Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DE GELUKZALIGE PELGRIM.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welgelukzalig is de mensch, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn. Als zij door het dal der moerbeziënboomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein ; Ook zal de regen hen gansch rijkelijk overdekken. Zij gaan van kracht tot kracht, een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. Psalm 84 : 6—8.

De psalmdichter bezingt in deze verzen de geestelijke voorrechten derzulken, die op God hun vertrouwen stellen en Hem zoeken.
Men neemt aan, dat deze 84ste Psalm is opgeweld in Davids ziel in de droevige dagen, dat hij door Absalom, zijn ontaarden zoon van den troon was verdreven en als balling ver van Jeruzalem omzwierf. Als ooit iemand de ijdelheid van alle aardsche grootheid en aanzien heeft gevoeld dan was het zeker deze ongelukkige Vader en Koning. Eenige dagen tevoren sierde hem nog de koninklijke heerlijkheid en bezat hij koninklijke macht. In één oogenblik is hem alles ontzonken en moet hij in een overhaaste vlucht het leven zien te redden van uit de moordende hand van een snooden zoon. Waar zal de mensch nu nog zijn vertrouwen in stellen als zelfs een troon van zulk een machtig koning als David omgestooten wordt ? Geloof maar gerust, dat David in die bewogen dagen ook alle vastigheden dezes tegenwoordigen tij ds onder zich voelde wegzinken.
Doch bij de ineenstorting van het aardsche huis zijns geluks en zijner kracht wordt in hem weer het kind Gods openbaar. Als hij ver van Jeruzalem als balling rondzwerft, is het niet in de eerste plaats eigen paleis en koninklijke macht en pracht, waarnaar zijn hart begeert. Heel deze psalm is een uiting van smachtend zielsverlangen naar God, naar Zijn woning, naar Zijn gemeenschap. Dat is hem hooger schat dan kroon en troon. Die God en Zijn verborgen omgang zijn hem het allerhoogste goed, zij zijn hem meerder waard dan de scepter. Het is ook een onverliesbaar goed en hij klemt er zich nu aan vast om er vertroosting voor zijn smart in te zoeken. In deze oogenblikken vindt hij in God kracht en troost voor zijn verslagen ziel.
Beter dan ooit ondervindt hij nu den rijkdom der schatten, die in God zijn. Bij Hem is balsem voor bloedende hartewonden, troost in verslagenheid, kracht en hoop voor gebrokenen. Hij is toch immers de Almachtige wiens troon onbewogen is. Hij verbreekt den raadslag der goddeloozen. Hun macht spat toch als een zeepbel uiteen, wanneer Hij het wil. En wat Zijn liefde wil bewerken ontzegt Hem Zijn vermogen niet. Op de liefde en trouw van een kind valt niet te bouwen. Doch Gods liefdebetoon en Zijn trouw jegens Zijn volk wankelen niet. Die staan vaster dan berg en rots. Daarom welgelukzalig de ziel, wiens sterkte in God is.
De sterkte in God zoeken, doet de mensch van nature niet. De natuurlijke mensch zoekt zijn vertrouwen en geluk in het goed dezer wereld, in rijkdommen, in genietingen van weelde en schoonheid, in najagen van zingenot. En hoe dwaas is het toch om op het goed dezer wereld te bouwen. Het is drijfzand, waarop het huis van ons leven en geluk niet kan gebouwd worden.
En in het geestelijke trekken wij het huis onzer zaligheid al evenzeer op den ijdelen bodem van eigengerechtigheden en vroomheid op. We bouwen op onze kennis, op ons diep gevoel en bewogenheid van ons gemoed, op de inbeelding van een droomgezicht. Doch alle sterkten, die we ons zelf hebben gebouwd, zullen ons teleurstellen in den dag des oordeels, gelijk de lampen der dwaze maagden teleurstelden.
Opene God onze oogen voor het ijdele en bedriegelijke onzer eigen gelegde fundamenten van zaligheid voor het tijdelijke en eeuwige leven, opdat we onze sterkte alleen in God zoeken en vinden mogen.
Welgelukzalig de mensch, die in alle levensteleurstelling en smart zich sterken mag in een almachtigen, liefdevollen en getrouwen God en Vader, en te midden van alle stormen des levens schuiling en vrede en vertroosting bij zijn God mag vinden.
Doch hooger, oneindig veel hooger is te roemen de schat der zielen, die terwijl ze bij zich zelf slechts zonde en schuld zien en geen deugden of vroomheid van eenige waarde in Gods oogen bezitten, zoodat ze zich in het gericht Gods als een verlorene schatten, toch een hartelijk geloofsvertrouwen in de barmhartigheid en genade Gods in Christus mogen bezitten, waardoor ze zonder vrees en verschrikking voor God kunnen verschijnen. Haar lampen zullen branden in de toekomst onzes Heeren Jezus Christus.
Als onze sterkte nu in God is, zullen in ons hart ook de gebaande wegen zijn. Deze gebaande wegen zijn de groote heirwegen naar Jeruzalem, waarlangs de pelgrims opgingen naar de Godsstad. Het was een zielsverlustiging voor den waren feestganger naar Jeruzalem om den 'tocht langs deze wegen met Gods vrome volk te mogen inleven en mee te maken ; want het was de weg tot zijn God; tot diens woning, waar Zijn liefelijkheid en schoonen dienst en vrije gunst aanschouwd en genoten werd. Daar zou hij in zijn gebeden allen nood zijns levens aan zijn God voorleggen of Hem loven en danken met al Gods gunstgenooten. Wat blijdschap jubelde in zijn ziel wanneer de Israëliet gedacht aan den opgang naar Gods huis.
Thans is de tempel niet meer. Gods altaren zijn verwoest. Langs Palestina's heirwegen treft men geen groepen van blijde feestgangers meer aan.
Wat zullen wij dan met deze gebaande wegen moeten doen ? Zitten wij hier in verlegenheid ? Geenszins. Het is nog 'de lust van Gods volk om den weg tot God te bepeinzen en zich daarin te verlustigen. Een betere en hoogere weg tot God dan de gebaande heirwegen waren is gebaand door Gods Zoon zelf, die de weg, de deur is tot den Vader. Over dien Middelaar en Zaligmaker verblijdt zich iedere ziel, die haar verlorenheid en onmacht ter zelfverlossing heeft gezien. In Hem is al haar heil, haar hoop, haar vreugd. Zijn volbracht verlossingswerk is een bron van hartverblijden.
Welgelukzalig de ziel, die in Christus en Zijn schatten haar vreugde vindt en door Hem eenmaal tot haren God en Vader mag giaan. Zoek als een boetvaardig zondaar uw zaligheid buiten uzelf in dien Christus.
De weg met God en naar God nu is wel een weg, waarop de Heere ons bekrachtigt, een weg van blijdschap en hoop. Dat neemt echter niet weg, dat op dien weg toch veel verdrukkingen te lijden gegeven worden.
Een beeld daarvan is ook de weg naar Jeruzalem. Vele pelgrims moesten door het moerbeziëndal of zooals vele uitleggers gaarne lezen door het Baka-dal, het dal des geweens, waarbij men heeft te denken aan een zeer heet en droog, benauwend gedeelte van den weg. Zweet en tranen 'kostte de doortocht van dit dal.
Is dat in de praktijk van het geestelijke leven niet in het algemeen waar, dat de weg naar Sion ook door tranendalen gaat ? Neen de diepe dalen der smart ontbreken niet in den weg der kinderen Gods. „In de wereld zult gij verdrukking hebben" heeft de mond der Waarheid gezegd. Levensleed en strijd blijven geen vreemde zaken voor Gods kinderen, opdat zij 'dezer wereld en haar schatten steeds meer zullen afsterven en hun levenskracht en blijdschap alleen in God zullen zoeken.
Wel is waar heeft de weg naar Sions zijn Bakadalen, maar deze dalen komen de pelgrims naar Sion toch door. Onze tekst spreekt ook van doorgaan. Zij zullen eenmaal Sion betreden en dan zal hun droefheid in blijdschap veranderd worden. Een kind Gods heeft den hemel voor zich en boven zich, en het eind der reis is, hoe ook de stormen mogen loeien, hoe ook zandwoestijnen doorgezwoegd moeten worden, toch ingang in de eeuwige Godsstad.
En onderwijl ze het tranendal in deze wereld doorgaan, stellen ze hun God tot een fontein. God de Heere is hun dan een bron van kracht en zielevreugd, zoodat ze kunnen zingen :
Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven.
Ja. In de grootste smarten. Blijven hunne harten In den Heer' gerust.
De Heere zal Zijn volk in dit moeilijk leven niet begeven. Hij zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden en des nachts zal Zijn lied bij hen zijn. Zongen Paulus en Silas in den kerker geen lofzangen ? En de Heere is gisteren en heden dezelfde en tot in alle eeuwigheid. Hij blijft met Zijn volk alle de dagen.
Welgelukzalig de ziel, die den Heere heeft tot een fontein van kracht en troost, wanneer ze gaat door dalen der verdrukking.
Welk een rijk beeld ! De Heere — een fontein. Immers een fontein geeft zoo gewillig een overvloed van water.
Ook zal de regen hen gansch rijkelijk overdekken. De zegeningen en verkwikkingen zullen als een milde regen op hen neerdalen. Zoo wordt de druk verwisseld in geluk. In het tranendal wordt God en Zijn verbergen kracht en vertroosting teruggevonden. Nu begrijpen we, waarom de apostel Jacobus schrijven kon : Acht het voor groote vreugde, mijne broeders, wanneer gij in vele verzoekingen valt. God geeft blijdschap in droefheid, schept licht in de duisternis. Door de tranen heen geeft Hij den glimlach der zielevreugde in God.
Zoo zullen ze gaan van kracht tot kracht, totdat een iegelijk van ben zal verschijnen voor God in Sion.
Zal de pelgrim nu kracht bij kracht voegen en sterk geworden den tocht voleindigen ? Zoo zal menigmaal de gedachte zijn, wanneer deze psalm wordt gezongen.
Rijker en troostvoller voor een arm en vermoeid pelgrim wordt het echter, wanneer wij de uitdrukking van kracht tot kracht anders opvatten, n.l. van rustplaats tot rustplaats. Het ging immers op den tocht naar Jeruzalem ook van rustplaats tot rustplaats, waar telkens nieuwe kracht werd opgedaan. Zoo krijgt ook dit woord zijn troostrijke beteekenis voor de reis naar het hemelsche Sion. Daar stort de Heere Zijn vermoeide pelgrims ook telkens nieuwe kracht in om gesterkt en getroost voort te gaan. Dan sterken ze zich door gebed in hun God en nemen hun kruis weer getroost en blijmoedig op. Zijn stok en Zijn staf ondersteunen hen. Ze steunen op den Heere, de kracht van hun kracht.
Zoo zal een iegelijk van hen verschijnen voor God in Sion. Het einddoel wordt bereikt. De tocht was wel onder vele verdrukkingen, het kruis vaak zwaar, de bracht soms uitgeput. Doch een iegelijk van hen verschijnt eenmaal voor God in Sion. Niet één van hen zal gemist worden.
Heerlijk vooruitzicht! Eens zullen onze voeten de heerlijke Godsstad betreden. Pelgrimskleed en staf zullen dan afgelegd worden en vervangen door de hemelsche gewaden van Christus' gerechtigheid. Vergeten zal dan alle levensleed zijn, want alle tranen zullen van de oogen afgewischt worden en God zal verzadiging van vreugde geven.
Niemand zal daar klagen : „Ik, ellendig mensch", doch wij zullen ontwaakt Gods lof ontvouwen, Hem in gerechtigheid aanschouwen, verzadigd met Zijn Goddelijk beeld.
Zie daarom o pelgrim niet te zeer op de bezwaren van den weg uws levens. Zie vooruit naar de heerlijkheid, die aan u zal geopenbaard worden.

Oldebroek,
J. Lekkerkerker

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's