Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

2. De Woord-Openbaring: ods is reeds vóór den val. De onderwijzing aangaande goed en kwaad, gehoorzaamheid en zonde, leven en dood, zegen en vloek wordt door God Zelf in het Paradijs gegeven aan den mensch. Zelf leert de Heere den mensch den weg, dien hij te gaan heeft, om het heerlijk einddoel van eeuwige zaligheid te bereiken en zijn levenstaak hier op aarde te vervullen tot Gods eer, tot des naasten heil en tot zegen voor zichzelf. Van 't eerste oogenblik afaan is des Heeren oog op den mensch geweest en heeft Hij hem raad gegeven. Ps. 32 : 8.
Deze openbaring, leering en onderwijzing Gods (proefgebod, zegen, vloek, leven, dood, goed, kwaad enz. enz.) is in de volgende geslachten in gedachtenis gehouden. Lamech, de vader van Noach, die uit het 9de geslacht na Adam is en die uitziet naar troost weet het goed, dat „het aardrijk door den Heere is vervloekt" Gen. 5 : 29. Dat feit aanvaardt hij niet zonder meer, maar weet, dat het van den Heere is geschied („naar den mond des Heeren").
Dat het Woord des Heeren (het onbeschreven Woord van God) door mondelinge overlevering-bewaard werd kon toen gemakkelijker geschieden, omdat de menschen toen veel hooger leeftijd bereikten en minder in getal waren. Adam leefde tot in het 9de geslacht, nog 56 jaren met Lamech, den vader van Noach, die de paradijsgeschiedenis kende en in geloove aan Gods belofte (Gen. 3 : 15) naar troost en verlossing uitzag (Gen. 5 : 28, 29). De zoon van Noach, Sem, leefde nog 50 jaar in Izaks tijd! Zoo hebben de openbaringen, de woorden des Heeren, zich voortgeplant van geslacht tot geslacht vele malen en op velerlei wijze tot de menschen komend (verschijningen, droomen, gezichten, prediking, profetie — Gen. 3 : 15 enz. — wonderen enz.). Niet alles wat God geopenbaard heeft is opgeschreven en bewaard, maar alleen zooveel ons van noode is in dit leven tot Zijn eer en onze zaligheid. Hierin handelt God naar Zijn raad en welbehagen en ook dit is weer een object van geloof en niet een voorwerp van verstandelijk begrijpen. Zelfs voor het leven van Jezus, wat Zijn woorden en werken betreft, geldt het, dat lang .niet alles bewaard is, wat Hij heeft gezegd en gedaan. Joh. 21 : 25. Hierbij past ons het zwijgen, om geloovig te betrachten alles wat God ons in Zijn Woord heeft bekend gemaakt en bewaard, opdat er geen wederhoorig en boos geslacht opgroeit (Ps. 78).
Onder de Oude Bedeeling heeft God, Die met het menschengeslacht in 't algemeen begonnen is (Adam, Noach) Zich, naar Zijn raad en welbehagen, in den voortgang bijzonder bepaald tot het volk Israël (particularistisch karakter der O. T. Kerken), Ps. 147 : 19, 20 : „Hij maakt Jacob Zijne woorden bekend, Israël Zijne inzettingen en Zijne rechten. Alzóó heeft Hij aan geen volk gedaan". Rom. 3 : 1 en 2 : „Welk is dan het voordeel van den Jood, of welke is de nuttigheid der besnijdenis? Veel in alle manieren. Want dit is wel het eerste, dat hun de woorden Gods zijn toebetrouwd". Psalm 78 : 5 : „Want Hij heeft eene getuigenis opgericht in Jacob en eene wet gesteld in Israël”.
Wanneer wij dus onder openbaring Gods verstaan een daad Gods, waardoor Hij uit Zijne eeuwige zelfkennis mededeeling doet aan den mensch, opdat deze op zoodanige wijze Godskennis krijgt en daarin toeneemt, (verkregen Godskennis) dan is Israël, het bondsvolk, wel rijk bevoorrecht ! Door gedurige openbaring hebben zij alzoo het Woord Gods ontvangen, niet door den wil des menschen, maar door de souvereine en genadige daad Gods. „Alzoo heeft Hij aan geen volk gedaan”.
3. Noch in Adams tijd, noch ook in de dagen van Noach, Abraham, Izaak en Jacob was er een Bijbel. Wel was er Godsopenbaring, wel was er Gods Woord, maar geen geschreven Woord van God. Ook toen heeft de Heere „vele malen en op velerlei wijze" tot de vaderen gesproken (Hebr. 1:1) maar in de eerste 25 eeuwen was er nog geen geschreven Woord (hoewel schriftelijke stukken en oorkonden langzamerhand komen).
De Heilige Schrift is op Gods tijd en op Zijn wijze saamgesteld, opgeschreven en bewaard. Het is Gods werk van het begin tot het eind. „Want de profetie" (de leering en onderwijzing) „is voortijds niet voortgebracht door den wil eens menschen, maar de heilige menschen Gods, door den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken" 2 Petr. 1 vers 21. „Al de Schrift" (de Schriften, waarin Timotheüs onderwezen was, de Schriften des Ouden Testaments) „is van God ingegeven" (2 Tim. 3 vers 16 (lees 2 Tim. 3 vers 14—17). Art. 3 Ned. Geloofsbelijdenis zegt: „Wij belijden, dat het Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door den wil van den mensch maar dat de heilige mannen Gods, toen zij spraken, gedreven zijn door den Heiligen Geest". (De theopneustie, de inspiratie).
Zoo hebben we in den loop der eeuwen (Mozes 2500 jaar na de Schepping, het boek de Openbaring 100 jaar na Chr.) de Heilige Schrift gekregen, welke aan de Kerk is toebetrouwd en de Heere komt nu niet, in den loop der historie, langs den weg van onmiddellijke openbaring tot ieders ziele afzonderlijk, maar er is in de Heilige Schrift één Godsopenbaring voor allen saam, en zóó is de Kerk des Heeren van alle eeuwen één lichaam, één volk, één huis, één heilig priesterdom, dat gebouwd is op het fundament van Profeten en Apostelen. En de Kerk des Heeren heeft het Woord Gods uit te dragen tot de uiterste einden der aarde. „Predikt het Woord" ! (Geen leven bij een „lumen internum", z.g. „inwendig licht" ; geen spiritualistisch individualisme en anarchisme. „Ik zet mijn treden in Uw spoor, opdat mijn voet niet uit zou glijden" Ps. 17. Ps. 119 vers 105 : „Uw Woord is een lamp......")
4. De Heere Zelf heeft bevel gegeven, dat Zijn Openbaring, Zijn Woord, dat voor alle eeuwen bestemd was, en dat mee de éénheid der Kerk zou uitmaken, op Schrift. zou worden gesteld, terwijl van Hem het bevel, maar ook de wijsheid en de kracht uitging (2 Tim. 3 : 16, 2 Petr. 1 : 21). En zóó kreeg Oud-Israël de verzameling van Heilige Schriften (Biblia) : „Mozes, de Psalmen en de Profeten", waarbij de Heiland leefde, zijnde het Woord Zijns Vaders. Waarbij ook de Apostelen leefden, zich verheugend, dat alles ging „naar de Schriften", naar Gods Woord en Waarheid, waarbij zij zelf weer door den Heiligen Geest geleerd en geleid werden om de Waarheid Gods der Nieuwe Bedeeling op Schrift te stellen, waarvan de Kerk des Heeren niet zou mogen afwijken ; zij moest zelve zijn een pilaar en vastigheid der Waarheid, levende bij het Woord, gebouwd op het fundament der Apostelen en Profeten.
5. De Heiligde Schrift heeft een geschiedenis. God is de groote Werkmeester, maar Hij gebruikt menschen (de twee-naturenleer der Heilige Schrift: Gods Woord geschreven door menschen). In Mozes' tijd lezen we van het bevel Gods om Zijn Woord op te schrijven. Ex. 17 : 14 : „Toen zeide de HEERE tot Mozes : schrijf dit ter gedachtenis in een boek en leg het in de ooren van Jozua". Num. 33 : 2 : „En Mozes schreef hunne uittochten naar hunne reizen, naar den mond des HEEREN". (Naar den mond des Heeren = zooals de . Heere het hem zegt. Ook de historie beschrijving is „naar den mond des Heeren” !)
De schrijfkunst was reeds vroeg onder de Israëlieten bekend. (Ex. 17 : 14 ; 24 : 4 en-7 ; 34 : 27 ; Num. 33 : 2 ; Deut. 31:9 en 24 ; Richt. 8 : 14 ; 2 Sam. 8 : 17 ; 11 : 14 ; Ps. 45 : 2 spreekt van „snel en vaardig" schrijven) . Men schreef met een riet, Ps. 45 : 2, Jer. 8:8; 3 Joh. 13, waaraan met een schrijversmes een punt werd gesneden (Jer. 36 : 23). Ook spreekt Job van de kunst, om met een ijzeren stift in steen letters te graveeren (Job 19). Bij het schrijven gebruikte men een soort papier, dat men bereidde uit het saamgeperste merg van het papyrusriet, dat in den Nijl groeide, ook in den Eufraat en thans nog in het meer van Gennesareth. Later gebruikte men perkament (2 Tim. 4 : 13), dat men verkreeg door dierenhuiden toe te bereiden, welke kunst men vooral verstond in Pergamum (Openb. 2 : 12). Sedert de 10de eeuw is dat dure perkament vervangen door papier uit boomwol vervaardigd, terwijl sedert de 13de eeuw het papier uit linnen en lompen bereid wordt).
Oorspronkelijk werden alleen de medeklinkers geschreven. David schreef men : DVD. De klinkers werden niet ingevoegd en daarbij werden de woorden zonder scheiding onderling, vlak naast en haast tegen elkaar geschreven, zonder leesteekens; ook was er geen indeeling in hoofdstukken en verzen. (De hoofdstukverdeeling is geschied door den Spaanschen kardinaal Hugo van St. Caro, ongeveer 1225. In 1551 is de versverdeeling aangebracht door den geleerden boekdrukker Robert Etienne).
6. De Heilige Schrift bestaat uit Oud- en Nieuw-Testament. Deze naam „Testament" is afkomstig uit den Latijnschen bijbel (de Vulgata). Daar vinden we 2 Cor. 3 : 14 de benaming Oude Testament. („Maar hunne zinnen zijn verhard ge worden : want tot op den dag van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden ") Dat woord Testament is in de Vulgata (de algemeen erkende bijbel der Roomsche Kerk) een vertaling van het Grieksche woord in de Septuaginta (de vertaling der LXX), dat, uit het Hebreeuwsch overgezet. Verbond beteekent. En in dat woord Verbond zit de gedachte, dat God een verbond heeft opg'ericht in Christus, waarover de Bijbel in Oud-en Nieuw-Testament handelt. De inhoud van het O. T. is dan ook de belofte-geschiedenis en het N. T. de vervullingsgeschiedenis, waarvan Jezus Christus het centrale, het één en het al is. In heel de Schrift spreekt God van Zijn genadeverbond, van Jezus Christus, van den weg der zaligheid, eerst onder de Oude Bedeeling en dan — als de tijd daarvoor „vol" is, Gal. 4:4 — onder de Nieuwe Bedeeling. Eerst schaduw en belofte (met wezenlijken inhoud), dan vervulling ! De groote inhoud van Gods Woord gaat om dat Verbond Gods, om den weg der zaligheid, voor de Oud-en voor de Nieuw Testamentische Kerk. Hand. 4 : 12 : „En de zaligheid is in geenen anderen; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden". De vromen der Oude Bedeeling hebben er bij belofte, bij offer en altaar naar uitgezien en zijn in geloove gestorven, terwijl aan de Nieuw Testamentische Kerk het heilsfeit in volle heerlijkheid is geopenbaard. En alles valt saam in „het Lam Gods" dat én onder de Oude-en onder de Nieuwe Bedeeling en in den staat van eeuwige heerlijkheid der Kerk toekomt de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Openb. 5 : 13. (Het woord Testament wil dus, als we spreken van O. en N. T., niet zoozeer doen denken aan „uiterste wilsbeschikking" maar aan het vaste Verbond, dat God in Christus heeft opgericht en waaraan Hij trouwe houdt tot in eeuwigheid door alle tijden heen, tot in eeuwigheid).
7. Het O. T. is voor het overgroote deel geschreven in de Hebreeuwsche taal; welke taal in de Schrift genoemd wordt „de tale Kanaans" Jes. 19 : 18a : „Te dien dage zullen er vijf steden in Egypte zijn, sprekende de spraak van Kanaan". Het Arameesch was „de taal van het Noorden". De Moabieten spraken „de taal van het Zuiden". En het Hebreeuwsch was de taal van de Kanaanieten, welke taal Abraham overnam.
Zoo werd de taal van de vervloekte Kanaanieten (Gen. 9 vers 25) de taal voor de Godsopenbaring, de heilige taal, totdat in de dagen na de ballingschap 't Arameesch, de taal van het Noorden, weer .meer op den voorgrond komt. (De Heiland zal wel Arameesch gesproken hebben).
Het overgroote deel van het Oude Testament is in het Hebreeuwsch, de tale Kanaans, geschreven ; slechts eenige stukken in Ezra, Jeremia en Daniël zijn in het Arameesch gesteld (Ezra 4 vs. 8 — 6 vs. 18 ; Jer. 10 vs. 11 ; Dan. 2 vers 4 — 7 vs. 28).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

GEREFORMEERDE GELOOFSLEER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's