Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

LEIDING.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal u onderwijzen en u leeren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven. Mijn oog zal op u zijn". Psalm 32 vers 8.

Als ge den 32sten psalm leest, zult ge bemerken, dat met deze woorden het tweede gedeelte wordt ingeleid. In 't voorafgaande verhaalt David van dien vreeselij ken tijd in zijn leven, dat hij zijn zonde wilde bedekken en zich wilde handhaven tegenover God en menschen. Vergissen wij ons niet, dan is dit de tijd geweest die aan de zielsworsteling van Psalm 51 vooafging. „Toen ik zweeg....."
Heftige bewogenheid doortrilt daarom de eerste zeven verzen van onzen psalm. Doch de Heere had hem gezocht en verbrijzeld ; de vergiffenis, door Nathan hem aangezegd, was door den Heiligen Geest hem toegeëigend : „Gij omringt mij met vroolijke gezangen van bevrijding".
En dan komt de wending ; en de rustige betuiging: „Ik zal u onderwijzen....."
Wie zegt dit ? Och, 't is toch feitelijk 't zelfde of men (met Calvijn en onze Kantteekenaren verg. Ps. 51 : 14 en 15a) meent, dat David hier spreekt, of dat de Heere Zelve hier sprekende wordt ingevoerd. Want ook in het eerste geval is Hij het. Die door Zijn Geest den psalmist doet getuigen en laat onderwijzen.
„Ik zal u onderwijzen" — zoo spreekt dus de Heere — „en u leeren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven. Mijn oog zal op u zijn”.
De Heere de leidsman. Van nature willen we dat niet. Willen wij ons zelf leiden. Zeker, wij kennen dat eenvoudige rijmwoord wel:
„Wie zijn eigen weg wil gaan.
Ziet dwaallicht vaak voor sterren aan", maar dat geldt immers voor ongezeglijke, eigenwijze kinderen, die niet luisteren willen naar hun ouders, om dit, als het te laat is, openlijk of heimelijk te betreuren. Doch om te erkennen dat dit feitelijk voor ieder mensch geldt En tóch is het zoo, al is het slechts schijn, dat de natuurlijke mensch zichzelf leidt en eigen weg bepaalt. Ook hij wordt geleid, en niet maar door zijn eigenbelang, zijn lusten of begeerten, neen, in werkelijkheid door den verleider, den vorst der duisternis ! En in al die dwaalwegen, die zonder bepaalde richting dor elkander schijnen te loopen, is toch wel één vaste lijn : zij buigen af naar den eeuwigen dood.
Ja, ook Satan neemt het woord van onzen tekst over en roept: „Laat ik u onderwijzen en leeren van den weg, dien gij gaan zult". Hij vraagt er bij (wat de Heere niet doet) wat wij wenschen. Rijkdom ? Eer ? Geluk ? Nog spreekt hij : „Dit alles zal ik u geven, als gij, nedervallende, mij zult aanbidden". Wilt ge misschien naar den hemel? Ook dan wil hij gaarne als gids dienst doen. Hij kan zoo schoon prediken ! Maar 't is een Evangelie naar den mensch, waarin de Waarheid Gods wordt verduisterd, en een geloof en een bekeering worden aangeprezen, die menschenwerk zijn. Zoo verwekt hij valsche gerustheid, die versterkt wordt door blinde leidslieden, die de verblinden leiden, totdat beide vallen in den afgrond.
Reeds in het Paradijs gelukte het hem, zich als een betrouwbaar leidsman voor te doen, en ook de moderne mensch, neen, niet alleen degene, die godsdienst opium scheldt, óók die in religieusiteit („vleeschelijke godsdienst") heil zoekt, wordt door hem geleid ; door hem, d.w.z. door den leugengeest, den verleider, den „menschenmoorder van den beginne”.
Slechts Eén is er geweest, Die zich niet door hem leiden liet; Die in de woestijn hem tot driemaal toe van Zich afsloeg met het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord : „Ga achter Mij, satan, er staat geschreven " De Zoon des Menschen, Die daarom geworden is de Goede Herder !
Bij Jeremia (3 vers 22) roept de Heere : „Keert weder, gij afkeerige kinderen. Ik zal uwe afkeeringen (uwe afdwalingen) genezen" . Ja, dat is allereerst noodig : ontdekt te worden aan ons dwalen op paden van onheil; aan ons ons-laten-leiden door den geest en de kracht der dwaling, waardoor Satan de menschenkinderen gevangen houdt. Aan wederkeer gaat de belijdenis des harten vooraf : „Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond, dat onbedacht zijn herder heeft verloren, en de bede : „Ai! Zoek uw knecht......”
Hebben wij dat reeds geleerd ?
Het is rijke genade, als de Heere dwalenden ontdekt en staande houdt; Zijn vrije gunst, als Hij de schellen doet van de oogen vallen en de listen van Satan leert vreezen ; het is genade voor genade, als Hij Zijn weder afgedwaalde kinderen (als David) door Zijn Geest en Woord grijpt in het hart en terugvoert — dan komt er behoefte aan leiding, leiding door den Geest der Waarheid.
En nu belooft de Heere Zelf ons leiding te geven, leiding aan dwalenden, die hun eigen dwaalziek hart en de verleiding van den Booze hebben leeren vreezen. „Ziet toe, dat gij geduriglijk vreest". Aan zulken geeft de Heere in hun hulpeloosheid een Leidsman. Niet maar een Engel, neen, Hij beloofde reeds het Zelf te zullen doen : „Want hun Ontfermer zal ze leiden" (Jesaja 49 vs. lOm) en , J)e Heere zal u geduriglijk leiden" (Jesaja 58 vers 11a). Hij leidt hen in hun schuld; immers hun afdwalen van den rechten weg is ongerechtigheid. Dan komt de vraag : „Wie zal de afdwalingen verstaan? " Doch dan leert de Geest ook de heerlijkheid aanschouwen van Hem, Die gekomen is om terecht te brengen wat verdwaald, om te zoeken wat verloren was ; Die daartoe den Verleider van Zich sloeg met het zwaard des Woords ; de Heere Jezus Christus, Die de schuld van hun afdwalen verzoende ; immers Gods Kerk belijdt met Jesaja 53 vers 6 : „Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijnen weg ; doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen”.
De goede Herder, Die Zijn leven voor Zijn schapen stelde, maar nu ook niet toelaat, dat er één van verloren zou gaan.
Zulk een Leidsman en Heiland leert de Heere nu Zijn volk begeeren en kennen.
Lezer, wie heeft in ons huis, ons hart, ons leven de leiding ?
Niet of wij „Christelijk" schijnen, maar of Christus de leiding heeft en wij waarlijk Christen zijn, dat is de groote vraag.
„Heere, maak mij Uwe wegen bekend" (Psalm 25:4), want zoovelen als er door den Geest geleid worden, die zijn kinderen Gods. Zijn wij èn voor onszelf èn voor onze gedoopte kinderen hiermede reeds werkzaam geworden voor den troon der genade, om die weldaad van het Verbond der Genade deelachtig te worden ?
Als de Heere het hart wederbaart en den wil buigt, Komt er een „zich laten leiden". Lust en liefde om naar al de geboden des Heeren te leven.
In Christus is ook de belofte uit onzen tekst „ja en amen". Want Hij is van God gegeven tot wijsheid. Hij is de hoogste profeet en leeraar, die ons den Raad en wil Gods aangaande onze verlossing volkomen geopenbaard heeft. Die door Zijn Geest en Woord het geloof werkt om op den Weg Christus te wandelen ; het Lam te volgen, waar het ook henengaat. Evenals David heeft ieder van Gods kinderen leiding noodig ; dagelijks ; in ieder opzicht.
Begeert niet het vleesch tegen den Geest ? Het vleesch, d.i. de oude natuur, die gekruisigd moet zijn en worden, doch die telkens probeert te heerschen ?
Zoodat de bede moet blijven : „Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze.”
O, het gevaar van afdwalen blijft; niet alleen in de richting der ongerechtigheid. Zeker, ook dat. Ziet het bij David. Doch evenzeer om af te buigen naar eigengerechtigheid en eigen willige vroomheid.
Hoort maar, hoe de apostel in liefde toornen moet tegen de Galatiërs (Gal. 3 vers 1 en 2).
Als de overste Leidsman niet tevens was de zoekende Heiland, de Voleinder des geloofs, zou er dan wel één voor God in Sion kunnen verschijnen ?
Ook na ontvangen genade blijft het:
„Wie zoude de afdwalingen verstaan ? " En als de Heere zegt: tot hiertoe en niet verder zult gij afwijken" en men ziet, hoe ver men weer af is van de gemeenschap met Hem, moet vol weemoed worden geklaagd : „Och, wierd ik derwaarts weer geleid" (Ps. 63 : 2).
Geleid worden beteekent volgen. Ook als de wegen voor vleesch en bloed moeilijk worden. Als het uiterlijk of innerlijk „verdrukking" is, of beide !
Dan zouden wij zoo graag den Leidsman voorgaan om een andere richting uit te gaan. Dan wordt het gebed meer een dwingen, dan een smeeken „Uw wil geschiede." Nu laat de Heere de Zijnen wel eens toe hun eigen weg te gaan. Opdat ze er echter in vast zullen loopen en ervaren, dat er hoogstens een oogenblik van voldoening, maar nimmer duurzame vrede wordt gesmaakt.
„Ik zal u leeren van den weg, dien gij gaan zult.....”
’t Is soms zoo moeilijk te weten, welke de weg des Heeren is ; vooral bij een tweesprong. Het gevaar is dan groot om wat ons verkieslijk schijnt te gaan beredeneeren als Zijn weg. Daarom is het verborgen omgang oefenen in 't gebed zoo levensnood zakelijk.­
En wat gebeurt het maar al te weinig ! „Mijn oog zal op u zijn". Wonder van genade ! 't Oog van den Heilige ! 't Is alleen mogelijk in Christus; als de Heere Zijn schuldige volk aanziet in Hem, bekleed met Zijn gerechtigheid.
„Mijn oog zal op u zijn". Hoe ontroerend teeder juicht Ps. 103 ervan :
„Geen vader sloeg met grooter mededoogen, op teeder kroost ooit Zijn ontfermend' oogen, dan Isrels Heer op ieder, die Hem vreest.”
„Ik zal raad geven" — zoo spreekt de Heere tot Zijn gewillig gemaakte kinderen. „Ik raad u.....”
Daarom : „Weest niet gelijk een paard enz. (VS. 9).”
En toch, hoe vaak moeten wij niet met Asaf (Ps. 73 : 22) belijden : „Ik was een groot beest bij u" d.i. ik was een monster van onredelijkheid in mijn verhouding tot U ? Totdat de Heere „in het heiligdom" ons tekstwoord weder waar maakt en toont, hoe wegen van moeite en druk juist tot loutering noodzakelijk waren !
Ja, Hij leidt soms langs ongebaande wegen, en toch : „Zij hadden geen dorst, toen Hij ze leidde door de woeste plaatsen : Hij deed hun water uit den rotssteen vlieten" (Jesaja 48 vers 21). Christus is de geslagen steenrots. Dan wordt het gezongen : „De Heere is mijn Herder". Hun Ontfermer zal ze leiden, hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren ! De profeet (Jes. 63 vers 14b) wist het reeds : „Alzoo hebt Gij Uw volk geleid, opdat Gij U een heerlijken Naam zoudt maken”.
Vinkeveen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's