaf uit te spreken. Dit is dus precies het omgekeerde van hetgeen Rome deed en doet. De Roomsche Kerk voerde een kunsttaal in, greep het oude, dood geworden Latijn, als een middel aan om den schijn van eene eenheid te wekken en te behouden, die in doode eenvormigheid moest ontaarden. Ook in dat streven heeft de Heere geblazen door de Hervorming op te roepen, die van de kunst der hiërarchie zich afkeerde om het levensbeeld der eerste gemeente als het ideaal te grijpen, dat haar zou leiden op den weg des Heeren, Zooals op Pinksteren de Heilige Geest in de meest verscheiden talen de groote daden Gods verkondigde, zoo doet Hij nog. Hij past zich aan bij de levende werkelijkheid, bij de taal-verscheidenheid, opdat de eenheid van geloof en leven, de rijkdom en de schoonheid van Gods Kerk zal worden aanschouwd onder veelheid van vormen. Niet de verscheidenheid heft Hij op, maar Hij gaat met Zijne werking in die verscheidenheid in. De wereld der volken moet alzoo het universalisme des heils. dat in Christus verschenen is, leeren kennen. De belofte moest vervuld worden : Christus is gegeven tot een verbond des volks en tot een licht der heidenen. Die Schrift wordt op den Pinksterdag vervuld. Het ééne wonder van Gods genade werd in alle talen verkondigd, uit alle talen werd Zijne gemeente geroepen tot Zijn heil. Zoo gaat er van den Pinksterdag eene machtige roeping uit voor Gods Kerk, om als de Gezondene des Heeren in alle talen de groote daden Gods te verkondigen, om zendings-gemeente te zijn, medewerkster Gods, opdat Zijn huis vol worde en de dag zal komen, waarop het uitverkoren volk, gekomen van de einden der aarde, in de taal van het Nieuw Jeruzalem zal zingen : „Hem, die op den troon zit en het Lam zy de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid”.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

PINKSTEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's